ECLI:NL:RBNNE:2013:3919

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
17-924162-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontucht met minderjarigen in een Roemeens gezin te Leeuwarden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de hoofdverdachte, die deel uitmaakte van een gezin dat Roemeense landgenoten, waaronder minderjarige vrouwen, naar Nederland haalde om hen te dwingen kranten te verkopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], onder dwang en bedreiging werden uitgebuit. De minderjarige vrouwen moesten niet alleen werken, maar ook huishoudelijke taken verrichten en mochten de woning niet zelfstandig verlaten. De hoofdverdachte, die de oudste zoon van het gezin is, werd veroordeeld voor mensenhandel, ontucht met een minderjarige, en meerdere pogingen tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de slachtoffers had geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, en dat hij hen had gedwongen tot het verrichten van arbeid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, waarbij ook schadevergoedingen aan de slachtoffers werden toegewezen. De zaak benadrukt de ernst van mensenhandel en de bescherming van kwetsbare groepen in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/924162-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 28 mei, 29 mei en 11 juni 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 11 december 2012, ten laste gelegde dat:
l. hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2011 te Roemenië en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1. - een man [slachtoffer 1]
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [slachtoffer 1], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1],
en/of
sub 4. - een man [slachtoffer 1] met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man [slachtoffer 1], immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij in Nederland in een winkel achter een loket kranten zou kunnen verkopen en/of dat hij hiermee 80 a 90 euro per dag kon verdienen en/of dat hij daar in een woning kon verblijven en/of dat ze een bouwbedrijf hebben waar hij kon gaan werken en tussen de 1000 en 1100 euro per maand kon gaan verdienen en/of dat hij een woning zou krijgen in Nederland en alles kon kopen en/of
-die [slachtoffer 1] meegenomen naar Nederland en/of
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd toen hij in Nederland was dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en/of
-die [slachtoffer 1] ondergebracht in een gedeelde woning en/of waar hij op een matras op de grond moest slapen en/of
-die [slachtoffer 1] voorzien van straatkranten om te verkopen en/of hem naar verkooppunten gebracht en/of
-instructies gegeven over de verkoop en/of
-die [slachtoffer 1] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of
-telkens het door die [slachtoffer 1] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan en/of
-telkens geld achtergehouden omdat rekeningen moesten worden betaald voor eten en/of huur en/of
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij meer moest verdienen omdat hij aan het einde van de maand huur (l00 euro) moest betalen en/of
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij niet genoeg geld zou verdienen voor de terugreis omdat er nog zoveel kosten waren en/of
-telkens geld van die [slachtoffer 1] geleend hetgeen hij dan niet terug kreeg en/of
-die [slachtoffer 1] geen sleutel gegeven van de woning zodat hij niet zelfstandig naar binnen kon en/of
-terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273f lid 1 sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2011 te Roemenië en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1. - een vrouw [slachtoffer 2]
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [slachtoffer 2], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2],
en/of
sub 4. - een vrouw [slachtoffer 2] met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw [slachtoffer 2], immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
-die [slachtoffer 2] gebeld en gezegd dat ze beter naar Nederland kan komen omdat ze daar meer kan verdienen dan in Roemenië en/of
-die [slachtoffer 2] opgehaald uit Roemenië en vervoerd naar Nederland en/of
-die [slachtoffer 2] ondergebracht in een gedeelde woning (waar zes personen verbleven) en/of
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze samen met [slachtoffer 1] 200 euro per maand huur moest betalen en/of 50 euro voor gas, water en elektriciteit en/of
-straatkranten voor die [slachtoffer 2] gekocht om te verkopen en/of
-bepaald waar de straatkranten moesten worden verkocht en/of
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze buiten voor de winkel moest staan om de straatkranten te verkopen en/of
-telkens (een groot gedeelte van) het door die [slachtoffer 2] verdiende geld aan hem en zijn mededader(s) laten afstaan en/of
-telkens geld achtergehouden omdat rekeningen moesten worden betaald voor eten en/of huur en/of
-telkens geld van die [slachtoffer 2] geleend hetgeen zij dan niet terug kreeg en/of
-die [slachtoffer 2] geen sleutel gegeven van de woning zodat zij niet zelfstandig naar binnen kon en/of
-terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273f lid 1 sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 18 november 2011 te Roemenië en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1. - een man [slachtoffer 3]
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [slachtoffer 3], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3],
en/of
sub 4. - een man [slachtoffer 3] met een van de onder sub 1 genoemde
middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man, [slachtoffer 3]
immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij in Nederland zou kunnen werken en/of dat hij 1000 euro zou kunnen verdienen en/of dat hij daar in een woning kon verblijven en/of dat hij in de bouw of horeca zou kunnen werken en/of dat hij eerst straatkranten zou gaan verkopen en vervolgens ander werk zou kunnen doen
en/of
-die [slachtoffer 3] meegenomen naar Nederland en/of
-toen die [slachtoffer 3] in Nederland was tegen hem gezegd dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en/of
-die [slachtoffer 3] ondergebracht in een gedeelde woning (met ongeveer 11 personen)
en/of waar hij op een matras op de grond moest slapen en/of
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij hier niet voor vakantie was en dat als hij terug wilde hij 500 euro moest betalen en/of
-die [slachtoffer 3] voorzien van straatkranten om te verkopen en/of hem naar verkooppunten gebracht en/of weer opgehaald en/of
-instructies gegeven over de verkoop en/of
-die [slachtoffer 3] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of gedurende zes dagen in de week en/of
-die [slachtoffer 3] telkens gecontroleerd en gevraagd hoeveel hij had verkocht en verdiend en/of
-telkens het door die [slachtoffer 3] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan (totdat de huur en kosten voor levensonderhoud zouden zijn voldaan) en/of in de zakken van die [slachtoffer 3] gevoeld en/of
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd wanneer hij niet genoeg kranten had verkocht dan was dat zijn probleem en/of dat ze hem zouden vasthouden totdat hij zijn schuld had afbetaald en/of
-toen die [slachtoffer 3] een keer was weggelopen die [slachtoffer 3] gezocht en meegenomen en
vervolgens tegen die [slachtoffer 3] gezegd als hij dat weer zou doen zou hij hem en zijn familie pijn aandoen en/of waarbij die [slachtoffer 3] op de schouder werd gestompt
-terwijl die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273f lid 1 sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te Roemenië en/of Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1. - een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum])
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [slachtoffer 4], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 4],
en/of
sub 2. - een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum]) heeft
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 4], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en/of
sub 4. - een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum]),
immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
-die [slachtoffer 4] vanuit Roemenië (via Spanje) meegenomen naar Nederland en/of
-voor die [slachtoffer 4] geregeld dat zij de Herbergkrant kon gaan verkopen en/of
-die [slachtoffer 4] naar de verkooppunten van de straatkrant gebracht en/of
-telkens (een deel van) het door die [slachtoffer 4] verdiende geld aan hen laten afstaan en/of
-die [slachtoffer 4] telkens laten werken gedurende zes dagen per week buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of
-tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat ze niks mocht kopen en/of die [slachtoffer 4] ook geen eten en drinken meegegeven en/of
-tegen die [slachtoffer 4] geschreeuwd dat ze niet genoeg geld verdiende en/of
-die [slachtoffer 4] allerlei huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten zoals schoonmaken van het huis, koken en de was doen en/of
-tegen die [slachtoffer 4] gezegd we zijn hier gekomen om geld te verdienen en/of
-die [slachtoffer 4] laten werken zulks terwijl ze ziek was en/of
-terwijl die [slachtoffer 4] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 4] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273f lid 1 sub 2 en/of sub 6 en/of lid 3 sub 1 en/of 2 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te Leeuwarden, meermalen met [slachtoffer 4] (geboren op [datum]). die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling( en) heeft gepleegd, die bestond (en) uit of mede bestond( en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
-die [slachtoffer 4] aan haar haar naar een bed heeft gesleurd en/of de handen van die [slachtoffer 4] met een waslijn op haar rug heeft vastgebonden en/of
-de voeten van die [slachtoffer 4] heeft vastgebonden en/of
-die [slachtoffer 4] terwijl zij op de vloer lag, meermalen geslagen en/of
-die [slachtoffer 4] gedurende lange tijd (twee a drie uren) op haar knieën laten zitten waarbij zij vervolgens werd geslagen en/of
-die [slachtoffer 4] niet naar het toilet laten gaan en/of is die [slachtoffer 4] een aantal
malen flauw gevallen en/of
-die [slachtoffer 4] meermalen in de buik en/of maag heeft geschopt en/of die [slachtoffer 4] meermalen met zijn tot vuisten gebalde handen op het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen en/of in de maag gestompt en/of
-heeft verdachte een handdoek in de mond van die [slachtoffer 4] gestopt waardoor die [slachtoffer 4] niet kon schreeuwen en/of
-vonden deze handelingen plaats gedurende de tijdstippen van 19.00 uur tot 04:00 uur;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo. 45 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte,
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
-de [slachtoffer 4] aan haar haar naar een bed heeft gesleurd en/of de handen van die [slachtoffer 4] met een waslijn op haar rug heeft vastgebonden en/of
-de voeten van die [slachtoffer 4] heeft vastgebonden en/of
-die [slachtoffer 4] terwijl zij op de vloer lag, meermalen geslagen en/of
-die [slachtoffer 4] gedurende lange tijd (twee a drie uren) op haar knieën laten zitten waarbij zij vervolgens werd geslagen en/of
-die [slachtoffer 4] niet naar het toilet laten gaan en/of is die [slachtoffer 4] een aantal malen flauw gevallen en/of
-die [slachtoffer 4] meermalen in de buik en/of maag heeft geschopt en/of die [slachtoffer 4] meermalen met zijn tot vuisten gebalde handen op het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen en/of in de maag gestompt en/of
-heeft verdachte een handdoek in de mond van die [slachtoffer 4] gestopt waardoor die [slachtoffer 4] niet kon schreeuwen en/of
-vonden deze handelingen plaats gedurende de tijdstippen van 19.00 uur tot 04:00 uur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 303/302 jo. 45 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 1 oktober 2011 te Leeuwarden (na het onder 6 ten laste gelegde feit) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuisten tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) heeft geslagen en/of die [slachtoffer 4] (onder meer tegen de borst) heeft geschopt en/of die [slachtoffer 4] met een bagagerek heeft geslagen en/of een
kussen op het gezicht van die [slachtoffer 4] gedrukt en/of vervolgens die [slachtoffer 4] in het gezicht geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 lid 1 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet (gedurende een week)
-die [slachtoffer 4] in een woning gelegen aan de [straatnaam] opgesloten en/of
-mocht zij deze woning niet verlaten en/of heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) de voordeur van die woning op slot gedaan en/of alle sleutels van het huis meegenomen en/of
-die [slachtoffer 4] telkens meermalen geslagen;
(artikel 282 lid 1 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 en 8 ten laste gelegde;
  • oplegging van gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren;
  • hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 5.400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente;
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot het overige deel van de vordering;
  • hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met betrekking tot het overige deel van de vordering;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3];
  • hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 1.350,-- ten aanzien van [slachtoffer 3];
-hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 20.280,--, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde
De raadsman is van mening dat de dagvaarding ten aanzien van de onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten nietig moet worden verklaard, nu de ten laste gelegde periode te ruim is en verdachte daarom niet weet waartegen hij zich moet verdedigen. De raadsman is van mening dat de tenlastelegging voor wat betreft het onder 8 ten laste gelegde innerlijk tegenstrijdig is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewoordingen van de tenlastelegging, bezien in samenhang met het procesdossier, duidelijk blijkt welke verwijten verdachte worden gemaakt. Bovendien heeft de verdediging er ter terechtzitting voldoende blijk van gegeven dat het duidelijk was wat verdachte werd verweten. Dat verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 4] een week van haar vrijheid heeft beroofd in de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011, zoals onder 8 ten laste is gelegd, maakt de tenlastelegging, anders dan de raadsman heeft gesteld, niet innerlijk tegenstrijdig.

Beoordeling van het bewijs

Algemene overwegingen met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 25 november 2011 meldt zich een man bij het politiebureau genaamd [slachtoffer 3]. Hij vertelt dat hij en [betrokkene] begin oktober 2011 door [medeverdachte 1] naar Nederland zijn gehaald. [slachtoffer 3] had daarvoor in Roemenië door tussenkomst van zijn vader en [betrokkene] vernomen dat er mensen gezocht werden om in Nederland te gaan werken. Via laatstgenoemde komt hij vervolgens in contact met [medeverdachte 1]. Deze vertelt hem dat hij in Nederland veel geld kan verdienen en zo een beter bestaan kan op bouwen in Roemenië. Hij zou veel meer kunnen verdienen dan in Roemenië. [slachtoffer 3] stemt in met het voorstel van [medeverdachte 1] om in Nederland te gaan werken en reist begin oktober 2011 met hem en [betrokkene] naar Nederland. Zij worden door [medeverdachte 1] ondergebracht in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden.
In de betreffende woning wonen naast [medeverdachte 1], de moeder van verdachte [medeverdachte 2] en zijn jongere broer [medeverdachte 3] (de medeverdachten). Ook verdachte verblijft in deze woning. Voorts bevinden zich nog een aantal Roemeense personen in de woning, te weten (in ieder geval) [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daarnaast bevinden zich in de woning twee minderjarigen, te weten [slachtoffer 4] en [naam], die respectievelijk een relatie hebben met verdachte en [medeverdachte 3].
[slachtoffer 1] is in augustus/september 2010 in Roemenië in contact gekomen met verdachten doordat hij aldaar aan hun in aanbouw zijnde woning werkte. Hij ontvangt van verdachten een laag salaris. Verdachten vertellen hem dat dit vanwege de crisis is. Verdachte en zijn ouders vertellen hem dat hij in Nederland veel meer geld kan verdienen met krantenverkoop of werk in de bouw. In Nederland kan hij volgens verdachte 80 tot 90 euro per dag verdienen met de verkoop van kranten, terwijl hij in Roemenië ongeveer 300 tot 400 euro per maand verdient. Hem wordt ook verteld dat hij in Nederland een woning krijgt en alles kan kopen. Alles wat hij verdient zal hem toekomen en met het verdiende geld kan hij vervolgens een beter bestaan in Roemenië opbouwen. Nadat door verdachte op hem is ingepraat, besluit hij mee te gaan naar Nederland en reist hij vervolgens met verdachten in de auto naar Nederland.
In december 2010 reist [slachtoffer 2] (de partner van [slachtoffer 1]) ook naar Nederland. Enige tijd daarvoor heeft verdachte haar telefonisch benaderd en haar verteld dat zij beter naar Nederland kan komen, omdat zij daar meer geld kan verdienen. Vervolgens is zij met verdachte per auto naar Nederland gereisd. Aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden aanvankelijk gehuisvest in [plaatsnaam] in een woning waar ook verdachten verblijven. Vervolgens zijn zij met verdachten gaan wonen in de woning aan de [straatnaam], alwaar zij met meerdere mensen per kamer op matrassen op de grond moeten slapen.
Aangekomen in Nederland krijgt zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] te horen dat moet worden betaald voor de reis. Kort na aankomst in Nederland moeten [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] straatkranten verkopen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben voor aangevers verkoperspassen voor de daklozenkrant De Herberg (een krant die door mensen met weinig of geen inkomen kan worden verkocht om inkomsten te genereren) geregeld. [medeverdachte 1] is degene die de kranten inkoopt en vervolgens verdeelt onder aangevers. Aangevers worden ’s morgens door verdachten met de auto bij supermarkten afgezet. [medeverdachte 1] bepaalt dat zij hiervoor moeten betalen. Buiten bij de supermarkt moeten zij de kranten slijten aan voorbijgangers. Aangevers werken veelal zes dagen per week, ongeacht de weersomstandigheden. Gedurende de tijd dat aangevers bezig zijn met de krantenverkoop wordt door verdachten niet of slechts zeer beperkt toegestaan dat zij pauzeren of dat zij van het verdiende geld eten en drinken kopen. Door [medeverdachte 3] en verdachte wordt gedurende de werkdag ook regelmatig gecontroleerd of aangevers nog op de aangewezen plek staan. Zij worden ’s avonds ook weer opgehaald van hun werkplek door verdachten en weer naar de woning gebracht. Deze woning mogen aangevers niet (zelfstandig) verlaten en zij kunnen zich niet vrij in Nederland bewegen. Alleen verdachten hebben de beschikking over een sleutel van de woning.
De dagopbrengst moeten zij elke avond in de woning afdragen aan [medeverdachte 1]. Bij de afgifte van het verdiende geld worden de zakken van [slachtoffer 3] doorzocht. Aangevers moeten een onevenredig deel van de huur van de woning betalen en ook worden kosten voor huishoudelijke zaken, zoals eten, drinken, gas, water en elektrisch in rekening gebracht. [medeverdachte 1] vertelt hen dat er geen geld overblijft na aftrek van de kosten en dat zij een schuld bij hem hebben. Hij geeft ook aan dat indien aangevers terug willen gaan naar Roemenië zij eerst de kosten die voor het vervoer zijn gemaakt terug moeten verdienen. Ook wordt herhaaldelijk tegen aangevers gezegd dat ze niet genoeg verdienen. Op enig moment zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun eigen kranten gaan kopen en mogen zij de verdiensten hiervan houden, echter ook hiervan houden zij nagenoeg geen geld over, omdat [medeverdachte 1] telkens geld komt ‘lenen’ en dit vervolgens niet terugbetaalt.
Door verdachten wordt geweld dan wel bedreiging met geweld niet geschuwd. Zo wordt tegen [slachtoffer 3] gezegd dat als hij over zijn situatie spreekt hij vermoord zal worden en wordt hij geslagen als hij probeert weg te lopen. Aangevers mogen niet met de buren praten en als ze hun verhaal aan anderen vertellen, dan zullen er problemen komen. Ook wordt hun verteld dat zij niet naar de politie hoeven te gaan, omdat die hun verhaal toch niet zal geloven. Daarnaast wordt gedreigd om achtergebleven familieleden in Roemenië iets aan te doen.
Aangevers kunnen moeilijk contact leggen met anderen en zo om hulp vragen, nu zij de Nederlandse taal niet beheersen.
Algemene overwegingen met betrekking tot onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Aangeefster [slachtoffer 4] krijgt in juli 2010 als zij dertien jaar is een relatie met verdachte die op dat moment 24 jaar is. Deze relatie is door de moeder van verdachte gearrangeerd. Na ongeveer 5 à 6 maanden vertrekt [slachtoffer 4] met verdachte en de medeverdachten vanuit Roemenië naar Nederland. Vanwege de minderjarigheid van [slachtoffer 4] is (voor vertrek) door haar moeder een volmacht afgegeven voor de periode van 22 december 2010 tot 23 december 2011, waardoor zij onder verantwoordelijkheid van verdachte of medeverdachte [medeverdachte 2] (de moeder van verdachte) naar het buitenland kan gaan. Kort na aankomst in Nederland, vertrekt [slachtoffer 4] met verdachte naar Spanje. Daar verblijft zij in de periode van ongeveer januari tot juli 2011 met verdachte bij familie van hem. In juli 2011 vertrekt [slachtoffer 4] samen met verdachte weer naar Nederland.
[slachtoffer 4] gaat dan samen met verdachte op het perceel [straatnaam] wonen, waar ook verdachtes ouders en zijn broer wonen. Voorts verblijven er nog een aantal Roemeense krantenverkopers op dat adres.
Vanaf juli 2011 moet [slachtoffer 4] straatkranten verkopen. [slachtoffer 4] wordt daartoe bij supermarkten afgezet met de auto, onder meer door verdachte. Gedurende de tijd dat [slachtoffer 4] de kranten verkoopt wordt niet of slechts zeer beperkt toegestaan dat zij pauzeert of dat zij van het verdiende geld eten en drinken koopt. Ook wordt gedurende de tijd van verkoop regelmatig door medeverdachte [medeverdachte 3] of verdachte gecontroleerd of [slachtoffer 4] nog op de aangewezen plek staat. [slachtoffer 4] wordt geacht zes dagen per week te werken, ongeacht de weersomstandigheden. Zij maakt lange dagen met de krantenverkoop. Zij wordt ’s avonds weer opgehaald van haar werkplek door verdachten. De dagopbrengst moet zij elke avond in de woning afdragen aan [medeverdachte 1] en bij diens afwezigheid aan verdachte of [medeverdachte 3]. Als ze niet genoeg geld verdiend heeft, begint [medeverdachte 1] tegen haar te schreeuwen.
Na een lange dag kranten verkopen moet zij bij thuiskomst samen met [naam] eten koken. In opdracht van [medeverdachte 2] moet zij ’s avonds en op zondagen samen met [naam] het huishouden verzorgen, dit terwijl verdachte en zijn medeverdachten geen of nagenoeg geen bijdrage leveren aan deze taken.
Voorts wordt geweld tegen [slachtoffer 4] niet geschuwd. Zij is onder meer door verdachte geslagen.
[slachtoffer 4] kan zich ten tijde van het verblijf bij verdachten niet vrijelijk bewegen, omdat zij de woning niet zelfstandig mag verlaten en niet over een sleutel van de woning beschikt. Op 27 januari 2012 wordt [slachtoffer 4] door de politie uit de woning gehaald. Op dat moment is de hiervoor genoemde volmacht reeds verlopen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1, 2 3 en 4 ten laste gelegde
In artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is mensenhandel strafbaar gesteld. Door de wetgever wordt mensenhandel gedefinieerd als het dwingen - in ruime zin - van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten en arbeid of het beschikbaar stellen van eigen organen. Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Uitbuiting omvat op grond van artikel 273f, tweede lid, Sr ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Nadere invulling van het begrip uitbuiting is door de wetgever aan de rechter overgelaten. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 oktober 2009, LJN: BI7099, overwogen dat de vraag of – en zo ja, wanneer- sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van artikel 273f Sr niet in algemene termen is te beantwoorden, maar sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Een bewezenverklaring van mensenhandel op grond van artikel 273f lid 1 sub 1 en 2 Sr kan volgen indien verdachte aangevers met het oogmerk van uitbuiting en door gebruik van dwangmiddelen (alleen bij meerderjarige slachtoffers) heeft geworven, vervoerd overgebracht, gehuisvest of opgenomen (de gedragingen). Voor een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr is vereist dat verdachte door het hanteren van dwangmiddelen aangevers gedwongen of gebracht heeft tot het verrichten van arbeid of diensten.
Omtrent de dwangmiddelen die zijn opgenomen in artikel 273f Sr heeft de wetgever onder meer het volgende opgemerkt:
'De in dit verband verboden gedragingen, bestaande in het aanwenden van dwang door geweld of een andere feitelijkheid, het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, beïnvloeden de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.' ( Kamerstukken II 1988/89, 21 207, nr. 3, p. 3 e.v.)
en
'Het woord "uitbuitingssituatie" (…) wordt in de memorie van toelichting gebruikt ter verduidelijking van het begrip 'misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht' (…). In die memorie wordt gesteld dat van een zodanige uitbuitingssituatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de zich prostituerende gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. Een uit een ontwikkelingsland afkomstig persoon of een aan verdovende middelen verslaafde verkeert meestal niet in een situatie waarin een onafhankelijke zelfstandige opstelling mogelijk is, vergelijkbaar met de opstelling van een mondige Nederlandse prostitué(e).'
en:
'Ten aanzien van meerderjarigen geldt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant. Dit is niet anders indien de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan (…).'
(Kamerstukken II 1988/89, 21 027, nr. 5, p. 3 en 7)
De rechtbank acht op basis van de hierboven beschreven feitelijke gang van zaken bewezen dat ten aanzien van alle aangevers sprake is geweest van de middelen ‘dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden, misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie’. Aangevers [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn door een valse voorstelling van zaken overgehaald om naar Nederland te komen en eenmaal daar aangekomen hadden zij evenals [slachtoffer 4] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keus dan straatkranten te verkopen en de verdiensten daarvan af te staan aan verdachten. Ten aanzien van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geldt voorts dat het middel geweld bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt dat de verkoop van straatkranten, waarbij kranten werden verkocht met een winstmarge als arbeid in voornoemde zin dient te worden beschouwd en niet als bedelarij. Dat sommige burgers de krantenverkopers een hoger geldbedrag gaven dan de prijs van de krant of geld gaven aan aangevers zonder een krant af te nemen, doet daaraan niet af. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook indien aangevers tot bedelarij gedwongen waren dit als een vorm van gedwongen arbeid beschouwd kan worden.
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachten [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en hebben opgenomen. Ten aanzien van [slachtoffer 4] geldt dat zij pas eerst nadat zij in juli 2011 samen met verdachte vanuit Spanje (opnieuw) naar Nederland is gekomen kranten is gaan verkopen en vanaf dat moment ook in de huishouding heeft gewerkt. Het huisvesten en opnemen van [slachtoffer 4] acht de rechtbank bewezen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van het oogmerk van uitbuiting. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg en is bij mensenhandel gelegen in het verkrijgen van financieel gewin. Dat verdachten het oogmerk van uitbuiting hadden, leidt de rechtbank af uit het feit dat zij financieel gewin hebben gehad van de werkzaamheden van aangevers. Nagenoeg alle opbrengsten zijn door aangevers aan verdachten afgestaan. Regelmatig werden substantiële geldbedragen via Western Union overgemaakt naar Roemenië alwaar verdachten een nieuwe woning lieten bouwen. De kosten die zij maakten voor aangevers (onder andere ten aanzien van de huisvesting) zijn naar het oordeel van de rechtbank beduidend lager geweest dan de opbrengst van de krantenverkoop. Voorts kan het oogmerk van uitbuiting afgeleid worden uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, waaronder het maken van veel en lange werkdagen, het slapen op matrassen op de grond, het niet zelfstandig kunnen verlaten van de woning, de bedreigingen en het gehanteerde geweld. Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank niet alleen af dat verdachte het oogmerk had tot uitbuiting, maar dat hij aangevers ook feitelijk uitbuitte.
De rechtbank is van oordeel dat in alle ten laste gelegde varianten van artikel 273f Sr sprake is geweest van medeplegen. Voor het aannemen van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Daarnaast dient sprake te zijn van een gezamenlijke uitvoering van een bepaald strafbaar feit, zij het dat niet alle ten laste gelegde bestanddelen door alle medeplegers behoeven te worden vervuld. In de onderhavige zaak is sprake van een gezinssituatie. Binnen dit gezin was sprake van een zekere rolverdeling met betrekking tot het innen van de gelden, het brengen en halen van aangevers aan het einde van de dag en het laten verrichten van huishoudelijke arbeid in de woning. Iedere verdachte had daarin een taak. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de verdachten in gelijke mate voor de uitbuiting van aangevers verantwoordelijk worden gehouden. Weliswaar zijn niet alle te bewijzen gedragingen door verdachten gezamenlijk uitgevoerd, maar zij hebben wel elk een wezenlijke bijdrage geleverd aan het tot stand brengen en het in stand houden van de hierboven geschetste afhankelijke positie van aangevers. De feitelijke gang van zaken maakt duidelijk dat dit in nauwe en bewuste samenwerking gebeurde en dat dus sprake was van medeplegen.

Betrouwbaarheid getuigenverklaringen aangaande het onder 6 ten laste gelegde

De raadsman heeft gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [naam] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, omdat ze inconsistent, innerlijk tegenstrijdig en ten opzichte van elkaar tegenstrijdig zijn. Indien de rechtbank dit verweer passeert, verzoekt de raadsman [slachtoffer 4] te laten horen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Verklaringen van getuigen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties door het delict of door tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaring maakt en de wijze waarop zij is afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de getuigen op essentiële punten aangaande de duur, de wijze waarop en welk geweld tegen [slachtoffer 4] is gehanteerd overeenkomen. Derhalve kunnen de verklaringen tot het bewijs gebezigd worden.
Ten aanzien van het subsidiair gedane verzoek tot het horen van [slachtoffer 4], overweegt de rechtbank dat de noodzaak om [slachtoffer 4] nogmaals te horen ontbreekt. Zij is reeds door de politie en door de rechter-commissaris gehoord. Van inconsistentie in de door haar afgelegde verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat zij geen reden ziet om terug te komen op de eerdere afwijzende beslissing hieromtrent.

Overwegingen aangaande het onder 6 ten laste gelegde

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat poging tot moord bewijsbaar is. Er is volgens hem sprake van voorwaardelijk opzet op het doden van [slachtoffer 4]. Tevens is hij van mening dat sprake is van voorbedachte raad, omdat verdachte zich voorafgaand en tijdens het geweld kon beraden en geen sprake was van een plotselinge hevige drift.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de ten laste gelegde feitelijkheden, die verdachte allemaal ontkent, op zich niet tot de dood kunnen leiden. Opzet op de dood ontbreekt dan ook. Op grond daarvan dient verdachte vrijgesproken te worden van de ten laste gelegde poging tot moord c.q. doodslag. De raadsman is voorts van mening dat geen sprake is van voorbedachte raad om [slachtoffer 4] van het leven te beroven. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman evenmin worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot moord/doodslag vrijspreken, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood had van [slachtoffer 4]. Voorwaardelijk opzet vereist dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 4] door zijn handelen zou komen te overlijden. In de onderhavige zaak is op [slachtoffer 4] geweld uitgeoefend door [medeverdachte 3] in opdracht van verdachte die daartoe telefonisch en via de computer aanwijzingen heeft gegeven. Dit geweld bestond onder meer uit het vastbinden van [slachtoffer 4] en het langdurig slaan en schoppen van [slachtoffer 4]. Onvoldoende bekend is echter wat de intensiteit van deze geweldshandelingen is geweest. Te meer nu (uitgebreide) medische informatie ontbreekt. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de geweldshandelingen de aanmerkelijke kans meebrachten dat [slachtoffer 4] dodelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde, te weten de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wel bewezen is te achten. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 4] in opdracht van verdachte, die op afstand via de web-cam en telefoon opdrachten gaf, vastgebonden, meermalen geslagen terwijl zij op de grond lag, haar meermalen in haar buik geschopt en met gebalde vuisten tegen het hoofd geslagen. De kans dat [slachtoffer 4] door dit geweld zwaar lichamelijk letsel zou bekomen, is naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk. De rechtbank oordeelt voorts dat deze handelwijze naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte door hiertoe opdracht te geven en dit geweld vervolgens te aanschouwen, willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘voorbedachten rade’ overweegt de rechtbank dat moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (HR 28 februari 2012, LJN: BR2342).
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 3] in overleg met verdachte [slachtoffer 4] systematisch heeft mishandeld. Verdachte gaf daartoe op afstand opdracht via de telefoon en de webcam. De mishandeling vond geruime tijd achterelkaar plaats. Verdachte had gedurende meerdere momenten contact met zijn medeverdachte, zodat hij in de tijd liggende tussen die contacten de tijd en gelegenheid had om zich te beraden op zijn handelingen. Verdachte heeft echter zijn handelen voortgezet. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat sprake is van voorbedachte raad.
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat hiervoor een bewuste en nauwe samenwerking is vereist. Ook verdachten die geen uitvoeringshandelingen hebben verricht, kunnen onder omstandigheden als medepleger worden aangemerkt. Zij zullen dan een actieve en initiërende rol moeten hebben gehad. Blijkens de afgelegde verklaringen van [slachtoffer 4] en de getuigen [naam] en [slachtoffer 2] is er via de telefoon en webcam intensief contact geweest tussen beide verdachten. Verdachte is degene die aan zijn broer [medeverdachte 3] de opdracht geeft om [slachtoffer 4] te slaan. Voorts geeft hij opdracht aan [medeverdachte 3] om [slachtoffer 4] vast te binden en haar te schoppen, hetgeen [medeverdachte 3] vervolgens doet. Nadat [slachtoffer 4] die bewuste nacht vele uren is mishandeld, geeft verdachte [slachtoffer 4] uiteindelijk toestemming om naar bed te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen beide verdachten op grond van voorgaande in gelijke mate voor de mishandeling van [slachtoffer 4] verantwoordelijk worden gehouden. De feitelijke gang van zaken maakt duidelijk dat de mishandeling van [slachtoffer 4] in nauwe en bewuste samenwerking gebeurde. Daarom is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.

Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat op grond van de getuigenverklaringen kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld. Er is sprake van langdurig gebruik van fors geweld. Door zijn manier van handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan, zodat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu verdachte dit feit heeft ontkend. Verdachte was niet in Nederland in de ten laste gelegde periode, maar in Spanje, dit blijkt uit het feit dat hij daar zijn rijbewijs heeft behaald.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het feit dat verdachte op 20 juni 2011 zijn rijbewijs heeft behaald in Spanje, zoals blijkt uit de door hem ter terechtzitting verstrekte kopie hiervan, zou kunnen worden afgeleid dat hij op dat moment daar verbleef. Dit toont echter niet aan dat hij na het behalen hiervan nog steeds in Spanje verbleef. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte inhoudende dat hij in de ten laste gelegde periode in Spanje verbleef ongeloofwaardig is, nu [slachtoffer 4], [naam], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allen verklaren over het mishandelen van [slachtoffer 4] in de woning in Leeuwarden in de ten laste gelegde periode. Uit de verklaringen van deze personen leidt de rechtbank af dat verdachte meermalen en verspreid over meerdere dagen [slachtoffer 4] met gebalde vuisten tegen haar lichaam en haar borst geslagen heeft (onder meer met een bagagerek) en haar heeft geschopt. Daarnaast heeft hij een kussen op het gezicht van [slachtoffer 4] gedrukt en haar in het gezicht geslagen. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat [slachtoffer 4] door dit geweld zwaar lichamelijk letsel zou bekomen, aanmerkelijk is. De rechtbank oordeelt voorts dat deze handelwijze naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte door zo te handelen, bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan.

Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onder 8 ten laste gelegde bewijsbaar is. Blijkens de aangifte wordt [slachtoffer 4] door verdachte na de mishandelingen een week lang in huis vastgehouden. Uit de verklaring van [naam] blijkt dat verdachte of diens medeverdachte [medeverdachte 3] de deur op slot deden, wanneer zij de woning verlieten.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu verdachte dit feit heeft ontkend.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de verklaringen van [naam] en [slachtoffer 4] kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden dat verdachte zich tezamen met zijn broer [medeverdachte 3] heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 4]. Verdachten beschikten over een sleutel van de woning en wanneer zij de woning verlieten, werd [slachtoffer 4] achtergelaten en de deur op slot gedraaid. Hoewel [slachtoffer 4] op een gegeven moment wist waar de sleutel lag, durfde zij de woning niet te verlaten vanwege het geweld dat zij daarvoor en gedurende die bewuste week kreeg te verduren. Daarbij komt dat zij de Nederlands taal niet machtig was en geen andere plaats had om naar toe te gaan. Onder die omstandigheden is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
l.
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2011 in Roemenië en Leeuwarden en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1. - een man [slachtoffer 1]
door dwang en dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
en
sub 4. - een man [slachtoffer 1]
met de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid,
en
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man [slachtoffer 1], immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders,
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij in Nederland in een winkel achter een loket kranten zou kunnen verkopen en dat hij hiermee 80 à 90 euro per dag kon verdienen en dat hij daar in een woning kon verblijven en dat ze een bouwbedrijf hebben waar hij kon gaan werken en tussen de 1000 en 1100 euro per maand kon gaan verdienen en dat hij een woning zou krijgen in Nederland en alles kon kopen en
-die [slachtoffer 1] meegenomen naar Nederland en
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd toen hij in Nederland was dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en
-die [slachtoffer 1] ondergebracht in een gedeelde woning, waar hij op een matras op de grond moest slapen en
-die [slachtoffer 1] voorzien van straatkranten om te verkopen en hem naar verkooppunten gebracht en
-instructies gegeven over de verkoop en
-die [slachtoffer 1] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en
-telkens het door die [slachtoffer 2] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan en
-telkens geld achtergehouden omdat rekeningen moesten worden betaald voor eten en huur en
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij meer moest verdienen omdat hij aan het einde van de maand huur (l00 euro) moest betalen en
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij niet genoeg geld zou verdienen voor de terugreis omdat er nog zoveel kosten waren en
-telkens geld van die [slachtoffer 1] geleend hetgeen hij dan niet terug kreeg en
-die [slachtoffer 1] geen sleutel gegeven van de woning zodat hij niet zelfstandig naar binnen kon en
-terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hen verdachten afhankelijk was;
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2011 in Roemenië en Leeuwarden en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1. - een vrouw [slachtoffer 2]
door dwang en dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
en
sub 4. - een vrouw [slachtoffer 2] met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw [slachtoffer 2], immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders,
-die [slachtoffer 2] gebeld en gezegd dat ze beter naar Nederland kan komen omdat ze daar meer kan verdienen dan in Roemenië en
-die [slachtoffer 2] opgehaald uit Roemenië en vervoerd naar Nederland en
-die [slachtoffer 2] ondergebracht in een gedeelde woning en
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze samen met [slachtoffer 1] 200 euro per maand huur moest betalen en 50 euro voor gas, water en elektriciteit en
-straatkranten voor die [slachtoffer 2] gekocht om te verkopen en
-bepaald waar de straatkranten moesten worden verkocht en
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze buiten voor de winkel moest staan om de straatkranten te verkopen en
-telkens het door die [slachtoffer 2] verdiende geld aan hem en zijn mededader(s) laten afstaan en
-telkens geld achtergehouden omdat rekeningen moesten worden betaald voor eten en huur en
-telkens geld van die [slachtoffer 2] geleend hetgeen zij dan niet terug kreeg en
-die [slachtoffer 2] geen sleutel gegeven van de woning zodat zij niet zelfstandig naar binnen kon en
-terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van hen verdachten afhankelijk was;
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 18 november 2011 in Roemenië en Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1.- een man [slachtoffer 3]
door dwang en geweld en door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
en
sub 4.- een man [slachtoffer 3] met de onder sub 1 genoemde
middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en
sub 6. - opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man, [slachtoffer 3]
immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders,
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij in Nederland zou kunnen werken en dat hij 1000 euro zou kunnen verdienen en dat hij daar in een woning kon verblijven en dat hij in de bouw of horeca zou kunnen werken en dat hij eerst straatkranten zou gaan verkopen en vervolgens ander werk zou kunnen doen
en
-die [slachtoffer 3] meegenomen naar Nederland en
-toen die [slachtoffer 3] in Nederland was tegen hem gezegd dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en
-die [slachtoffer 3] ondergebracht in een gedeelde woning, waar hij op een matras op de grond moest slapen en
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij hier niet voor vakantie was en dat als hij terug wilde hij 500 euro moest betalen en
-die [slachtoffer 3] voorzien van straatkranten om te verkopen en hem naar verkooppunten gebracht en weer opgehaald en
-instructies gegeven over de verkoop en
-die [slachtoffer 3] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en gedurende zes dagen in de week en
-die [slachtoffer 3] telkens gecontroleerd en gevraagd hoeveel hij had verkocht en verdiend en
-telkens het door die [slachtoffer 3] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan, totdat de huur en kosten voor levensonderhoud zouden zijn voldaan en in de zakken van die [slachtoffer 3] gevoeld en
-tegen die [slachtoffer 3] gezegd wanneer hij niet genoeg kranten had verkocht dan was dat zijn probleem en dat ze hem zouden vasthouden totdat hij zijn schuld had afbetaald en
-toen die [slachtoffer 3] een keer was weggelopen die [slachtoffer 3] gezocht en meegenomen en vervolgens tegen die [slachtoffer 3] gezegd als hij dat weer zou doen zou hij hem en zijn familie pijn aandoen en waarbij die [slachtoffer 3] op de schouder werd gestompt
-terwijl die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] van hen verdachten afhankelijk was;
4.
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1.- een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum])
door dwang en door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
en
sub 2.- een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum])
heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting, terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
sub 4.- een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum]) met de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid,
en
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw/meisje [slachtoffer 4] (geboren op [datum]),
immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders,
-die [slachtoffer 4] vanuit Roemenië (via Spanje) meegenomen naar Nederland en
-voor die [slachtoffer 4] geregeld dat zij de Herbergkrant kon gaan verkopen en
-die [slachtoffer 4] naar de verkooppunten van de straatkrant gebracht en
-telkens het door die [slachtoffer 4] verdiende geld aan hen laten afstaan en
-die [slachtoffer 4] telkens laten werken gedurende zes dagen per week buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en
-tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat ze niks mocht kopen en die [slachtoffer 4] ook geen eten en drinken meegegeven en
-tegen die [slachtoffer 4] geschreeuwd dat ze niet genoeg geld verdiende en
-die [slachtoffer 4] allerlei huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten zoals schoonmaken van het huis, koken en de was doen en
-tegen die [slachtoffer 4] gezegd we zijn hier gekomen om geld te verdienen en
-die [slachtoffer 4] laten werken zulks terwijl ze ziek was en
-terwijl die [slachtoffer 4] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 4] van hen verdachten afhankelijk was;
5.
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te Leeuwarden, meermalen met [slachtoffer 4] (geboren op [datum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht;
6.
Subsidiar:
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk en met voorbedachte rade, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
-die [slachtoffer 4] aan haar haar naar een bed heeft gesleurd en de handen van die [slachtoffer 4] met een waslijn op haar rug heeft vastgebonden en
-de voeten van die [slachtoffer 4] heeft vastgebonden en
-die [slachtoffer 4] terwijl zij op de vloer lag, meermalen geslagen en
-die [slachtoffer 4] gedurende lange tijd (twee a drie uren) op haar knieën laten zitten waarbij zij vervolgens werd geslagen en
-die [slachtoffer 4] niet naar het toilet laten gaan en is die [slachtoffer 4] een aantal malen flauw gevallen en
-die [slachtoffer 4] meermalen in de buik en maag heeft geschopt en die [slachtoffer 4] meermalen met zijn tot vuisten gebalde handen op het hoofd en in het gezicht heeft geslagen en in de maag gestompt en
-heeft verdachte een handdoek in de mond van die [slachtoffer 4] gestopt waardoor die [slachtoffer 4] niet kon schreeuwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 1 oktober 2011 te Leeuwarden (na het onder 6 ten laste gelegde feit) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] meermalen, met gebalde vuisten tegen een of meer lichaamsdelen heeft geslagen en die [slachtoffer 4] tegen de borst heeft geschopt en die [slachtoffer 4] met een bagagerek heeft geslagen en een kussen op het gezicht van die [slachtoffer 4] gedrukt en vervolgens die [slachtoffer 4] in het gezicht geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met september 2011 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet (gedurende een week)
-die [slachtoffer 4] in een woning gelegen aan de [straatnaam] opgesloten en
-mocht zij deze woning niet verlaten en heeft verdachte of verdachtes mededader de voordeur van die woning op slot gedaan en alle sleutels van het huis meegenomen en
-die [slachtoffer 4] telkens meermalen geslagen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3.
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.
Mensenhandel jegens een persoon beneden de zestien jaren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
6.
Subsidiair. Medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
7.
Poging tot zware mishandeling.
8.
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de uitbuiting van een viertal personen, een poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarnaast is hij schuldig aan een tweede poging tot zware mishandeling en het hebben van seks met een minderjarige.
Verdachte maakte deel uit van een gezin dat mensen uit Roemenië naar Nederland heeft gehaald om hen hier gedurende langere tijd als verkoper van straatkranten te werk te stellen. Voor de vriendin van verdachte gold bovendien dat zij in het huishouden van het gezin moest werken. Zoals eerder in dit vonnis overwogen was in alle vier gevallen sprake van uitbuiting van de slachtoffers.
Daarnaast heeft verdachte, deels samen met zijn broer en medeverdachte, zijn vriendin dagenlang, ernstig mishandeld. De reden hiervoor was dat zij zou zijn vreemdgegaan. Het komt er feitelijk op neer dat het slachtoffer werd gemarteld en vernederd om haar te laten bekennen dat zij met een andere man had gezoend.
Het gaat hier naar het oordeel van de rechtbank om zeer ernstige feiten. De genoemde uitbuiting en de pogingen om de vriendin zwaar letsel toe te brengen zijn het meest strafwaardig en alleen al voor deze feiten is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Daarbij komen dan nog de andere, eveneens ernstige, feiten.
Met betrekking tot de feiten die zijn gepleegd tegen de vriendin van verdachte, houdt de rechtbank voor wat betreft de te hanteren strafmaat geen rekening met het feit dat in de zigeunercultuur van dit gezin eer centraal staat en dat ter bescherming van die eer geweld geoorloofd zou zijn.
Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld in Nederland. Gelet op het feit dat verdachte na zijn detentie niet in Nederland zal blijven, ziet de rechtbank geen reden om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en reclasseringstoezicht op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar op zijn plaats.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Door de benadeelde partij wordt een schadevergoeding gevorderd ter zake materiële schade van € 4.800,-- en ter zake immateriële schade van € 3.000,--.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade het navolgende.
Benadeelde [slachtoffer 1] heeft wisselende verklaringen afgelegd omtrent de opbrengsten die hij heeft ontvangen uit de krantenverkoop. Uit deze verklaringen blijkt ook dat de benadeelde een (beperkt) deel van de opbrengst zelf heeft gehouden. Eveneens is de periode waarbinnen de benadeelde kranten heeft verkocht, gelet op de wisselende verklaringen, moeilijk vast te stellen. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, welk deel van de schade niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011. De rechtbank acht daarnaast voor wat betreft het toegewezen deel van de vordering hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Door de benadeelde partij wordt een schadevergoeding gevorderd ter zake materiële schade van € 4.000,-- en ter zake immateriële schade van € 3.000,--.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade het navolgende.
Benadeelde [slachtoffer 2] heeft wisselende verklaringen afgelegd omtrent de opbrengsten die zij heeft ontvangen uit de krantenverkoop. Uit deze verklaringen blijkt ook dat de benadeelde een (beperkt) deel van de opbrengst zelf heeft behouden. Eveneens is de periode waarbinnen de benadeelde kranten heeft verkocht, gelet op de wisselende verklaringen, moeilijk vast te stellen. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht dit deel van de vordering, welk deel van de schade niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011. De rechtbank acht daarnaast hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Namens de benadeelde partij is een vordering ingediend. Uit deze vordering blijkt niet wat voor schadevergoeding de benadeelde partij wenst, aangezien daartoe geen bedragen zijn ingevuld. Voorts is niet gebleken dat de voegingsadviseur door de benadeelde partij is gemachtigd om namens hem de vordering in te dienen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
[slachtoffer 4]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
Door de benadeelde partij wordt een schadevergoeding gevorderd ter zake materiële schade van € 5.280,-- en ter zake immateriële schade van € 15.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 5.280,-- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal echter een forfaitair bedrag aan kosten per dag in mindering brengen op de gevorderde materiële schade, omdat zij ook kosten voor levensonderhoud had moeten maken (welke kosten nu door verdachten zijn gemaakt) als zij de verdiensten van de kranten zelf had mogen behouden. De rechtbank stelt dit bedrag vast op € 10,-- per dag, gedurende een periode van 6 maanden (6 x 30 x € 10,--) = € 1.800,--. De rechtbank zal dit bedrag in mindering brengen op de gevorderde materiële schade. De totale materiële schade wordt derhalve vastgesteld op € 3.480,--.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde een vergoeding ter zake immateriële schade toekomt. De rechtbank acht echter de gevorderde schadevergoeding te hoog en stelt deze ex aequo et bono vast op € 10.000,--.
De rechtbank acht het toegewezen deel van de vordering, welke vordering niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, voor hoofdelijke toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. De rechtbank acht daarnaast voor wat betreft het toegewezen deel van de vordering, hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 245, 273f, 282, 302, 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart de dagvaarding geldig.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 6. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres 2], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], domicilie kiezende te [adres 3], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 13.480,-- (zegge: dertienduizendvierhonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 13.480,-- (zegge: dertienduizendvierhonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 102 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. J. Jukema-Teertstra, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2013.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Jukema-Teertstra
locatie Leeuwarden,
Van Dijk

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/924162-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 11 juni 2013
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. J. Jukema-Teertstra, rechters,
mr. R.G. de Graaf, officier van justitie en
mr. E. Troost, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van verdachte mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, is eveneens niet ter terechtzitting verschenen.
…………….
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak in de hoofdzaak en de ontnemingsvordering zal plaatsvinden ter terechtzitting van 25 juni 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.