ECLI:NL:RBNNE:2013:3894

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
19.830220-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in Nieuwediep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd op 25 maart 2012 in Nieuwediep, in de gemeente Aa en Hunze, een medemens met een mes in de hals te hebben gestoken en hem een kopstoot te hebben gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever, die tijdens een ruzie met de verdachte was, door deze met een mes is verwond. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangever, getuigen en de bevindingen van de forensisch arts. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat het letsel van de aangever het gevolg was van een val. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de aangever en de medische rapporten voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat er sprake was van een andere toedracht van het letsel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en mishandeling, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank overwoog dat het handelen van de verdachte een ernstige inbreuk op de integriteit van de aangever vormde en dat dergelijk geweld in de samenleving niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830220-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 18 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1968 in Roemenië, [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] (Roemenië),[adres],
en zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 4 juni 2013.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam, die verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank stemt hiermee in, verklaart bij monde van haar voorzitter dat het bepaalde in artikel 278, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is en dat deze procedure geldt als een procedure op tegenspraak.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2012, te Nieuwediep, in de gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (van achteren naar voren) in de hals(streek) van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 25 maart 2012, te Nieuwediep, in de gemeente Aa en Hunze, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (van achteren naar voren) in de hals(streek) te steken;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2012, te Nieuwediep, in de gemeente Aa en Hunze, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) een zogenoemde kopstoot in/tegen het gezicht/hoofd heeft gegeven en/of die[slachtoffer] in/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F. Severs acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.

Bewijsmotivering

Namens verdachte is door de raadsvrouw aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij aangever met een mes heeft gestoken, nu verdachte dit ontkent en de door de politie gehoorde getuigen, die bij het voorval aanwezig waren, verklaren niets te hebben gezien, en er vraagtekens zijn te plaatsen bij de mate en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Naar de mening van de raadsvrouw kan slechts voor het onder 2 tenlastegelegde feit een veroordeling volgen, van het onder 1 zowel primair en subsidiair dient naar haar mening vrijspraak te volgen.
De rechtbank volgt dit betoog van de verdediging niet en overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 1 primair tenlastegelegde feit en het onder 2 tenlastegelegde feit op de verklaring van aangever [slachtoffer], de bevindingen van de verbalisanten Koster en Dieterman, de verklaring van de getuige[getuige], de verklaring van de verdachte, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Noord, basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer PL031W 2012021628 d.d. 17 april 2012 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
Aangever [slachtoffer] zegt in zijn aangifte (proces-verbaal aangifte, pagina’s 18 tot en met 24) kort samengevat dat hij op 25 maart 2012 met een aantal andere Roemenen aan het kaarten was en dat er ruzie ontstond tussen verdachte en hem. Verdachte stond op en nadat ze elkaar hadden geduwd gaf verdachte hem een stomp op zijn linkeroog met de vuist. Verdachte stond tegenover hem. Op dat moment sprongen de anderen er tussen om hen uit elkaar te halen. Hij heeft een klap gehad en hij voelde pijn aan zijn oog. Aangever zegt verder dat verdachte toen een mes heeft gepakt en heeft toen met het mes gestoken. Aangever voelde opeens dat het warm werd in zijn hals en hij voelde bloed. Aangever heeft gezien dat verdachte het mes in zijn hand had en hem stak. Tussen de anderen door heeft verdachte hem geprikt.
In het proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2012 (pagina 35) verklaren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij met slachtoffer [slachtoffer] naar het Refajaziekenhuis te Stadskanaal zijn gereden. Nadat de wond van het slachtoffer door de arts was gehecht deelde deze mede
-dat het een steekverwonding was,
-dat deze steekwond onder de linker kaakhoek zat,
-dat de steekwond ongeveer 2.5 cm breed was,
-dat er geen vitale structuren waren geraakt,
-dat de steekwond vlakbij de hoofdslagader zat en dat het slachtoffer veel geluk had gehad,
-dat er op het linker jukbeen nog een blauwe plek/zwelling zat van vermoedelijk een vuistslag.
Getuige [getuige] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 43 t/m 49), zakelijk weergegeven dat toen hij terugkwam verdachte en aangever aan het vechten waren, Ze stonden hoofd tegen hoofd en waren op de vuist en waren elkaar aan het slaan. Zijn collega trok aan verdachte en hij, getuige [getuige], trok aangever naar achteren. Toen hij aangever naar achteren trok zag hij bloed bij zijn nek en ook aan de voorkant. Aangever zei dat hij gestoken was met een mes door verdachte.
Verdachte zegt kort samengevat ten overstaan van de politie (pagina’s 56 t/m 60) dat ze kaart hebben gespeeld en dat aangever vals speelde. Hij zegt verder dat hij aangever daarover heeft aangesproken, waardoor er ruzie tussen hem en aangever is ontstaan. Tijdens deze twist heeft aangever verdachte met zijn vuist op zijn rechteroor en neus geslagen. Verdachte heeft hem toen met een muntje van 2 euro gegooid. Vervolgens werd verdachte een aangever vastgepakt door collega’s. Aangever probeerde verdachte vervolgens weer te slaan en toen dit niet lukte kreeg verdachte de kans hem te raken met zijn voorhoofd en raakte verdachte aangever op zijn jukbeen met een kopstoot. Tijdens de worsteling met collega’s is aangever op de grond komen te vallen. Verdachte denkt dat aangever gewond is geraakt toen hij op de grond viel en met zijn hals op een scherf van de wijnglazen of bierblikken is gevallen.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs voorts op de letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGD Drenthe d.d. 30 juli 2012, opgemaakt door de forensisch arts H. Snijders, betreffende het letsel van aangever [slachtoffer]. Dit rapport houdt onder meer in dat er sprake is van een steekletsel in het halsgebied. Het halsgebied is een gebied met vitale structuren die indien geraakt tot levensbedreigende situaties kunnen leiden. Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
De rechtbank komt op grond van vorenstaande bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte aangever met een mes in de halsstreek heeft gestoken en dat hij aangever een kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat er mogelijk sprake is van een andere toedracht en wel dat aangever tijdens de vechtpartij en toen collega’s de vechtenden probeerden te scheiden hard tegen de deur is aangekomen, tengevolge hij is komen te vallen. Mogelijk is hij op een scherf van een kapot wijnglas gevallen waardoor hij het letsel heeft bekomen.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat er sprake is van een andere mogelijke toedracht. Aangever verklaart dat hij door verdachte met een mes is gestoken en in voornoemde letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGD Drenthe en de medische verklaring van de arts in het ziekenhuis wordt gesproken van steekletsel. De rechtbank acht een andere toedracht, gelet op de aard van het letsel niet aannemelijk. De rechtbank heeft uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting ook overigens geen aanwijzingen voor een mogelijk andere toedracht kunnen afleiden.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting voldoende is gebleken van een reële mogelijkheid dat het slachtoffer door het handelen van de verdachte zou overlijden. De rechtbank baseert dat oordeel onder meer op de bevinding van de forensisch arts H. Snijders in zijn rapport van 30 juli 2012 dat er sprake is van een steekletsel in het halsgebied. Het halsgebied is een gebied met vitale structuren die indien geraakt tot levensbedreigende situaties kunnen leiden. De rechtbank leidt uit die verklaring af dat door het handelen van de verdachte vitale lichaamsdelen (te denken valt aan de halsslagader) zodanig konden worden beschadigd dat ernstig rekening moest worden gehouden met de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door het handelen van de verdachte zou overlijden.
De rechtbank zal, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, het onder 1 primair en onder 2 aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 25 maart 2012, te Nieuwediep, in de gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een mes van achteren naar voren in de halsstreek van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 maart 2012, te Nieuwediep, in de gemeente Aa en Hunze, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer] met kracht een zogenoemde kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het onder 1 primair en onder 2 bewezen geachte levert op:
1.
Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld.
De officier van justitie heeft voor de tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De raadsvrouw van verdachte heeft voor feit 1 vrijspraak bepleit en voor feit 2 een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het door de verdachte gepleegde feit onder 1 is een ernstig delict. Het bewezen verklaarde rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangever.
Verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] te doden door hem met een mes in de halsstreek te steken. Weliswaar heeft het slachtoffer aanvankelijk zelf ook de (fysieke) confrontatie opgezocht, maar de gewelddadige reactie van de zijde van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de gezondheid van een ander. Dergelijk optreden in het openbaar is bovendien bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer een kopstoot gegeven.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden van oordeel dat in dit geval het opleggen van de gevangenisstraf, als door de officier van justitie is gevorderd, een passende bestraffing is voor deze verdachte, en recht doet aan de ernst van de feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 juni 2013, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.