ECLI:NL:RBNNE:2013:4133

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2013
Publicatiedatum
8 juli 2013
Zaaknummer
13/883
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens niet afsluiten zorgverzekering onder de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het College voor Zorgverzekeringen. De eiser, wonende te [woonplaats], had een boete van € 356,49 opgelegd gekregen op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) omdat hij zich niet had verzekerd. Het primaire besluit tot het opleggen van de boete dateert van 2 augustus 2012, en na bezwaar werd dit besluit op 17 januari 2013 gehandhaafd. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden, die op 1 januari 2013 is opgegaan in de nieuwe rechtbank Noord-Nederland.

Tijdens de zitting op 22 mei 2013 was de eiser aanwezig, bijgestaan door L.A.A.M. van Dinter, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde S.J.A. Rood. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 2, eerste lid, van de Zvw, degene die verzekerd is op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) verplicht is zich te verzekeren tegen de risico's zoals bedoeld in artikel 10 van de Zvw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen beroep heeft gedaan op de regeling voor gemoedsbezwaarden en dat hij zich niet heeft verzekerd, ook niet na de aanmaning van 11 april 2012.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verweerder op grond van artikel 9b, tweede lid, van de Zvw verplicht was om een boete op te leggen, omdat de eiser niet binnen de gestelde termijn verzekerd was. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling bestuursrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer: AWB LEE 13/883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2013 in de zaken tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser,
en

het college voor zorgverzekeringen,

verweerder,
gemachtigde: S.J.A. Rood, werkzaam bij verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) een boete van € 356,49 opgelegd.
Bij besluit op bezwaar van 17 januari 2013 heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door L.A.A.M. van Dinter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Artikel 2, eerste lid, van de Zvw bepaalt dat degene die ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 van de Zvw bedoelde risico.
Artikel 9a, tweede lid, van de Zvw bepaalt dat het College zorgverzekeringen een verzekeringsplichtige een schriftelijke aanmaning zendt om zich binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, alsnog op grond van zo'n verzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
Artikel 9b, eerste lid, van de Zvw bepaalt dat indien een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel 9a is verzonden, niet binnen drie maanden na verzending daarvan verzekerd is, het College zorgverzekeringen hem dan wel, indien de verzekeringsplichtige minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent, een bestuurlijke boete oplegt.
2.
Artikel 93 van de Grondwet bepaalt dat bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, verbindende kracht hebben nadat zij zijn bekendgemaakt. Artikel 94 van de Grondwet bepaalt binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
3.
Eiser betoogt dat artikel 2, eerste lid, van de Zvw onverbindend verklaard moet worden, omdat deze bepaling in strijd is met een aantal artikelen van de Universele Verklaring van de rechten van de mens (UVRM). Deze grond behoeft geen nadere bespreking omdat het UVRM geen directe werking heeft en daarom niet kan leiden tot onverbindendheid van dit artikel van de Zvw. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 22 maart 2013 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJN: BZ5367. Eiser heeft daarnaast een beroep op artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Daargelaten of de leden 1, 2 en 3 van artikel 1 van het IVBPR directe werking hebben, is de rechtbank van oordeel dat deze (artikel)leden niet kunnen leiden tot de door eiser gewenste uitkomst, nu zij zich in zijn algemeenheid richten tot volken en de Staten die partij zijn bij het IVBPR. De ter zake door eiser opgeworpen grief behoeft daarom geen nadere bespreking.
4.
In de Zvw is voor gemoedsbezwaarden tegen de verzekeringsplicht een regeling getroffen. Verweerder heeft hierop gewezen in het bestreden besluit en in het verweerschrift. Vast staat dat eiser geen beroep heeft gedaan op deze regeling. Eiser is dus verzekeringsplichtig.
5.
Vast staat dat eiser zich niet heeft verzekerd, ook niet na de aanmaning van 11 april 2012. Verweerder was op grond van artikel 9b, tweede lid, van de Zvw daarom verplicht een boete aan eiser op te leggen.
6.
Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
fn24