ECLI:NL:RBNNE:2013:4378

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
18/670334-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontucht met minderjarigen en verleiding tot ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De verdachte, geboren in 1939, werd aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder poging tot ontucht met een jongen jonger dan 16 jaar en het verleidend benaderen van een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een vriendschappelijke relatie had opgebouwd met de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en dat hij hen cadeaus gaf, waaronder een mobiele telefoon en speelgoed, om hun vertrouwen te winnen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de betrouwbaarheid van deze verklaringen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten die niet bewezen konden worden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en moet zich houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een behandeling gericht op relaties en seksualiteit. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer 1] voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/670334-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1939 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juni 2013. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreek de
periode van 1 januari 2009 tot en met [datum] 2009, in de gemeente
Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) een of meer afbeelding(en),
voorwerp(en) en/of gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) waarvan
de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van
zestien jaar, te weten een of meer pornofilm(s), (telkens) heeft aangeboden
aan de minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], van wie hij (telkens)
wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze jonger was dan zestien jaar;
art 240a Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreek de
periode van 1 januari 2009 tot en met [datum] 2009, in de gemeente
Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) een of meer afbeelding(en),
voorwerp(en) of gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) waarvan de
vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van
zestien jaar, te weten een of meer pornofilm(s), (telkens) te verstrekken, aan
te bieden en/of te vertonen aan de minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum]
, van wie hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze
jonger was dan zestien jaar,
(telkens) die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld en/of gevraagd samen met verdachte naar
(een) pornofilm(s) te kijken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
art 240a Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2009 tot en met [datum] 2009 te [plaatsnaam], gemeente
Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum]
, die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen,
(telkens) die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld en/of gevraagd hem, verdachte, af te
trekken en/of door verdachte afgetrokken te worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, of omstreeks de
periode van [datum] 2006 tot en met [datum] 2009 te [plaatsnaam], gemeente
Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) door giften of beloften van geld of
goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of
door misleiding, te weten door het geven van (een) cadeau(s) aan na te noemen
[slachtoffer 2] en/of door gebruik te maken van het grote leeftijdsverschil tussen
verdachte en die [slachtoffer 2] en/of van het psychische overwicht van verdachte op die
[slachtoffer 2],
(telkens) [slachtoffer 2], geboren op 18 februari 1995, van wie verdachte (telkens)
wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren
nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige
handelingen te plegen, namelijk dat die [slachtoffer 2] zichzelf ging aftrekken en/of van
verdachte te dulden dat verdachte zich ten overstaan van en zichtbaar voor die
[slachtoffer 2] ging aftrekken;
art 248a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreek de
periode van [datum] 2006 tot en met [datum] 2009, in de gemeente
Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) een of meer afbeelding(en),
voorwerp(en) en/of gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) waarvan
de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van
zestien jaar, te weten een of meer pornofilm(s), (telkens) heeft verstrekt,
aangeboden en/of vertoond aan de minderjarige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum]
, van wie hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
dat deze jonger was dan zestien jaar;
art 240a Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft aangevoerd de verklaringen van[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar te achten. Deze verklaringen ondersteunen elkaar onderling, terwijl verdachte de leuke dingen, waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zeggen dat ze die met verdachte hebben gedaan, heeft bevestigd. Verdachte heeft ook bekend dat hij [slachtoffer 2] cadeaus heeft gegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor algehele vrijspraak. Hij heeft daartoe aangevoerd dat moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het betreft hier oude zaken. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn jaren later over de feiten gehoord. Vooral bij jonge kinderen tast dat de betrouwbaarheid van hun verklaringen aan. Daar komt bij dat uit het dossier naar voren komt dat het verstandelijke niveau van [slachtoffer 1] beperkt is, waardoor hij mogelijk in zijn verklaringen is gestuurd. Ook is niet uit te sluiten dat de verklaringen onderling op elkaar zijn afgestemd. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veelvuldig contact hebben en dat in het gezin van [slachtoffer 1] gezamenlijk dingen worden besproken.
Ten aanzien van de afzonderlijke feiten heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
(feit 1) Gelet op de ontkenning van verdachte blijft alleen de de auditu-verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] als bewijsmiddel over. [slachtoffer 1] is drie jaar na dato gehoord en verklaart niet uit eigen beweging over dit feit, maar geeft antwoord op gerichte vragen van de verbalisanten. Bovendien is bij verdachte geen apparatuur aangetroffen waarop films zouden kunnen worden getoond.
(feit 2) Er is geen ondersteunend bewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1].
(feit 3) Het geven van cadeaus, wat door verdachte wordt erkend, is niet strafbaar. Dat hij daarmee [slachtoffer 2] heeft verleid tot ontuchtige handelingen komt uit het dossier niet naar voren. [slachtoffer 2] verklaart hierover niets. De verklaring van [slachtoffer 2] over het aftrekken door verdachte is onbetrouwbaar. Hij weet zich geen details te herinneren, terwijl details juist van belang zijn in zedenzaken. Hij weet zich slechts een kleedhokje bij het Schildmeer te herinneren, een openbare plek waar constant mensen vertoeven.
(feit 4) Er ligt slechts een vage verklaring van [slachtoffer 2], nadat gericht de vraag gesteld wordt door de verbalisant. Niet uit te sluiten is dat ook hierover met [slachtoffer 1] en de familie van [slachtoffer 1] is gesproken. Ook ten aanzien van dit feit geldt dat er bij verdachte geen geschikte apparatuur is aangetroffen voor het afspelen van films.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 2 en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Ik heb een aantal keren met [slachtoffer 1] gezwommen in het Schildmeer. Ik ben ook met hem naar Kardinge geweest. Ik heb de ouders niet gevraagd of dit mocht. Het klopt dat [slachtoffer 1] bij mij thuis is geweest. [slachtoffer 1] beschouwde mij als een kameraad.
Ik heb [slachtoffer 2] een bestuurbare speedboot, een vlieger en een telefoon gegeven.
U houdt mij de mutaties van de politie voor. Het klopt dat ik ondanks de afspraak dat ik geen contact meer zou opnemen met [slachtoffer 2], nog wel contact met hem heb gehad.
Een proces-verbaal d.d. 13 januari 2012, opgenomen op pagina
20
tot en met 25 van dossier nr. PL01ML 2011101735 d.d. 26 juni 2012, inhoudende de verklaring van aangeefster[naam] (moeder van[slachtoffer 1]):
[verdachte] wilde [slachtoffer 1] seksuele handelingen laten doen en omgekeerd. [verdachte] vroeg [slachtoffer 1] hem af te trekken.
Oma nam de kinderen altijd mee naar het Schildmeer. Daar heeft ze [verdachte] ontmoet. [verdachte] was daar met [slachtoffer 2].
[slachtoffer 1] vertelde beetje bij beetje wat er allemaal gebeurd was. Zo vertelde [slachtoffer 1] dat hij met [verdachte] naar de Kardinge in Groningen was geweest. [slachtoffer 1] vertelde aan mij dat hij, na het bezoek aan Kardinge, met [verdachte] naar diens woning is gegaan. [verdachte] vroeg [slachtoffer 1] hem af te trekken. [verdachte] had volgens hem genoeg gedaan voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] moest nu maar eens iets terug doen. Volgens [verdachte] deden vrienden dat voor elkaar.
Naar aanleiding van de 'Kardinge-kwestie' ben ik naar de politie gegaan en heb dat verhaal verteld. De politie adviseerde ons het contact tussen beiden te verbreken. In 2007 kreeg [slachtoffer 1] een mobiele telefoon. Pas twee weken geleden vertelde [slachtoffer 1] me dat hij via die telefoon ook contact had met [verdachte], afspraken met hem maakte en dan naar hem toe ging.
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord vorm) d.d. 8 februari 2012, opgenomen op pagina 26 tot en met 36 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]):
Vorig jaar, nadat ik hier bij jullie ben geweest kwam [slachtoffer 2] bij mij en ik vertelde hem waarvoor ik bij de politie was geweest en hij vertelde mij toen, dat [verdachte] bij hem hetzelfde wilde.
V: Hoe ging het verder in 2009?
A: Bij het Schildmeer krijgen we weer meer kontact met [verdachte]. We deden weer leuke dingen.
Hij ging afspraken met mijn ouders maken over de omgang met mij, zodat dit niet meer stiekem zou gebeuren. Hij sprak echter wel stiekem met mij af.
Op een gegeven moment ging ik een keer met [verdachte] zwemmen in Groningen bij Kardinge. Mijn moeder wist dat niet. Ik was ook weleens vaker bij [verdachte] thuis in [plaatsnaam], zonder dat mijn ouders het wisten. Mijn moeder belde ons toen een paar keer. [verdachte] had toen de telefoon opgenomen en had tegen mijn moeder gezegd, dat ik op de schaatsbaan was en dat hij mij zo op zou halen. Hij zei ook tegen mij dat ik dit tegen mijn moeder moest zeggen, dat ik op de schaatsbaan was in plaats van het zwembad. Hij zei: ik doe leuke dingen met jou en nu moet jij dingen doen die ik leuk vind.
V: Wat hebben jullie die dag gedaan?
A: We hebben gezwommen in Kardinge. [verdachte] had gezegd: we maken deze afspraak met elkaar dat ik zou zeggen dat ik met vrienden op de ijsbaan was geweest en ik mocht ook niks zeggen over hetgeen wat hij tegen mij had gezegd in de auto en ook over wat wij hadden gedaan.
V: Wanneer was dat, dat jullie in Kardinge aan het zwemmen waren?
A: Volgens mij 24 januari of 24 februari 2009, want in 2010 werd het contact helemaal verbroken. In Kardinge bij het omkleden, wilde [verdachte] dat ik bij hem in het kleedhokje kwam. Ik wilde dit niet en wij zijn toen in een grote kleedkamer gegaan.
V: Wat is er met jou en [verdachte] gebeurd, waarom je hier zit?
A: Tijdens het stoeien bij hem thuis
,zei hij weleens wil je mij aftrekken, want dat doen kameraden bij elkaar.
V: Wanneer was dit?
A: Dat was in 2009, nog voordat wij in Kardinge zijn wezen zwemmen.
V: Waar woonde [verdachte] toen?
A: In [plaatsnaam].
V: Hoe vaak kwam je bij [verdachte] thuis?
A Ik kwam er heel vaak. Bijna elke week.
V: Hoe werd er contact gelegd?
A: Hij belde mij dan op om te vragen of ik bij hem wilde komen. Ik zei dan tegen hem dat ik dat wel wilde.
V: Wat vonden je ouders hiervan?
A: Mijn ouders wisten dit niet.
V: Je vertelde over het aftrekken.
V: Waar was dit waar hij dit vroeg?
A: Bij hem thuis in [plaatsnaam]. Dit was 2 weken voor het incident in Kardinge en zal dan in januari of februari 2009 zijn geweest.
V: Hoe vaak heeft hij dit aan jou gevraagd van het aftrekken?
A: 2 keer. Week op week. [verdachte] zei nog tegen mij bij de tweede keer dat ik niet meteen op dat moment hoefde af te trekken, maar wanneer ik er klaar voor was.
V: Wie kwamen er ook wel bij [verdachte] over de vloer?
A: Als ik er was niemand. Buiten mij kwam [slachtoffer 2] er ook wel. Dit hoorde ik van [verdachte].
V: Heb je iemand iets verteld over het vragen naar het kijken van pornofilms en het aftrekken?
A: Nee, ik heb het niemand verteld, want dit mocht niet van [verdachte]. Hij zei want dan zijn we geen vrienden meer.
Een proces-verbaal d.d. 3 mei 2012, opgenomen op pagina 61 tot en met 74 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]:
V. Waar woonde [verdachte] toen je hem nog kende?
A. In [plaatsnaam].
V: Hoe oud was je toen je hem leerde kennen?
A: Ik was 11 of 12. Volgens mij 11.
V: Wat deden jullie samen?
A: Toen we meer met elkaar omgingen deden we dingen die ik graag wilde doen, zoals karten. Ik heb bij Kardinge bij de klimmuur geklommen, zwemmen, met zijn boot varen. We zijn ook een keer naar een Duits eiland geweest. Ik weet niet meer hoe het heet. Het was iets van 6 uren varen.
V. Wie waren er dan nog meer bij als jullie die dingen deden?
A. Meestal niemand.
V: Wat vond je het leukste aan [verdachte]?
A: Dat we dingen gingen doen die ik leuk vind.
V: Wat vond je het minst leuke aan [verdachte]?
A: Dat er ook dingen zijn gebeurd die ik niet wilde. Ja, ik wilde het niet, maar ik kon het niet zeggen dat ik dat niet wilde.
V. Hoe komt het dat je niet kon zeggen dat je het niet wilde?
A. Dat durfde ik niet.
V. Kun je uitleggen hoe het komt dat je dit niet durfde?
A. Dat weet ik niet.
V. Waar had het mee te maken?
A. Dat hij veel ouder was.
V: Wat is er precies gebeurd waarvan je nu aangifte doet?
A: Dat ik me moest aftrekken van hem.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Ik weet niet precies hoe vaak maar wel meerdere keren.
V. Wat is meerdere keren?
A. Tussen de 10 en de 20 keer.
V: Wanneer gebeurde het voor het eerst?
A: Dat weet ik ook niet precies.
V. Hoe lang was dat ongeveer nadat je hem voor het eerst hebt leren kennen?
A. Een paar maanden denk ik.
V. Welke keer kun je je nog goed herinneren?
A. Dat was bij het Schildmeer, in een soort douchehokje, daar moest ik me van hem aftrekken. Toen kwam hij achter mij zitten en begon hij zich ook af te trekken.
V. Je zegt het Schildmeer, waar is dat?
A. In Steendam volgens mij. Ik kan me alleen goed herinneren dat ik daar binnen was en me moest aftrekken. Hij ging achter mij zitten, met zijn benen wijd en dan tegen mijn rug aan.
V. Waar zaten jullie?
A. Op de grond.
V. Wat voelde je?
A. Zijn zak. Onder tegen mijn rug aan.
V. Wat vond je ervan dat dit gebeurde, hoe voelde je je?
A. Ik weet niet meer precies wat ik voelde maar wel dat ik niet op mijn gemak was.
V: Hoe oud was je die keer?
A: Iets van 11.
V. Je zit in een douchehokje, welk jaargetijde is het dan?
A. Het was niet heel erg koud en ook niet erg warm, het was in het voorjaar of in de herfst. Het was geen zomer.
V. Hoe komt het dat je juist deze keer zo goed kunt herinneren?
A. Volgens mij omdat hij zo achter mij kwam zitten.
V: Op welke plekken is het allemaal gebeurd?
A: Bij het Schildmeer, daar wel een paar keren.
V: Hoe oud was je die laatste keer?
A: Ik denk dat ik 11 of net 12 jaar oud was. Het heeft ongeveer een jaar geduurd.
V. Hoe vaak zag jij [verdachte] gemiddeld in die periode?
A. Dat weet ik niet precies. Wel heel vaak.
V. Wat weet je van de reden dat je ouders niet wilden dat je nog met [verdachte] omging?
A. Ik weet het niet meer precies maar mijn stiefvader kwam daarmee.
V: Hoe komt het dat het na de laatste keer niet weer gebeurde?
A: Volgens mij omdat ik een gesprek had gehad met de politie en mijn ouders verboden om met hem om te gaan.
V: Hoe lang geleden is het dat de politie toen ingeschakeld werd?
A: Ik denk iets van 4 jaren geleden. Ik was toen 12 jaar.
V: In hoeverre is er toen ook met jou gesproken door de politie?
A: Ze vroegen me ook wel allemaal dingen maar ik schaamde me zo erg dat ik niets gezegd heb. Wat ik nu dus wel heb gedaan.
V. Je zegt dat je je schaamde, waar schaamde je je voor?
A. Voor het aftrekken.
V. Wat bedoel je dan daarmee?
A. Dat ik dat deed, met zo'n oude man erbij.
V. Wat deed [verdachte] op de momenten dat jij je aftrok?
A. Dan trok hij zich ook af.
V. In hoeverre kwam jij klaar tijdens het aftrekken?
A. Meestal wel.
V. En hoe was dat voor [verdachte]?
A. Hij ook altijd.
V. Wat kun je jij je herinneren van zijn penis?
A. Niet zoveel, ik heb hem 1 keer zien klaarkomen, dat er sperma uit kwam.
V. Je zei dat hij altijd klaar kwam, hoe weet je dat hij klaar kwam?
A. Die ene keer heb ik gezien, de andere keren hoorde ik het wel.
V. Hoe hoorde je dat dan?
A. Aan zijn gehijg. Ik weet dat hij altijd klaar kwam maar hoe ik dat weet dat kan ik me niet zo goed meer herinneren.
V. Wanneer heb je voor het eerst iemand verteld over wat je overkomen was?
A: Een paar weken terug, ik weet niet precies hoeveel weken.
V: Wie heb je het voor het eerst verteld?
A: Aan mijn stiefvader en mijn moeder.
V. Hoe kwam dat zo?
A. Omdat die vriend van mij, [slachtoffer 1], had ook een aangifte gedaan tegen [verdachte]. Hij had mijn naam genoemd. Mijn stiefvader vertelde dat de politie was geweest en hij vroeg me of ik wist waarvoor. Ik wist dat niet. Hij zei dat het vanwege [verdachte] was. Hij vroeg me of ik daarover nog wat te zeggen had en toen heb ik het gewoon gezegd.
V. Wat heb je je stiefvader en moeder precies verteld?
A. Dat ik me moest aftrekken. Verder eigenlijk niet.
V. In hoeverre weet [slachtoffer 1] dan wat er tussen jou en [verdachte] is gebeurd?
A. Volgens mij niet zoveel. Volgens mij weet hij wel dat ik me moest aftrekken van hem.
V. Van wie weet [slachtoffer 1] dat?
A. Van mij.
V. Wanneer heb je dat verteld?
A. Twee weken terug volgens mij.
V. Hoe kwam het dat je dat vertelde?
A. Omdat hij nog op gesprek moest. Ik heb gezegd dat hij alles moest vertellen, wat er gebeurd was, en dat ik dat ook had gedaan
.
V. Wat heeft [slachtoffer 1] jou verteld over de reden dat hij naar de politie moest?
A. Dat hij zich van [verdachte] moest aftrekken maar dat hij dit niet had gedaan.
V. Je hebt tijdens het informatieve gesprek verteld dat je cadeautjes hebt gekregen van [verdachte]. Wat kun je erover vertellen?
A. Ik heb een bestuurbare speedboot gekregen en een vlieger maar daar heb ik zelf ook aan meebetaald.
V. Heb je nog meer cadeautjes gehad?
A. Ik heb een telefoon gekregen, zodat ik hem ook kon bellen.
V. In hoeverre wisten jouw ouders van die cadeautjes?
A. Ze wisten het wel behalve van de telefoon.
V. Hoe komt het dat ze dat niet van de telefoon wisten?
A. Volgens mij moest ik die van [verdachte] verstoppen.
V. Wanneer heb jij hem voor het laatst gesproken?
A. Ik denk ongeveer 4 of 5 jaren terug.
Een proces-verbaal d.d. 20 juni 2012, opgenomen op pagina 92 tot en met 99 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam] (moeder van [slachtoffer 2]):
[slachtoffer 2] heeft mij verteld dat hij zichzelf in het bijzijn van [verdachte] moest aftrekken en dat dit meerdere keren is gebeurd. Verder heeft [verdachte] zich in het bijzijn van [slachtoffer 2] ook afgetrokken, terwijl hij ([verdachte]) naakt was.
V: Wanneer heeft hij dat verteld.
A: De wijkagent, [naam], kwam aan de deur om te vragen of [slachtoffer 2] getuige wilde zijn in de zaak van dat jongetje van [naam], euh... [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2] wilde dat wel en diezelfde avond nog vertelde hij dit aan ons. Dit is nu een paar maanden geleden.
V: Was dat de eerste keer dat hij dit vertelde.
A: Ja.
V: Hoe ging dat.
A: We vroegen hem die avond of er nog iets was, of wij nog iets moesten weten. [slachtoffer 2] zei dat toen.
V: Laten we bij het begin beginnen. Kan je ons vertellen wanneer [slachtoffer 2] in contact is gekomen met [verdachte].
A: Dat was in het voorjaar van...., toen was hij 12. Even terugrekenen. Dat is dus dik vijf jaar geleden. Ik denk dat het daar ongeveer was. Voor hetzelfde geld is het ook een half jaar eerder geweest.
V: Zit er verschil..., of heb je verschil gemerkt aan [slachtoffer 2] toen hij dit had verteld. Dus voor die tijd en daarna.
A: In het begin zag ik dat [slachtoffer 2] heel opgelucht was. Hij was vrolijker dan anders. Nu is het weer normaal, de gewone dagelijkse gang van zaken.
[slachtoffer 2] zat eigenlijk al onder de plak bij [verdachte]. Of hoe moet ík dat eigenlijk zeggen. Het was vreemd. [slachtoffer 2] moest en zou op een bepaalde dag in het weekend per se naar [verdachte], terwijl wij andere plannen hadden. Wij hebben hem toen verboden om naar [verdachte] te gaan.
[slachtoffer 2] werd helemaal hysterisch omdat we hem dit hadden verboden. Ik had [slachtoffer 2] nog nooit zo hysterisch gezien.
V: Wat zag je aan [slachtoffer 2].
A: Het leek wel bijna een soort van angst, alsof er sancties op stonden. [slachtoffer 2] moest en zou daar heen.
[stiefvader slachtoffer 2] heeft contact opgenomen met de politie. Vanaf het bureau heeft [stiefvader slachtoffer 2] ook met [verdachte] gebeld en hem verboden om nog contact op te nemen met [slachtoffer 2].
V: Hoe reageerde [verdachte] daarop.
A: Volgens mij zei hij iets van: "Okay."
V: Hoe reageerde [slachtoffer 2] daarop, op dat contactverbod.
A: Ongeveer hetzelfde als eerst, heel hysterisch. [slachtoffer 2] geloofde ons ook niet. We hebben hem verteld dat [verdachte] een pedofiel is en hebben hem uitgelegd wat dat betekende, pedofiel zijn. Ik denk niet dat hij ons geloofde.
V: Wat voor gevoel had jij daarbij op de reactie van [slachtoffer 2].
A: Dat er een vorm van dwang was, dat hem iets beloofd was of dat er sancties op stonden. [slachtoffer 2] heeft ook weleens wat van [verdachte] gekregen.
V: Wat dan zoal.
A: Een vlieger, een bestuurbare boot, een hengel, geld.
V: Waar kreeg hij die cadeaus.
A: De vlieger op een Duits eiland, de bestuurbare boot op zijn werk omdat [slachtoffer 2] hem geholpen had. Ze waren naar een eiland geweest met de oma en [slachtoffer 1], dat was redelijk in het begin en in een setting van opa en oma, zeg maar. Dat vond ik destijds wel prima.
V: [stiefvader slachtoffer 2] verbood dus [verdachte] om nog contact te hebben met [slachtoffer 2], in hoeverre hield [verdachte] zich daaraan.
A: Niet dus.
V: Hoe weet je dat.
A: [slachtoffer 2] zat in [plaatsnaam] op school. Hij ging altijd op de fiets naar school en [verdachte] stond hem dan op te wachten bij de Karwei. Hij heeft hem ook een mobieltje gegeven. [slachtoffer 2] moest dat telefoontje verstoppen in zijn slaapkamer. Dit telefoontje moest [slachtoffer 2] gebruiken om contact op te nemen met [verdachte] en andersom.
V: Wanneer zijn jullie daarachter gekomen.
A: Ik denk dat dit een maand later was. Ik vond de telefoon op de kamer van [slachtoffer 2] en confronteerde hem daarmee. [slachtoffer 2] heeft het toen opgebiecht.
V: Wat zijn de momenten dat [slachtoffer 2] alleen is geweest met [verdachte].
A: Tijdens het uitje naar zijn werk. Hij heeft daar ook wel alleen gegeten in die caravan van [verdachte] en hij heeft er zelfs een keer een nacht geslapen.
V: Wat zijn de moment dat de handelingen hebben plaatsgevonden zoals [slachtoffer 2] die heeft verteld.
A: Dat weet ik niet.
Ik bedenk met nu net hoe het contact tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] is ontstaan. Hij zei tegen ons: Ik werk met jongeren die ook ADHD hebben en ik kan heel goed met ze omgaan. Zal ik ook eens proberen of ik dat met [slachtoffer 2] ook kan.
Een proces-verbaal d.d. 21 juni 2012, opgenomen op pagina 100 tot en met 107 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam] (stiefvader van [slachtoffer 2]):
V. Een aantal jaren geleden heb jij contact opgenomen met mij, ik was toen buurtagent en je gaf aan dat je je zorgen maakte over [slachtoffer 2]. Wat waren die zorgen?
A. Ik kreeg te horen dat [verdachte] pedofiel zou zijn, dat hij wat met kinderen zou doen. Ik heb dat toen op het politiebureau gemeld.
V. Van wie heb je dat gehoord?
A. Dat was een persoon die eerder in het verleden in vertrouwen is genomen door [verdachte] en die zag hoe [verdachte] met kinderen omging. Toen heeft die persoon mij wat informatie gegeven. Ik vertelde iets over [slachtoffer 2] en zwemmen.
Hij vertelde dat [verdachte] dit allemaal deed onder de vorm van kinderen begeleiden. Dat hij ze dingen geeft.
Ik heb vervolgens de familie Vonk ingelicht.
[slachtoffer 2] was wel eens mee geweest naar de werkplaats waar [verdachte] boten maakte. [verdachte] begeleidde daar toen diverse jongeren. [verdachte] belde me toen en vroeg of hij [slachtoffer 2] een bootje mocht geven omdat [slachtoffer 2] hem zo goed had geholpen en hij wilde geen geld geven. Dat mocht wel maar toen [slachtoffer 2] thuis kwam had [slachtoffer 2] een nogal grote op afstand bestuurbare boot gekregen die er niet om loog. Dat vonden wij toch wel een beetje teveel van het goede. [verdachte] deed dit onder het mom van; ik ben gepensioneerd en ach.
Daarna heeft hij een tijd lang niets gekregen maar hij nam [slachtoffer 2] wel mee naar allerlei uitjes enzo.
En toen kreeg [slachtoffer 2] dus die mobiele telefoon van [verdachte].
V. Hoe ben je er achter gekomen dat [slachtoffer 2] een telefoontje had gekregen?
A. Deze heb ik gevonden. Hij was ook niet heel erg goed verstopt. Volgens mij vond ik de telefoon in zijn kledingkast. [slachtoffer 2] heeft ADHD en had wel vaker last van wat stiekem gedrag. Dus daarom was ik daar al scherper op. Ik ben dus gaan zoeken en ik zag in die telefoon dat de pincode 0000 was en dat probeerde ik als eerste omdat ik wist dat [verdachte] analfabeet is. En ik zag dat er maar 1 contactpersoon in stond, [verdachte].
Sinds [slachtoffer 2] zijn verhaal verteld heeft is het contact tussen mij en [slachtoffer 2] veranderd, heel erg veranderd zelfs. Positief zelfs.
Toen jij (de verbalisant) was geweest of [slachtoffer 2] een verklaring wilde afleggen, vroeg ik aan hem of er ook iets bij hem is gebeurd en toen knalde hij er in één keer uit wat er was gebeurd.
[slachtoffer 2] heeft ook verteld dat [verdachte] het zo heeft gedaan en gebracht dat hij eerst dacht dat het allemaal normaal was. Hij realiseerde zich later dat het helemaal niet normaal was.
Ik weet dat [verdachte] ook eerst aan loyaliteit heeft gewerkt bij [slachtoffer 2]. Dat moet wel want [slachtoffer 2] reageerde echt hysterisch als hij niet naar [verdachte] mocht. Ik zag hem toen op zijn bed liggen met een blik in zijn ogen, ik voelde het intuïtief, maar zei direct dat hij niet meer naar [verdachte] mocht.
[verdachte] heeft [slachtoffer 2] eens meegenomen naar de kartbaan. [slachtoffer 2] heeft eens in de caravan geslapen met [verdachte].
Verklaring verdachte op 5 juni 2012, pag. 119 e.v.:
V. Bent u al eens eerder met justitie in aanraking geweest?
A. Ja in 1994
V. Waarvoor was dit.
A. Voor een zedenmisdrijf.
V. Wat was er aan de hand?
A. Ontuchtige handelingen met een minderjarige, hij was 14 jaar oud geloof ik.
V. Voelt u zich aangetrokken tot jonge jongens? En dat vraag ik naar aanleiding van het misdrijf van 1994.
A. Ja, dat is een geval van een fout, ik heb alle dagen tot nu heel veel spijt van wat ik die jongen heb aangedaan. Het is gebeurd en het was een soort van; ik heb mezelf laten gaan.
V. Wat voor handelingen zijn er toen gepleegd?
A. Dat was samen. Dat was om jezelf klaar te maken.
V. Hoe ging dat dan?
A. Hij bij zichzelf en ik bij mijn eigen.
V. Wat is dat, jezelf klaar maken? Wat doe je dan?
A. Met je hand op je piemel en dan met je hand heen en weer en dan tot je klaar bent. Dan komt er sperma uit.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang gezien, het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman van verdachte heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in twijfel getrokken. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij.
De rechtbank is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de afzonderlijke verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uitgegaan van de verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd, welke een woordelijke weergave van zowel de vraagstelling als van de eigen verklaringen bevatten. Dit in tegenstelling tot de processen-verbaal waarin een samenvatting is gegeven van hetgeen is besproken in de afzonderlijke informatieve gesprekken, die aan deze verklaringen vooraf gegaan zijn.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over waar zij geweest zijn met verdachte en wat voor activiteiten zij met hem hebben ondernomen, worden – met uitzondering van de door hen genoemde seksuele toenadering door verdachte - grotendeels door verdachte bevestigd en draagt daarmee bij aan de geloofwaardigheid van hun verklaringen.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat het verhaal dat [slachtoffer 1] bij zijn intake bij de politie heeft gedaan en wat hij later bij zijn aangifte heeft verteld, gedetailleerd en consequent is.
Dit verhaal klopt in grote lijnen ook met het verhaal dat hij aan zijn moeder heeft verteld over de seksuele benadering door verdachte. De rechtbank ziet geen aanwijsbare redenen voor het doen van een valse aangifte of voor de aanwezigheid van een wraakmotief. [slachtoffer 1] heeft dit verhaal gedaan nadat er zorgen bestonden over de contacten tussen verdachte en het zusje van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] is toen zelf - na enige tijd - naar voren gekomen met zijn verklaring dat er zaken tussen hem en verdachte zijn voorgevallen.
Hetzelfde geldt voor de verklaring van [slachtoffer 2]. Ook zijn verklaring is gedetailleerd en consequent en stemt overeen met hetgeen hij aan zijn (stief)ouder(s) heeft verteld. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat deze verklaring niet betrouwbaar is omdat [slachtoffer 2] in het verleden toen er zorgen bestonden over zijn omgang met verdachte, geen melding van seksuele toenadering door verdachte heeft gemaakt, gaat de rechtbank daaraan voorbij. De rechtbank overweegt daarbij dat [slachtoffer 2] in zijn verhoren in de onderhavige zaak bij de politie heeft verklaard dat hij daarover destijds niet durfde te verklaren, omdat hij toen jonger was en zich schaamde voor zaken die tussen hem en verdachte waren gebeurd. De rechtbank acht dit een aannemelijke verklaring voor het feit dat [slachtoffer 2] thans wel een verklaring aflegt, waar hij dat een paar jaar eerder niet deed. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding aan de juistheid van de inhoud van de verklaring te twijfelen. Die aanleiding ziet de rechtbank evenmin in het ter zake door de raadsman opgeworpen verweer dat [slachtoffer 2] slechts over één specifieke situatie gedetailleerd verklaart. Gelet op de jeugdige leeftijd van [slachtoffer 2] destijds, de inmiddels verstreken tijd en het gegeven dat het gebeuren door hem lange tijd is weggestopt, behoeven deze kennelijke lacunes in de herinnering van [slachtoffer 2] geen bevreemding te wekken.
Dat de verklaringen van aangevers onderling door elkaar beïnvloed zouden zijn, in die zin dat niet meer van de juistheid van die verklaringen uitgegaan zou kunnen worden, acht de rechtbank op basis van het dossier evenmin aannemelijk geworden. Dat er wel contacten tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn geweest en ook dat erover gesproken is dat door of namens [slachtoffer 1] aangifte tegen verdachte was gedaan, doet daaraan niet af, mede gezien het verschil in de strekking van de beschuldigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] jegens verdachte.
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman voorts zo dat deze heeft betoogd dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 tweede lid Sv nu het bewijs voor ieder afzonderlijk feit volgens de raadsman slechts uit één bron afkomstig is, namelijk steeds van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2].
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de tot bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende steun vinden in het overige gebezigde bewijsmateriaal. De rechtbank constateert in dit verband dat de lezingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over plaatsen waar zij met verdachte zijn geweest (het Duitse eiland, het Schildmeer en de woning van verdachte in [plaatsnaam]) ook door de verdachte bevestigd worden, zij het dat de seksuele component door hem ontkend wordt. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], die zoals uiteengezet door de rechtbank betrouwbaar worden geacht, eenzelfde patroon laten zien, in die zin dat verdachte een intensieve relatie met beide minderjarigen is aangegaan, die niet passend is gezien het grote leeftijdsverschil tussen verdachte welke vergezeld ging van het doen van leuke activiteiten en het geven van cadeaus van aanzienlijke waarde, het verstrekken van een mobiele telefoon, hetgeen verdachte niet aan de ouders van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] had verteld, en waarbij de minderjarigen uiteindelijk seksueel zijn benaderd door verdachte.
Daarbij is het bij [slachtoffer 1] volgens zijn verklaringen gebleven bij een voorstel van verdachte dat hij verdachte zou aftrekken, terwijl volgens [slachtoffer 2], verdachte en [slachtoffer 2] zich diverse malen in elkaars bijzijn hebben afgetrokken. Daarbij komt dat de wijze van handelen van verdachte, zoals die door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden beschreven, grote gelijkenis vertoont met de zaak waarvoor verdachte eerder is veroordeeld. Verdachte heeft verklaard dat hij eerder voor ontucht met een jongen van 14 jaar is veroordeeld en dat de ontucht eruit bestond dat hij zich in het bijzijn van die jongen aftrok, terwijl die jongen dat ook deed. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], alsmede die van verdachte zelf, nu die eenzelfde patroon laten zien, over en weer als steunbewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank acht het voorts voor de overtuiging van belang dat verdachte tegenover diverse getuigen – waaronder de oma van [slachtoffer 1] met wie hij goed bevriend was – melding heeft gemaakt van het feit dat hij bij ‘Het Poortje’ werkte. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij daar niet gewerkt heeft. De verklaringen die verdachte tegenover de politie en tegenover de rechtbank heeft afgelegd over de redenen waarom hij dit heeft gezegd, zijn innerlijk tegenstrijdig en worden door de rechtbank niet geloofwaardig geacht. De rechtbank ziet geen andere reden waarom verdachte deze onjuiste mededeling heeft gedaan dan dat deze mededeling is gedaan om gemakkelijker met de minderjarige slachtoffer in contact te komen en het vertrouwen van hun ouders c.q. verzorgers te krijgen, hetgeen ook wordt bevestigd door de verklaringen van deze laatsten daarover. Voorts heeft verdachte, tegen de uitdrukkelijke wens van de ouders [1] , die hem ook door de politie [2] te kennen is gegeven in een persoonlijk onderhoud, wel stiekem contact gehouden met de aangevers, zowel in persoon als ook door middel van een mobiele telefoon welke door hem aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was gegeven. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Met betrekking tot feit 2 acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] twee keer heeft gevraagd hem, verdachte, af te trekken. Verdachte vroeg dit telkens bij hem thuis in [plaatsnaam], terwijl hij alleen was met [slachtoffer 1]. Met het stellen van die vraag heeft verdachte, zeker gezien de hiervoor weergegeven context waarin deze vraag is gesteld, een begin gemaakt met de uitvoering van het delict.
Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het plegen en dulden van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake was van een intensief contact tussen verdachte en [slachtoffer 2], waarbij en sprake was van een zeer aanzienlijk leeftijdsverschil. Een dergelijk leeftijdsverschil brengt uit der aard al mee dat er sprake is van een situatie van overwicht van verdachte op de minderjarige. Dit wordt nog versterkt door het feit dat verdachte aan [slachtoffer 2] veel aandacht gaf en cadeaus, die naar het oordeel van de rechtbank van aanzienlijke waarde waren. Ook uit de verklaring van de (stief)ouder(s) van [slachtoffer 2] blijkt dat er sprake was van een grote invloed van verdachte op [slachtoffer 2]. Verdachte heeft daarmee een situatie gecreëerd waarbij het voor [slachtoffer 2] lastig was om weerstand te bieden aan wensen van verdachte, hetgeen hij uiteindelijk ook niet heeft gedurfd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het aftrekken onder meer heeft plaats gevonden bij het Schildmeer in Steendam.
Ten aanzien van feit 1 en feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gevraagd of voorgesteld samen pornofilms te kijken toen hij nog geen zestien jaren oud was. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat hij pornofilms heeft laten zien aan [slachtoffer 2] toen deze nog geen zestien jaren oud was. Hoewel de rechtbank – zoals hiervoor is overwogen - niet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] twijfelt, worden hun verklaringen op dit punt niet ondersteund door voldoende ander wettig bewijs. Verdachte heeft - ook - deze feiten nadrukkelijk ontkend en hij heeft ter terechtzitting daarnaast aangevoerd dat hij, toen hij in [plaatsnaam] woonde, niet de beschikking had over middelen om pornofilms te bekijken. Door de politie is ten aanzien van dit punt alleen op 7 juni 2012 onderzoek gedaan naar gegevensdragers van verdachte en daarbij is niets ter zake dienende op de computer aangetroffen [3] zodat hetgeen verdachte ter verweer heeft aangevoerd niet kan worden uitgesloten. Dit brengt met zich dat verdachte van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met [datum] 2009 te [plaatsnaam], gemeente Delfzijl, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen telkens de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling te plegen, telkens die Vonk heeft gevraagd hem, verdachte, af te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
3.
hij op verschillende tijdstippen, omstreeks de periode van [datum] 2006 tot en met [datum] 2009, in Nederland, telkens door giften of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het geven van cadeaus aan na te noemen
[slachtoffer 2] en door gebruik te maken van het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer 2] en/of van het psychische overwicht van verdachte op die [slachtoffer 2], telkens [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van wie verdachte telkens wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, telkens opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, namelijk dat die [slachtoffer 2] zichzelf ging aftrekken en van
verdachte te dulden dat verdachte zich ten overstaan van en zichtbaar voor die [slachtoffer 2] ging aftrekken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
2.
Poging tot het met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
3.
Door giften of misbruik van uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen/van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden.
Standpunt verdediging
In verband met de bepleite vrijspraak, heeft de raadman ten aanzien van de strafoplegging geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd ontucht te plegen met een minderjarige jongen en heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verleiding van een minderjarige tot ontuchtige handelingen. Met beide slachtoffers had verdachte een vriendschappelijke band opgebouwd. Ontuchtige handelingen van welke aard en intensiteit ook, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit. Verdachte heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers.
[slachtoffer 1] heeft in een schriftelijke slachtofferverklaring - gevoegd bij het door hem ingediende voegingsformulier - uiteengezet wat de impact voor hem is geweest. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zich schaamde dat hij zich moest aftrekken in het bijzijn van een oude man en dat hij hier nog jarenlang last van heeft gehad, hetgeen zich onder andere uitte in slapeloze nachten.
De rechtbank houdt er rekening mee dat eerder opgelegde straffen en reclasseringstoezicht verdachte er niet van hebben weerhouden om opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan verplicht reclasseringstoezicht te koppelen en de door de reclassering geadviseerde behandeling bij het AFPN.
De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten, aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd te koppelen van drie jaren.

Vordering van de benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich met betrekking tot feit 2 in het strafproces gevoegd
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen in verband met de door hem bepleite vrijspraak voor dit feit.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 220,- aan materiële schade. Dit houdt in dat de vordering volledig zal worden toegewezen.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen; hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
  • dat veroordeelde een ambulante behandeling zal ondergaan bij het AFPN, welke behandeling zal zijn gericht op relaties en seksualiteit.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 2)

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 220,- (zegge: tweehonderd twintig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 220,- (zegge: tweehonderd twintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
4
dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
D.M. Schuiling, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2013.
De griffier was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verklaring [moeder slachtoffer 2], pagina 92 e.v.
2.Mutaties bps, pagina 185 e.v.
3.pv bevindingen d.d. 7 juni 2012, pagina160