Ten aanzien van de bevoegdheid van de Nederlandse en Groningse rechter
De ouders zijn van mening dat de Nederlandse rechter ingevolge de bepalingen van Brussel II bis niet bevoegd is. Voorts is volgens de ouders de kinderrechter binnen de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, niet relatief bevoegd om van het huidige verzoekschrift van bjz kennis te nemen.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
De onderhavige procedure betreft een verzoek tot verlenging van de termijn van de ondertoezichtstelling en een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen.
Een dergelijk verzoek vloeit voort uit de bij de eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Groningen (thans rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen) genomen jeugdbeschermingsmaatregelen van voorlopige ondertoezichtstelling, ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing.
In de ter zake gevoerde juridische procedures, waarbij de ouders eveneens van mening waren dat de Nederlandse rechter en voor wat betreft de relatieve bevoegdheid de rechtbank Groningen, thans rechtbank Noord-Nederland, ingevolge de bepalingen van Brussel II bis niet bevoegd was, is omtrent deze bevoegdheid door de verschillende gerechten (Gerechtshof en rechtbank) uitvoerig overwogen en geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat daarbij de rechtbank Groningen/Noord-Nederland eveneens bevoegd was/is van de verzoeken kennis te nemen omdat -kort weergegeven- de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland niet gewijzigd is door de vlucht dan wel het plotselinge vertrek van de ouders met de kinderen naar Duitsland. De Hoge Raad heeft deze oordelen bevestigd waarmee deze in rechte vaststaan.
Ten tijde van het indienen van de voorliggende verlengingsverzoeken, en nog steeds, heeft het gezin de [naam 3]Nederland weer verlaten en zeggen zij in Duitsland te wonen, waarbij de woonplaats niet nader bekend gemaakt wordt. Het vertrek uit Nederland na de begeleide omgang op 28 september 2012 waarbij ouders de kinderen hebben onttrokken aan de uitvoering van de getroffen jeugdbeschermingsmaatregelen is ongeoorloofd. Daarmee
is in de huidige situatie geen wijziging gekomen in de –laatste, voor bedoelde meeneming- gewone verblijfplaats van de kinderen. Voor de beoordeling van de bevoegdheid in de onderhavige verlengingsprocedure is deze nog immer Nederland, binnen het arrondissement Noord Nederland, locatie Groningen, daarbij uitgaande van het perpetuatio fori-beginsel dat de gewone verblijfplaats bij aanvang van de maatregel bepalend is.
Hetgeen ter zake de bevoegdheid is overwogen in de beschikkingen d.d. 1 maart 2012 en 18 oktober 2012 van het Gerechtshof Leeuwarden, thans Gerechtshof Leeuwarden-Arnhem, vestiging Leeuwarden dient hier dan ook als herhaald en ingelast te worden beschouwd.