ECLI:NL:RBNNE:2013:4355

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
19/910308-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 14 mei 2011 in Dalen, gemeente Coevorden, zou hebben geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot ontuchtige handelingen, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 februari 2013 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door mr. E. Boskma, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De officier van justitie, mr. B. Looijestijn, eiste een geldboete en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.

Tijdens de zitting op 18 januari 2013 heeft de rechtbank vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de gang van zaken onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte in het zwembad een zetje in de rug van het slachtoffer wilde geven, maar dat dit niet kan worden gekwalificeerd als een ontuchtige handeling. De rechtbank oordeelde dat de handeling van de verdachte, waarbij hij de billen van het slachtoffer aanraakte, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden als een ontuchtige handeling.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De kosten werden door de rechtbank aan beide partijen opgelegd. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. B.I. Klaassens als voorzitter, en de rechters mr. J.J. Schoemaker en mr. C.M.M. Oostdam, in aanwezigheid van griffier J. Hoogeveen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19/910308-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 01 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft inhoudelijk plaatsgehad op 18 januari 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 14 mei 2011 te Dalen, althans in de gemeente Coevorden,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
betasten/vastpakken van en/of knijpen in de billen van die [slachtoffer] en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die ontuchtige
handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer] heeft verricht;
art 246 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 14 mei 2011 te Dalen, althans in de gemeente Coevorden,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten/vastpakken van en/of
knijpen in de billen van die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Looijestijn acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
  • een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], ten bedrage van € 597,82, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De rechtbank gaat uit van de navolgende gang van zaken. Verdachte heeft het slachtoffer in het zwembad een zetje in haar rug willen geven zodat zij als eerste van de glijbaan kon gaan. Verdachtes hand is hierbij -mogelijk door zijn slechtziendheid- naar beneden over de rug van aangeefster uitgeschoten. Verdachte heeft, zoals zowel aangeefster (in haar eerste verklaring) als verdachte hebben aangegeven, met zijn hand de billen van aangeefster aangeraakt. De rechtbank is van oordeel dat deze handeling van verdachte niet kan worden gezien als betasten, vastpakken of knijpen en derhalve ook niet kan worden bewezen dat er sprake is van een ontuchtige handeling.
De verdachte dient dan ook van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de raadsman van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Benadeelde partij [slachtoffer]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. J.J. Schoemaker en mr. C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 februari 2013, zijnde mr. Oostdam buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.