ECLI:NL:RBNNE:2013:4102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
K L 432129 - VZ VERZ 13-116 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een lid van de Raad van Bestuur met toepassing van de wet normering bezoldiging topfunctionarissen

In deze zaak heeft de stichting Kwadrantgroep verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van gewichtige redenen, zoals bedoeld in artikel 7:685 BW. Het verzoekschrift is op 26 mei 2013 ingediend, waarna het verweerschrift van [verweerder] op 14 juni 2013 is ontvangen. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 juni 2013. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waardoor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de verstoring niet aan [verweerder] te wijten is.

Kwadrantgroep heeft een vergoeding aangeboden aan [verweerder], bestaande uit wachtgeld en een eenmalige vergoeding van € 35.800,00. [verweerder] heeft verweer gevoerd en gesteld dat hem geen verwijt kan worden gemaakt voor de ontstane situatie. De kantonrechter heeft overwogen dat, hoewel de WNT een grens stelt aan de uitkeringen, deze niet in de weg staat aan een hogere vergoeding indien de billijkheid dat eist. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten om de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2013 te ontbinden en heeft [verweerder] een vergoeding van € 35.800,00 en een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand van maximaal € 3.000,00 toegekend.

De kantonrechter heeft Kwadrantgroep de mogelijkheid gegeven om het ontbindingsverzoek in te trekken tot 25 juli 2013. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt voor zover deze het bedrag van € 3.000,00 te boven gaan. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 juli 2013 door mr. J.A. Werkema, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. S. Ambachtsheer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 432129 \ VZ VERZ 13-116
beschikking van de kantonrechter d.d. 4 juli 2013
inzake
De stichting
STICHTING KWADRANTGROEP,
gevestigd te Drachten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.N. Paanakker,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. A.J.H. Geense.
Partijen zullen hierna Kwadrantgroep en [verweerder] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Kwadrantgroep heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 mei 2013, verzocht de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW.
1.2.
Het verweerschrift van [verweerder] is binnengekomen op 14 juni 2013.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Motivering

2.1.
[verweerder], geboren op [geboortedag], is sedert 1 juni 1989 in dienst bij Kwadrantgroep, laatstelijk in de functie van lid van de Raad van Bestuur, tegen een bruto salaris van € 14.612,08 per maand.
2.2.
Kwadrantgroep heeft gesteld dat er geen basis voor een vruchtbare samenwerking meer bestaat, nu er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Volgens Kwadrantgroep levert dit een verandering in de omstandigheden op, die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Kwadrantgroep heeft een vergoeding aangeboden, bestaande uit:
het wachtgeld, conform het gestelde in Uitvoeringsregeling N Wachtgeld ex artikel 87 van de CAO Thuiszorg 2004, zoals opgenomen in de brief van 5 september 2006, tot 1 januari 2007 te betalen door Kwadrantgroep aan [verweerder];
een vergoeding ten bedrage van € 35.800,00 bruto te betalen door Kwadrantgroep op een door [verweerder] aan te geven fiscaal geoorloofde wijze op een bankspaarrekening of in een levensverzekering;
een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand van maximaal € 3.000,00, te vermeerderen met BTW, waartoe de raadsman van [verweerder] een nota met urenspecificatie rechtstreeks aan Kwadrantgroep kan sturen.
2.3.
[verweerder] heeft verweer gevoerd. [verweerder] stelt daarbij dat hem van de ontstane situatie – voor zover deze al is komen vast te staan – in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt.
2.4.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat vanwege de hiervoor bedoelde wijziging in de omstandigheden de arbeidsovereenkomst tussen hen op korte termijn dient te worden beëindigd. De verzochte ontbinding zal dan ook worden toegewezen. Gebleken is dat partijen het er over eens zijn dat het ontstaan van de verstoring van de arbeidsverhouding niet aan [verweerder] is te wijten.
2.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of aan [verweerder] een vergoeding moet worden toegekend en zo ja, hoe hoog die vergoeding moet zijn. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. Partijen zijn het eens over de uitleg van de bepaling in de brief van 5 september 2006, waarin staat vermeld dat [verweerder] "in het geval van ontslag wegens de redenen genoemd in artikel 12 onder b en c van Bijlage III van de voorgaande arbeidsovereenkomst (…) tot 12 november 2016" gerechtigd is tot wachtgeld conform -kort gezegd- de CAO Thuiszorg 2004. Volgens partijen dient deze bepaling aldus te worden uitgelegd dat een volledige aanspraak op wachtgeld tot het 65e jaar ontstaat in het geval Kwandrantgroep de arbeidsovereenkomst van [verweerder] voor 12 november 2016 opzegt. Volgens partijen is daarvan sprake, zodat [verweerder] in beginsel aanspraak kan maken op wachtgeld tot de eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat partijen onder ogen zien dat de overgangsregeling van de op 1 januari 2013 inwerking getreden Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector, verder te noemen WNT, mogelijk eraan in de weg staat dat na 1 januari 2017 uitbetaling plaatsvindt van voornoemd wachtgeld, omdat op die datum de in de WNT genoemde grens van € 75.000,00 bruto zal zijn overschreden. Kwadrantgroep stelt dat zij zich realiseert dat het maatschappelijk niet (langer) aanvaardbaar wordt geacht dat het uit te keren bedrag aan wachtgeld de grens van € 75.000,00 overschrijdt. De omstandigheden in het onderhavige geschil brengen volgens Kwadrantgroep echter mee dat zij de in 2006 met [verweerder] overeengekomen afspraken over de gevolgen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst volledig dient na te komen. Op grond hiervan verzoekt Kwadrantgroep de kantonrechter toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 1.6. van de WNT, waarin -kort gezegd- staat vermeld dat bovenwettelijke uitkeringen onverschuldigd zijn betaald, tenzij de betaling voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. In de onderhavige situatie dient een wachtgeldregeling tot het 65e jaar aanvaardbaar te worden geacht, aldus Kwadrantgroep.
2.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Blijkens het bepaalde in artikel 7:685 BW kan de kantonrechter in het geval van inwilliging van het verzoek tot ontbinding een vergoeding toekennen indien dat de kantonrechter met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt. Indien de billijkheid klaarblijkelijk eist, op grond van de omstandigheden van het geval, dat een hogere vergoeding wordt toegekend dan het in de WNT genoemde bedrag van € 75.000,00 dan staat de WNT daar naar het oordeel van de kantonrechter niet aan in de weg. Nu partijen ter terechtzitting hebben aangegeven dat zij afgesproken hebben dat zij zich niet uitlaten over de omstandigheden die tot de verzochte ontbinding hebben geleid, kan de kantonrechter niet inhoudelijk beoordelen of de billijkheid in de onderhavige situatie klaarblijkelijk eist dat een vergoeding wordt toegekend zoals verzocht. De kantonrechter is weliswaar niet gebonden aan de WNT, maar aan deze wettelijke regeling dient wel een zekere reflexwerking te worden toegekend. Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de door Kwadrantgroep aangeboden vergoeding, zoals genoemd in overweging 2.2 onder 1, niet toekennen. De kantonrechter oordeelt daartoe voorts als volgt. Niet in geschil is dat [verweerder] in beginsel de keus heeft tussen toepassing van voornoemde wachtgeldregeling dan wel toepassing van artikel 10 van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter kan er mitsdien vanuit gaan dat Kwadrantgroep zich gebonden acht de met [verweerder] overeengekomen wachtgeldregeling, dan wel de in de arbeidsovereenkomst opgenomen contractuele afvloeiingsregeling na te komen. Indien Kwadrantgroep vorenbedoelde regeling(en) niet nakomt, staat het [verweerder] vrij in een aparte procedure de nakoming daarvan te vorderen. De kantonrechter zal mitsdien noch de wachtgeldregeling, noch de contractuele afvloeiingsregeling in haar verdere oordeel betrekken.
2.8.
De overige door Kwadrantgroep aangeboden vergoedingen, zoals genoemd in overweging 2.2 onder 2 en 3 en waarmee [verweerder] heeft ingestemd, zal de kantonrechter toekennen.
2.9
Omdat een andere vergoeding wordt toegekend dan door Kwadrantgroep is aangeboden, dient Kwadrantgroep een termijn te worden gegund om het verzoek in te trekken.
2.10.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren voor zover deze het bedrag van € 3.000,00 te boven gaan, zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2013, tenzij het ontbindingsverzoek voor na te noemen datum wordt ingetrokken.
3.2.
kent aan [verweerder] ten laste van Kwadrantgroep ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding ten bedrage van bruto € 35.800,00 (zegge: vijfendertigduizend achthonderd euro) en een vergoeding ten bedrage van maximaal € 3.000,000 (zegge: drieduizend euro), zijnde een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand, toe.
3.3.
bepaalt dat Kwadrantgroep tot uiterlijk 25 juli 2013 het ontbindingsverzoek kan intrekken.
3.4.
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt voor zover deze het bedrag van € 3.000,00 te boven gaan, zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek;
3.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2013 door
mr. J.A. Werkema, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Ambachtsheer.
c 261/222.