In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling. Het college had [X] gelast om het gebruik van zijn woning als recreatiewoning te staken, met een dreiging van een dwangsom. [X] had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft [X] beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat het verzoek ontvankelijk was. Tijdens de zitting op 5 juni 2013 is [X] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder dat [X] eigenaar is van de woning en dat het college eerder had aangegeven dat het voornemens was om een last onder dwangsom op te leggen vanwege illegaal gebruik van de woning. De voorzieningenrechter heeft het toetsingskader voor de voorlopige voorziening besproken en geconcludeerd dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de woning niet vanaf 1 juli 1994 onafgebroken als recreatiewoning is gebruikt. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden.
De voorzieningenrechter heeft het primaire besluit herroepen en geoordeeld dat het college het betaalde griffierecht aan [X] moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen rechtsmiddel worden aangewend tegen de beslissing over de voorlopige voorziening. Tegen de uitspraak in de hoofdzaak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.