ECLI:NL:RBNNE:2013:3659

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-10_2662
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over aanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboetes voor coffeeshopadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, exploitant van een coffeeshop, en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting en de opgelegde vergrijpboetes voor de jaren 2005 en 2006. De inspecteur had de aanslagen gebaseerd op een theoretische omzetberekening, omdat de administratie van de eiser niet voldeed aan de eisen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank oordeelde dat de administratie van de eiser ondeugdelijk was, met aanzienlijke gebreken in de kasadministratie en het ontbreken van een sluitende inkoopadministratie voor softdrugs. De rechtbank concludeerde dat de gebreken in de administratie zodanig ernstig waren dat de inspecteur de bewijslast mocht omkeren en verzwaren. De rechtbank oordeelde dat de door de inspecteur aangebrachte omzetcorrecties redelijk waren en dat de vergrijpboetes terecht waren opgelegd. Echter, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, werden de boetes gematigd. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond voor wat betreft de boetebeschikkingen, maar bevestigde de aanslagen en de bijbehorende correcties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Bestuursrecht
Locatie Leeuwarden
procedurenummer: AWB LEE 10/2662 en 11/649
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 11 juni 2013 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],wonende te [woonplaats],

eiser,
gemachtigden [gemachtigden eiser]
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden,

verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H56) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 323.980, vermeerderd met een bedrag van € 26.229 aan heffingsrente, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 78.245.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H66) IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 470.677, vermeerderd met een bedrag van € 34.491 aan heffingsrente, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 113.428.
Verweerder heeft de aanslag IB/PVV 2005 bij uitspraak op bezwaar van 10 september 2010 verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 302.740. De beschikking heffingsrente is verminderd naar € 24.750 en de vergrijpboete naar € 72.723.
Verweerder heeft de aanslag IB/PVV 2006 bij uitspraak op bezwaar van 12 november 2010 verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 417.673. De beschikking heffingsrente is verminderd naar € 30.300 en de vergrijpboete naar € 99.647.
Eiser heeft bij brief van 13 december 2010, ontvangen bij de rechtbank op 16 december 2010, beroep ingesteld tegen verweerders beslissing van 12 november 2010. Dit beroep heeft de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer 10/2662.
Bij brief van 7 maart 2011, ontvangen bij de rechtbank op 9 maart 2011, heeft eiser beroep ingesteld tegen de aan hem op 27 januari 2011 toegezonden beslissing van verweerder van 10 september 2010. Dit beroep heeft de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer 11/649.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend en de - zijns inziens - op de zaak betrekking hebbende stukken.
Eisers gemachtigde heeft, na daartoe door de rechtbank gegeven toestemming, bij brief van 25 augustus 2011 een conclusie van repliek ingediend. Verweerder is bij brief van 26 augustus 2011 in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek in te dienen, maar heeft binnen de hem gegeven termijn geen gebruik van deze gelegenheid gemaakt.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 15 december 2011 meegedeeld dat de beroepen op 16 februari 2012 ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank gelijktijdig zullen worden behandeld. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn.
Verweerder heeft bij brief van 3 februari 2012 een conclusie van dupliek ingediend. Daarbij heeft verweerder omzetgegevens van een gesloten coffeeshop in [vestigingsplaats] overgelegd. Hierbij heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van deze gegevens. Verder heeft verweerder meegedeeld dat hij bereid is om desgewenst de ongeanonimiseerde gegevens uit de WTP-bezoeken bij coffeeshops in de provincie [provincie], waarvan hij reeds als bijlage 21 een geanonimiseerde versie bij het verweerschrift heeft gevoegd, over te leggen aan alleen de rechtbank.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft in de zojuist vermelde inhoud van verweerders conclusie van dupliek aanleiding gezien om de zaak te verwijzen naar de (enkelvoudige) geheimhoudingskamer van de rechtbank. Deze geheimhoudingskamer heeft op 16 februari 2012 te Leeuwarden een comparitiezitting gehouden. Aldaar is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde verklaard dat de mededeling inzake de beperking van de kennisneming ex artikel 8:29 van de Awb ook (onvoorwaardelijk) geldt ten aanzien van de ongeanonimiseerde gegevens uit de WTP-bezoeken bij coffeeshops in de provincie [provincie]. Verweerder heeft desgevraagd bij brief van 13 maart 2012 deze gegevens overgelegd aan de rechtbank.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 20 maart 2012 uitspraak gedaan. Deze beslissing luidde als volgt:
"De rechtbank:
  • bepaalt dat de onder A en B bedoelde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb;
  • bepaalt dat de door verweerder meegedeelde beperking van de kennisneming van de onder A en B vermelde gegevens gerechtvaardigd is;
  • stelt eiser in de gelegenheid op de voet van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, de rechtbank binnen twee weken na dagtekening van deze tussenuitspraak te berichten of hij er in toestemt dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de onder A en B vermelde gegevens."
Eiser heeft bij brief van 12 april 2012 op de beslissing gereageerd en geen toestemming verleend aan de rechtbank om uitspraak te doen mede op grondslag van de stukken waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 13 december 2012 te Leeuwarden. Voorafgaand aan deze zitting heeft eiser nadere stukken ingediend welke in afschrift zijn vertrekt aan de wederpartij.
Ter zitting is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden en [bijstand]. Namens verweerder is eveneens zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door [bijstand]. Partijen hebben ter zitting pleitnota's voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde partijen de gelegenheid te bieden de mogelijkheden van een compromis te onderzoeken. Bij brieven van respectievelijk 14 maart 2012 en 20 maart 2012 hebben verweerder en eiser de rechtbank bericht dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen en hebben de rechtbank gevraagd (zonder nadere zitting) uitspraak te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten

Motivering

Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiser is geboren op [datum] 1955. Hij exploiteert een coffeeshop te [vestigingsplaats] onder de naam "[naam]". Daarnaast exploiteert eiser een eetcafé in [vestigingsplaats] met de naam "[naam]".
1.2 In de coffeeshop worden naast softdrugs ook frisdranken, koffie, thee, snoep en rookwaren (tot 2006) verkocht. Verder kan er in de coffeeshop gebruik worden gemaakt van internet, is er een speelautomaat en worden er telefoonkaarten verkocht.
1.3 In de coffeeshop, die zeven dagen per week geopend is, gaat al het geldverkeer contant.
1.4 Eiser heeft verschillende leveranciers voor de softdrugs.
1.5 Op 20 december 1999 heeft er een gesprek tussen eiser en de Belastingdienst plaatsgevonden. Tot de gedingstukken behoort een brief van 4 januari 2000 waarin verweerder aan eiser schrijft:
"Tijdens ons gesprek van 20 december 1999 hebben wij het volgende afgesproken:
-tijdens elke dienst zullen voorraadlijstenworden bijgehouden, deze lijsten zullen voor de belastingdienst ter inzage liggen zodat een controle op de behaalde omzet mogelijk is;
-het brutowinstpercentage is in overleg vastgesteld op 34% van de omzet.".
1.6 Op 31 mei 2000 en op 30 oktober 2007 zijn er bij eiser boekenonderzoeken ingesteld.
1.7 In het rapport van 31 mei 2000 staat -voor zover hier van belang- het volgende over de administratie vermeld:
"2.4 Administratie
De belanghebbende verzorgt zelf de kasadministratie. Dit gebeurt door het handmatig bijhouden van een kasboek. Basis voor de omzet zijn zgn. verkooplijsten. Hierop wordt bij elke wisseling van personeel de begin- en eindvoorraad ingevuld.
(…)
3.1.1 Kasverantwoording
De omzet softdrugs wordt bepaald aan de hand van zgn. voorraadlijsten.
Hierop wordt door [eiser] 's morgens de beginvoorraad vermeld. Bij elke personeelswisseling noteert het personeel de tussenvoorraad. Aan het eind van de dag wordt de eindvoorraad vermeld. Het aanwezige kasgeld dient dan in overeenstemming te zijn met de verkochte voorraden. Hierop wordt door [eiser] vanaf 1999 streng gecontroleerd.
Van de inkopen zijn door de aard van de handel geen stukken voorhanden.Van de inkopen zijn door de aard van de handel geen stukken voorhanden
Dit systeem is opzet naar aanleiding van mijn bezoek van 27 mei 1998.
(…)
Doordat de behaalde omzet 1999 beduidend hoger was dan die van 1998 is in overleg met [eiser] en zijn adviseur [adviseur] besloten de behaalde bedrijfswinst 1998 met f 10 000 te verhogen.
Door omstandigheden is de registratie en controle in 1998 namelijk niet geheel sluitend geweest.
(…)
6.1 Afspraken
Ik heb met [eiser] de volgende afspraken gemaakt:
-het bijhouden van de voorraadlijsten blijft van kracht;
- de belastingdienst kan ten allen tijde hierop controle uitoefenen;".
1.8 In oktober 2007 heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2001 tot en met 2004 en omzetbelasting over 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004. In het op 15 november 2007 gedagtekende rapport werd - voor zover hier van belang- het volgende vermeld:
"2.3 Administratie
Belastingplichtige verzorgt de dagelijkse administratie. Voor de coffeeshop is vanaf 2003 tot oktober 2006 alleen een omzetregistratie per dag bijgehouden Een kasadministratie is over deze periode niet bijgehouden. Vanaf oktober 2006 worden ook de inkopen met de bijbehorende bedragen bijgehouden.
Over 2002 is er geen administratie meer aanwezig,
Voor het eetcafé wordt wel een kasadministratie gevoerd.
(…)
3
Winstberekening
Een kasadministratie voor de coffeeshop is niet gevoerd. Tot oktober 2006 is alleen een lijst met verkochte softdrugs bijgehouden, De omzet is aan de hand van deze lijst bepaald. Er was geen voorraadadministratie. Tevens waren er geen inkoopbedragen bijgehouden. Over het jaar 2002 was helemaal geen administratie meer aanwezig.
De kasadministratie is geen betrouwbare basis voor de winstberekening.
Voor de berekening van de winst van de softdrugs is 25% van de omzet genomen. Dit zou volgens belastingplichtige in 1999 zijn afgesproken. Uit de stukken blijkt dat tijdens dit gesprek 34% is afgesproken en dit was ook schriftelijk bevestigd.
Door belastingplichtige is tevens aangevoerd dat een gedeelte van de inkoop voorverpakt was ingekocht en hierdoor het brutowinstpercentage lager was geweest dan bij andere vergelijkbare bedrijven.
Het percentage is, mede gezien de ervaringcijfers en vergelijkingscijfers van dezelfde soort zaken (noorden van het land), te laag.
Tijdens het gesprek is met de adviseur en belastingplichtige afgesproken dat voor dit specifieke geval een percentage van 38% van de omzet tot de winst moet worden gerekend. Dit percentage heeft alleen betrekking op de jaren 2003 en 2004 en geldt niet voor de volgende jaren. Tevens is afgesproken dat op 2002 niet wordt teruggekomen.".
1.9
Op 27 november 2008 is er een bedrijfsbezoek afgelegd bij eiser. Aan de hand van de aanwezige voorraad softdrugs en de aanwezige voorraadlijst is bepaald hoeveel omzet er die dag behaald is uit verkoop softdrugs. Vermeerderd met de omzet volgens de x-afslag van de kassa geeft dit het theoretisch aanwezige kasgeld. Geconstateerd is dat dit niet overeenkwam met het daadwerkelijk aanwezige kasgeld. Bij een bedrijfsbezoek op 11 september 2009 is eveneens geconstateerd dat er een verschil bestond tussen het daadwerkelijke aanwezige geld en het geld dat er -naar volgt uit de administratie- zou moeten zijn. Aan eiser is bovendien een waarschuwing uitgereikt omdat de vastleggingen in zijn administratie niet voldoende zijn en eiser daarmee niet voldoet aan de verplichtingen van artikel 52 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR).
1.1
Op 29 december 2008 is er bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2005 en 2006 en omzetbelasting over 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. In het rapport naar aanleiding van dit boekenonderzoek is -onder meer- het volgende vermeld:
"2.3. Administratie
De administratie bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Z-afslagen van een kassa, per dagdeel, ten aanzien van de omzet frisdranken etc.;
  • per periode, losbladig, overzichten van contante inkomsten en uitgaven, met uitzondering van de omzet en inkopen van softdrugs;
  • Ingekomen nota's en bonnen, contant en per bank afzonderlijk geordend;
  • Extracomptabel overzichten van de omzet softdrugs, als regel per dagdeel in hoeveelheden en in geld;
  • Per jaar een totaaloverzicht van de omzet softdrugs, per maand getotaliseerd.
  • Extracomptabel, ingaande 9 oktober 2006, zijn eveneens overzichten gemaakt van de inkopen van softdrugs, anoniem, in aantal/hoeveelheid en in bedragen. (uit de inkoopoverzichten wordt niet duidelijk of het gaat om aantallen of om grammen)
Met ingang van 27 augustus 2007 zijn de inkopen en omzet van softdrugs geïntegreerd in de financiële administratie. Tot en met het jaar 2006 heeft de belastingplichtige de winst uit de verkopen van softdrugs middels schatting bepaald op 25% van de omzet welke is afgeleid van de hiervoor genoemde jaaroverzichten.
(…)
2.5
Ontvangstverantwoording
De ontvangsten in verband met de omzet van dranken, rokerij etc. zijn aangeslagen op een kassa. Per dagdeel is de kassa afgeslagen en zijn z-afslagen uitgedraaid. Op voorbedrukte formulieren (zie bijlage 1) is per dagdeel de omzet softdrugs geregistreerd. De contante ontvangsten werden in een geldlade verzameld.
2 6.1
De kasadministratie
Er is geen sluitende kasadministratie. De ontvangsten uit de omzet van softdrugs, de inkopen van softdrugs en privé-opnames en stortingen zijn niet in de kasadministratie geboekt. Over de gecontroleerde jaren is de omzet van softdrugs uitsluitend extracomptabel bijgehouden. Van de opgemaakte formulieren overzicht omzet softdrugs ontbreken formulieren, ontbreken vastleggingen van dagdelen, en zijn fouten gemaakt bij het totaliseren. Bovendien zijn
geconstateerde kasverschillen op deze formulieren omzet softdrugs niet in de extracomptabel berekende omzet softdrugs en niet in de kasadministratie verwerkt. De inkopen van softdrugs zijn uitsluitend extracomptabel, en alleen over het tijdvak van 9 oktober 2006 t/m 31 december 2006 bijgehouden. Daarnaast is de verantwoorde omzet dranken etc, over het jaar 2005, aan de hand van de theoretische omzetberekening onvolledig gebleken. Bovendien zijn constant betaalde uitgaven niet steeds correct en tijdig in de kasadministratie geboekt. Zo is er bijvoorbeeld in het jaar 2005 een bedrag ter grootte van € 13.317,84 in één bedrag geboekt via het memoriaal op huurkosten. De adviseur verklaarde desgevraagd dat genoemd bedrag in de loop der tijd, in deelbetalingen, contant is betaald aan de verhuurder van het zakelijk gebruikte pand waarin de [coffeeshop]” is gevestigd.
2.6.2 Inkopen softdrugs
De belastingplichtige heeft ten aanzien van de inkopen van softdrugs verklaard dat:
  • in de gecontroleerde jaren uitsluitend geportioneerd is ingekocht:
  • onder de omschrijving “Aantal grammen / stuks” op de inkoopoverzichten steeds moet worden verstaan het aantal ingekochte zakjes softdrugs;
Met ingang van 9 oktober 2006 heeft de belastingplichtige, extracomptabel, overzichten bijgehouden ten aanzien van inkopen cannabis. In het kader van dit onderzoek zijn over de periode van 9 oktober t/m 31 december 2006 de geregistreerde inkopen en verkopen van softdrugs nader onderzocht, daaruit is het hierna genoemde gebleken:
. Ten aanzien van de Afgh.W. 0,8 gram verpakking, zouden 7 zakjes zijn verkocht, zouden er 7 zakjes in voorraad zijn per 31-12-06, terwijl er 0 zakjes zijn ingekocht, en er een aantal van 0 zakjes in voorraad was op 9-10-06 hetgeen onmogelijk is;
. Er is vastgelegd dat een aantal van 2.263 joints is verkocht. Dat zijn er 3 meer dan dat mogelijk is uitgaande van de berekening voorraad 9-10-06 (80) + aantal ingekocht (2200) - voorraad op 31-12-06 (20);
. Er zijn uitsluitend inkopen van voorverpakte Hasj en Weed geregistreerd welke qua prijsstelling alleen verpakkingen van 1 gram of minder kunnen zijn. Onder de geregistreerde verkopen zijn 4505 verkochte zakjes van 1,7 gram geregistreerd.
. Van de berekende verkoopbare hoeveelheid softdrugs (na aftrek van de eindvoorraad) ad 13.569 gram is een hoeveelheid van 12.886 gram verkocht, zodat een surplus resteert van 683 gram. Het hiervoor genoemde impliceert dat er meer zal zijn verkocht.
(…)
2.6.3 Overzichten omzet softdrugs
Op de overzichten omzet softdrugs, welke extracomptabel zijn bijgehouden (zie bijlage 1) is doorgaans per dagdeel het navolgende vastgelegd:
  • De datum
  • Het aanwezige geld aan het eind van het dagdeel. gespecificeerd in coupures en muntsoort;
  • Verleende kortingen;
  • Uitgaven;
  • Omzet Hasj /Weed;
  • Beginsaldo kasgeld (doorgaans een vast bedrag van 177)
  • Bedrag van de Z-afslag;
  • Kasverschil;
  • Verkoopprijs kleine zakjes softdrugs,
  • Per soort, beginvoorraad, aanvulling, eindvoorraad, aantal verkocht, totaal verkoopprijs;
  • Joints, beginvoorraad, aanvulling, eindvoorraad, aantal verkocht, totaal verkoopprijs;
  • Verkoopprijs grote zakjes softdrugs;
  • Per soort, beginvoorraad, aanvulling, eindvoorraad, aantal verkocht, totaal verkoopprijs;
  • Totaal omzet softdrugs.
Op de uiterst rechterzijde is de mogelijkheid om het volgende vast te leggen:
  • Kaartverkoop;
  • Telefoonkaarten;
  • Eigen verbruik;
  • Schade;
  • Weggeef op naam;
  • Opmerkingen.
Opnames voor privé ed. zijn niet vastgelegd op deze extracomptabel bijgehouden overzichten.
Op deze formulieren is als regel per dagdeel een berekening opgenomen waaruit eventuele verschillen blijken tussen het aanwezige geld op het einde van het dagdeel en het berekende saldo dat aanwezig zou moeten zijn. Uit deze berekeningen blijkt dat er vrijwel altijd kasverschillen zijn.
Bovendien is gebleken dat de formulieren niet altijd correct en volledig zijn ingevuld. Ik noem de volgende voorbeelden (deze opsomming is niet limitatief):

a.

Op 26 februari 2005 -dagdeel 1- is er volgens het omzetformulier een kasoverschot berekend ten bedrage van € 16,49. In deze berekening is echter uitgegaan van een omzet softdrugs ten bedrage van € 870. Volgens de in het formulier opgenomen specificatie, en de totaaltelling van de omzet onder aan de pagina heeft de omzet softdrugs € 830 bedragen. Rekening houdende met dit laatste gegeven, bedraagt het kasoverschot geen € 16,49 zoals vermeld maar € 56,49.

b.

Op 9 maart 2005 - dagdeel 2- is er volgens het omzetformulier een kastekort berekend ten bedrage van € 3,70. Daarbij valt op, dat het beginsaldo, dat als regel op het vaste bedrag van € 177 is gesteld, in dit geval is opgenomen voor een bedrag van € 200. In de berekening is uitgegaan van een omzet softdrugs ten bedrage van € 956. Volgens de in het formulier opgenomen specificatie is de hierna genoemde omzet gerealiseerd: (26 * € 5 = € 130) + (20 * €2,50 = € 50) + (8 * € 10 = € 80) + (8 * € 22 = € 176), totaal € 436.
Rekening houdende met dit laatste gegeven is er geen sprake van een kastekort maar in plaats daarvan resulteert het kasverschil in een kasoverschot ten bedrage van € 516,30. Indien wordt uitgegaan van het vaste beginsaldo ten bedrage van € 177, dat bedraagt het kasoverschot zelfs € 539,30. Tijdens het inleidend gesprek verklaarde de belastingplichtige dat per dagdeel wordt gestart met een vast beginsaldo van € 177, hetgeen ook eerder is verklaard tijdens een waarneming ter plaatse op 27 november 2008.

c.

Op 24 juni 2005 -dagdeel 2- blijkt uit het omzetformulier een kasoverschot ten bedrage van € 130,75. Daarbij valt op dat de verantwoorde omzet dranken op die dag extra hoog is ten opzichte van andere dagen terwijl de beide z-afslagen van die dag ontbreken.

d.

Op 23 oktober 2005 is op het omzetformulier een kastekort berekend ten bedrage van € 22,75. De op het formulier vermelde verkoopprijzen voor softdrugs bedragen € 5 en € 10, er is echter gerekend met bedragen van € 5 en € 12. Er werd dus kennelijk ook wel verkocht voor € 12 terwijl het formulier aangeeft dat de verkoopprijs € 10 heeft bedragen.

e.

Op 18 december 2005 is op het omzetformulier een kasoverschot berekend ten bedrage van € 231,20.

f.

Op 23 december 2005 is op het omzetformulier een kastekort berekend ten bedrage van € 33,70

g.

Op 17 januari 2006 is geen omzetformulier aangetroffen. Er zijn van die dag echter wel twee z-afslagen aanwezig, zodat het voor de hand ligt dat er ook omzet softdrugs zal zijn geweest.

h.

Op 16 februari 2006 -dagdeel 2- blijkt uit het omzetformulier een kasoverschot ten bedrage van € 112,25.

i.

Op 19 maart 2006 is het omzetformulier niet volledig ingevuld, Na reconstructie aan de hand van de details, het vaste beginsaldo, de z-afslag en het op het eind aanwezige kasgeld blijkt een kastekort ten bedrage van €268,58.
De kasverschillen welke blijken uit de overzichten zijn niet verwerkt in de financiële administratie. Een aantal van die verschillen heb ik geregistreerd. Daarnaast heb ik door niet volledig ingevulde formulieren te reconstrueren of door fouten in formulieren te herstellen een aantal kasverschillen berekend. Door deze verschillen te totaliseren heb ik berekend dat over 2005 en 2006 ten minste voor respectievelijk bedragen van € 3.175 en € 4.003 aan kasverschillen ten onrechte niet in de financiële administratie zijn verwerkt. De berekende verschillen zijn gebaseerd op de gecontroleerde dagdelen van 61 in 2005 en 152 in 2006.
Omdat er vrijwel altijd sprake is van kasverschillen zal de te weinig geregistreerde omzet in de volle omvang nog groter zijn.

aansluitingen

De per dagdeel genoteerde eindvoorraden sluiten dikwijls niet aan op de beginvoorraden waarmee het volgende dagdeel is gestart. In 2006 is in de periode van 24 juli t/m 15 november vastgesteld dat in 26 gevallen geen aansluiting bestond tussen de eindvoorraad van een dagdeel en de beginvoorraad van het volgende dagdeel, en dat dikwijls, ten aanzien van meerdere soorten verpakkingen softdrugs.

2.6.4
Jaaroverzichten omzetsoftdrugs
De belastingplichtige heeft, eveneens extracomptabel, jaaroverzichten gemaakt van de gerealiseerde omzet softdrugs. Hiertoe heeft hij per jaar, op A4-formaat, per maand, de omzettotalen genoteerd. Per jaar heb ik aan de hand van de overzichten omzetsoftdrugs steeds 3 willekeurige maanden getotaliseerd.
Daaruit zijn de hierna opgenomen verschillen gebleken:
2005
gecontroleerde maanden:
augustus
september
oktober
door belastingplichtige geregistreerd:
€ 34.773
€ 34.098
€ 33.193
uitkomst controletelling
€ 37.224
€ 35.752
€ 33.555
verschil, te weinig geregistreerd
€ 2.451
€ 1.654
€ 362
2006
gecontroleerde maanden:
januari
februari
december
door belastingplichtige geregistreerd:
€ 35.515
€ 30.513
€ 32.038
uitkomst controletelling
€ 37.549
€ 34.449
€ 30.777
verschil, te weinig geregistreerd
€ 2.034
€ 3.936
-€ 1.260
In 2006 , in de maanden januari en december, is gebleken dat in elk van de genoemde maanden een omzetoverzicht ontbreekt zodat de geconstateerde verschillen nog groter zijn dan dat hiervoor is vermeld voor de ontbrekende dagen kan de omzet worden gesteld op € 1.000 per dag.
Indien de hiervoor geconstateerde verschillen worden omgeslagen over het gehele controletijdvak dan geeft dat reden om aan te nemen dat over de jaren 2005 en 2006 bedragen van respectievelijk ((2.451+1.654+362)/3)*12=€17.868en ((2.034 + 1.000 + 3.936 -1.260 +1.000)/3)*12 =€ 26.840te weinig zijn opgenomen in de door de belastingplichtige gemaakte jaaroverzichten van de omzetsoftdrugs.
2.6.5
Brutowinstpercentages op dranken
Uit de jaarrapporten en overige stukken heb ik de hierna opgenomen brutowinstmarges berekend, uitgedrukt in een percentage van de inkopen:
Jaar
2005
2006
Geregistreerde omzet dranken inc. de omzetbelasting
€ 27.893
€ 58.968
Geregistreerde omzet dranken excl. de omzetbelasting
€ 26.314
€ 55.630
Inkoopwaarde van de omzet (gr.bk.rek 851.000)
€ 14.475
€ 14.947
Brutowinst
€ 11.839
€ 40.683
Brutowinstpercentages
82%
272%
Percentages na correctie op basis van uitkomsten theoretische berekening:
Jaar
2005
2006
Berekende / geregistreerde omzet dranken inc. de omzetbelasting
€ 45.000
€ 58.968
Berekende / geregistreerde omzet dranken excl. de omzetbelasting
€ 42.452
€ 55.630
Inkoopwaarde van de omzet (gr.bk.rek 851.000)
€ 14.475
€ 14.947
Brutowinst
€ 27.977
€ 40.683
Brutowinstpercentages
193%
272%
Op basis van de hiervoor genoemde cijfers ( na correctie ) wordt duidelijk dat de theoretische berekening een erg voorzichtige is en een zeer minimale. Indien namelijk geen rekening zou zijn gehouden met extra privé onttrekkingen ten bedrage van € 4.420 zou het BW% 222% bedragen. Om helemaal aan te sluiten met het percentage over 2006 dient nog rekening te worden gehouden met de verkoop van vers geperst sinaasappelsap. De inkoop van sinaasappels is echter niet excact te bepalen omdat die dikwijls niet juist is vastgelegd. Doorgaans is volstaan met uitsluitend de vermelding op de omzetstaten "sinaasappels".
(…)
9
Vergrijpboete inkomstenbelasting
Gelet op de aard en omvang van de correcties ben ik van oordeel dat de te weinig geheven belasting is te wijten aan opzet van de belastingplichtige. De administratie is verregaand ondeugdelijk en voldoet niet aan de in artikel 52 AWR gestelde eisen. Bovendien is komen vast te staan dat niet is voldaan aan de administratieplicht. Zo is over een groot gedeelte van de gecontroleerde periode in het geheel geen aantekening gehouden van de inkopen van softdrugs, en is een deel van de primaire omzetgegevens niet bewaard. Hierna is een samenvatting opgenomen van de geconstateerde gebreken:
  • Er is niet volledig voldaan aan de bewaarplicht. Zo zijn niet alle z-afslagen en niet alle overzichten omzet softdrugs bewaard (punt 2.6, punt 2.6.3,c en punt 2.64);
  • Er is geen sluitende kasadministratie (punt 2.6.1.);
  • Over de periode van 1 januari 2005 t/m 8 oktober 2006 is geen aantekening gehouden ten aanzien van de inkopen van softdrugs;
  • Over de periode van 9 oktober 2006 t/m 31 december 2006 is uitsluitend
extracomptabel aantekening gehouden van de inkopen van softdrugs. Deze
aantekeningen zijn ondeugdelijk gebleken (2.6.2);
- Over het controletijdvak is uitsluitend extracomptabel aantekening gehouden van de
omzet softdrugs. Deze aantekeningen zijn ondeugdelijk gebleken ( 2.6.3);
- De extracomptabel bijgehouden jaaroverzichten inzake de omzetsoftdrugs zijn
onvolledig en daarom ondeugdelijk gebleken (2.6.4);
- De geregistreerde omzet dranken over het jaar 2005 is op basis van het
onwaarschijnlijk lage BW% en de uitkomsten van de theoretische omzetberekening
met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid onvolledig (2.6.5 en 2.6.6);
Door geen deugdelijke administratie te voeren moet de belastingplichtige bovendien hebben geweten, behoort hij althans te hebben geweten dat de ingediende aangiften niet juist konden zijn. Bij opzet ( en voorwaardelijke opzet ) is een boete van 50% gepast en geboden. De boete wordt opgelegd ingevolge artikel 67 d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 lid 3 en paragraaf 26 lid 1 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.
(…)
10.1.1 Matiging boete wanverhouding / samenloop
Op grond van paragraaf 44 van het besluit bestuurlijke Boeten belastingdienst zal ik in verband met samenloop van de boete over de primitieve aanslag inkomstenbelasting de boete voor de omzetbelasting matigen tot een bedrag van € 300.
(…)".
1.11
Op 19 januari 2009 heeft er, naar aanleiding van de eerste bevindingen uit het boekenonderzoek, een gesprek tussen eiser, bijgestaan door zijn adviseur en de Belastingdienst plaatsgevonden. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt.
1.12
Tijdens het onder 1.10 bedoelde boekenonderzoek heeft verweerder de conclusie getrokken dat de gevoerde administratie niet aan de eisen van artikel 52 AWR voldoet en dat de opbrengsten inzake de omzet dranken en cannabis in het controletijdvak niet volledig zijn verantwoord. Verweerder is daarom overgegaan tot het opstellen van een theoretische omzetberekening. Verweerder heeft hierbij de inkoop van dranken, die door externe bescheiden wordt ondersteund, als uitgangspunt genomen. Aan de hand hiervan heeft verweerder de omzet dranken bepaald; ten aanzien van het jaar 2005 op basis van de gemaakte theoretische omzetberekening en ten aanzien van de het jaar 2006 op basis van de cijfers zoals die blijken uit de jaarrekening. Verweerder heeft vervolgens uit de omzet dranken de omzet softdrugs bepaald op grond van een volgens verweerder aanwezige vaste omzetverhouding tussen beide soorten omzet (95% omzet softdrugs: 5% omzet dranken). Vervolgens heeft verweerder de inkoop softdrugs op grond van branchecijfers berekend op 50% van de omzet. Verweerder heeft zich onder meer gebaseerd op informstie van het KLPD, het Trimbosinstituut, krantenartikelen uit het Algemeen Dagblad en het Haarlems Dagblad en het in april 2007 gepubliceerde rapport "De wereld achter de wietteelt".
1.13
Verweerder heeft op grond van de hiervoor genoemde theoretische omzetberekeningen met dagtekening 16 oktober 2009 de aanslagen over de jaren 2005 en 2006 opgelegd. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2005 is als volgt vastgesteld:
Aangegeven verzamelinkomen
16.019
Correcties:
Meer winst uit onderneming
305.511
Geen aftrek buitengewone uitgaven wegens hogere drempel
2.45
Vastgesteld verzamelinkomen
323.98
De aanslag IB/PVV voor het jaar 2006 is als volgt vastgesteld:
Aangegeven verzamelinkomen
30.166
Correcties:
Meer winst uit onderneming
439.288
Geen aftrek buitengewone uitgaven wegens hogere drempel
1.223
Vastgesteld verzamelinkomen
470.677
1.14
Eiser heeft daartegen bij brief van 18 november 2009, ontvangen door verweerder op 19 november 2009, bezwaar gemaakt.
1.15
Bij brief van 18 januari 2010 verstuurt verweerder aan eiser het voornemen tot afwijzing van het bezwaar.
1.16
Eiser verzoekt verweerder bij brief van 3 februari 2010 om te worden gehoord en het bezwaarschrift mondeling nader toe te lichten.
1.17
Op 11 mei 2010 heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden tussen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigden [gemachtigden], en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door [gemachtigde verweerder] en [vertegenwoordiger]. Tijdens dit hoorgesprek hebben partijen over en weer de wens uitgesproken om het geschil in compromis te beslechten. Op 4 juni 2010 heeft verweerder eiser het verslag van het hoorgesprek toegezonden. Tevens heeft verweerder op 4 juni 2010 eiser een schriftelijke uitwerking van het compromisvoorstel toegestuurd.
1.18
Eiser heeft bij brief van 14 juli 2010 verweerder meegedeeld zich niet te kunnen vinden in het compromisvoorstel van 4 juni 2010.
1.19
Bij brief van 9 september 2010 stuurt verweerder eiser de kennisgeving uitspraak op bezwaar. Hierin deelt verweerder aan eiser mee dat hij gedeeltelijk tegemoet komt aan eisers bezwaar.
1.2
Verweerder is bij zijn uitspraken op bezwaar van 10 september 2010 respectievelijk 12 november 2010 gedeeltelijk tegemoet gekomen aan eisers bezwaren.
Verweerder heeft voor het jaar 2005 het inkomen nader vastgesteld:
Vastgesteld verzamelinkomen
323.98
Minder winst uit onderneming
21.24
Nader vastgesteld verzamelinkomen
302.74
Verweerder heeft voor het jaar 2005 het inkomen nader vastgesteld:
Vastgesteld verzamelinkomen
470.677
Minder winst uit onderneming
53.004
Nader vastgesteld verzamelinkomen
417.673
Geschil
2.1
In geschil is het antwoord op de vraag of eiser binnen zijn onderneming heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van art. 52 AWR. Zijn de eventuele tekortkoming voldoende ernstig om de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast te rechtvaardigen? Daarnaast is in geschil of eiser zich ten aanzien van de wijze waarop hij de administratie voerde, kan beroepen op opgewekt vertrouwen op grond van eerdere boekenonderzoeken en eerder afgelegde bedrijfsbezoeken. Indien er aanleiding is voor een omzetcorrectie is in geschil of de door verweerder gedane omzetbijtelling redelijk is. Ook in dit verband wijst eiser op eerdere boekenonderzoeken en het daarbij gehanteerde brutowinstpercentage. Ten slotte is in geschil of de vergrijpboeten terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd.
2.2
Eiser stelt zich op het standpunt dat de gevoerde administratie van de coffeeshop niet zodanige tekortkomingen vertoont dat deze niet aan artikel 52 van de AWR voldoet. Derhalve rechtvaardigen de tekortkomingen een omkering van de bewijslast door de Belastingdienst niet. Eiser is daartoe van mening dat de administratie voldoende grondslag biedt om conclusies te trekken over de aard en omvang van de fiscale verplichtingen van de coffeeshop. Eiser mocht op basis van eerdere controles erop vertrouwen dat de administratie van de coffeeshop conform de vereisten van artikel 52 van de AWR was. Tevens is eiser van mening dat de Belastingdienst bij haar theoretische winstberekening ten onrechte is uitgegaan van een hogere brutowinst dan het door eiser gehanteerde percentage van 25%. Voorts is eiser van opvatting dat de vergrijpboeten dienen te worden vernietigd. Het is niet aan opzet van eiser te wijten dat de beperkte tekortkomingen zijn ontstaan in de administratie van de coffeeshop. Eiser heeft niet willens en wetens onjuiste aangiften ingediend. Eiser was en is zelfs niet bekend met enige onjuistheid. Daarnaast kan ook van voorwaardelijke opzet geen sprake zijn nu eiser niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard tot het indienen van onjuiste gegevens, aangezien van bewustheid van de onjuistheden in de administratie geen sprake was. Daarbij heeft eiser heeft zich laten bijstaan door een deskundige adviseur, eiser had geen reden om aan de deskundigheid van zijn adviseur te twijfelen. Ten aanzien van de heffingsrente stelt eiser dat deze dient te worden verlaagd. Gezien het feit dat de Belastingdienst onterecht de boekhouding van eiser heeft verworpen en winstcorrecties heeft doorgevoerd, is ook onterecht heffingsrente berekend.
2.3
Verweerder is van opvatting dat eiser niet heeft voldaan aan de formele verplichtingen van art. 52 AWR, wegens het ontbreken van enige vastlegging betreffende de inkoop van softdrugs, gezien de grote hoeveelheid tekortkomingen in de bijgehouden omzetlijsten en omdat de kasadministratie niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De administratie vormt daardoor geen betrouwbare basis voor de beoordeling van de juistheid en volledigheid van de aangegeven omzet. Verweerder heeft aangevoerd dat ten aanzien van de geconstateerde tekortkomingen eiser is gevraagd een verklaring te geven. Met hetgeen eiser heeft aangedragen kunnen de tekortkomingen echter niet dan wel onvoldoende worden verklaard. Gezien de tekortkomingen in de administratie stelt verweerder dat het aannemelijk is dat eiser omzet heeft verzwegen. Verweerder heeft de wijze van berekenen van de correctie aan eiser meegedeeld. Het betreft hier zowel absoluut als relatief gezien aanzienlijke bedragen. Door deze bedragen niet in de aangifte op te nemen, is de vereiste aangifte niet gedaan. Ook op grond van artikel 25, derde lid, sub a, van de AWR is de bewijslast omgekeerd. Verweerder heeft de gerealiseerde winst schattenderwijs vastgesteld, hierbij is gebruik gemaakt van gegevens uit de eigen administratie alsmede van branchegegevens. Met betrekking tot eisers beroep op het vertrouwensbeginsel kan uit de overgelegde stukken niet worden afgeleid dat eiser geen inkoop- of kasadminstratie hoefde bij te houden. Daarnaast kan opgewekt vertrouwen er nooit toe leiden dat ontvangsten niet tot de juiste bedragen verantwoord hoeven te worden. Ten aanzien van de boeten stelt verweerder dat gezien de gebreken in de administratie en de omvang van de niet geboekte ontvangsten er gesproken dient te worden van opzet. Eiser kan niet gemeend hebben door de winst in zijn aangifte op deze wijze te verantwoorden dat hij een juiste aangifte deed. In ieder geval heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het hanteren van een dergelijk laag brutowinstpercentage te weinig belasting zou worden geheven. De boeten zijn daarom tot de juiste bedragen opgelegd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
2.4
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
Vooraf
3.1
Verweerders uitspraak op bewaar van 10 september 2010, betrekking hebbend op de IB/PVV 2005, was verkeerd geadresseerd. Op 27 januari 2011 heeft verweerder de uitspraak op bezwaar op correcte wijze bekend gemaakt. Eisers hiertegen ingestelde beroep dat op 9 maart 2011 door de rechtbank werd ontvangen, is tijdig ingediend.
Ten aanzien van eisers administratieve verplichtingen
3.2
In artikel 52 AWR is, voor zover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen, zoals eiser, gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
3.3
Bij beantwoording van de vraag of eiser heeft voldaan aan de administratieplicht moet rekening worden gehouden met de aard en omvang van de onderneming. Naar het oordeel van de rechtbank mag van een exploitant van een coffeeshop, gelet op de aard van de branche, niet worden verwacht dat hij ter zake van de inkopen van softdrugs over inkoopfacturen beschikt. Dit neemt evenwel niet weg dat op de voet van het bepaalde in artikel 52 AWR mag worden verwacht dat hij op een systematische wijze de inkoop van softdrugs in zijn administratie vastlegt. Dit houdt onder meer in dat hij door middel van dagstaten in hoeveelheden, soort softdrugs en geld bijhoudt op welke data inkopen zijn verricht en dat hij een hierop aansluitende voorraadadministratie voert. Zonder een inkoop- en voorraadadministratie te voeren en te bewaren kan immers niet worden voldaan aan de in artikel 52, lid 1, van de AWR gestelde eis, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 31 mei 2013, nr. 11/03452 en 11/03456, LJN BX7184. Hieraan doet volgens de Hoge Raad niet af dat het in de branche niet gebruikelijk zou zijn een inkoop- en voorraadadministratie te voeren en dat het voeren daarvan tot problemen in de strafrechtelijke sfeer kan leiden.
3.4
Tot de gedingstukken behoren zogenoemde 'overzichten omzet softdrugs'. Eiser stelt dat hij daarmee voldoet aan wat van hem verwacht mag worden en dat hij op basis van bij eerdere boekenonderzoeken gemaakte afspraken er ook op mocht vertrouwen dat verweerder hiermee akkoord was. De rechtbank stelt voorop dat eiser over de periode tot 9 oktober 2006 niets heeft bijgehouden ten aanzien van de inkoopbedragen van de softdrugs. Over deze periode is er gelet op het onder 3.3 overwogene geen sprake van een deugdelijke wijze van administreren. Met ingang van 9 oktober 2006 houdt eiser extracomptabel de inkopen bij. De rechtbank oordeelt dat de methode waarop eiser zijn inkoop en omzet softdrugs vanaf 9 oktober 2006 registreert in beginsel controle op hoeveelheden zakjes door de fiscus mogelijk maakt. Ook verweerder heeft dit desgevraagd ter zitting erkend. Wanneer deze controle echter wordt uitgevoerd -zoals verweerder over de periode van 9 oktober 2006 tot en met 31 december 2006 heeft gedaan- blijkt echter dat de vastleggingen van eiser aanzienlijke materiële gebreken bevatten (zie onder 2.6.2 uit het controle rapport vermeld onder 1.10). Eiser heeft dit desgevraagd ter zitting ook erkend. Gelet op deze materiële gebreken zijn eisers vastleggingen geen goede grondslag voor de bepaling van de fiscale verplichtingen. Bovendien ontbreken er dagelijkse 'overzichten omzet softdrugs' en zijn deze op onjuiste wijze getotaliseerd tot maandbedragen. Deze maandbedragen vormen de grondslag voor de jaarrekening. Bij controle door verweerder blijkt dat er over verschillende maanden minder omzet in het maandbedrag is begrepen dan volgt uit het totaliseren van de 'overzichten omzet softdrugs' voor die maand.
3.5
Ten aanzien van de kasadministratie overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat al het geldverkeer in eisers onderneming contant verloopt. De rechtbank is van oordeel dat in dat geval een volledige kasadministratie van wezenlijk belang is voor de controle van de omzet- en winstverantwoording in de onderneming en daarmee een essentieel en onmisbaar onderdeel vormt van de administratie. De inkoop van softdrugs is in hoeveelheden bijgehouden. In de periode vóór 9 oktober 1006 zijn echter geen met de inkoop gemoeide bedragen geregistreerd. Privé-opnamen zijn evenmin in de kasadministratie vermeld, terwijl eiser ter zitting wel heeft erkend dat gelden uit de onderneming voor privé-doeleinden worden aangewend. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij geld stort op een privé-rekening, wat daar ook van zij- stelt de rechtbank vast dat eiser de betreffende opnamen uit de kas niet heeft geregistreerd. Ten slotte is tijdens het onder 1.10 vermelde boekenonderzoek gebleken dat eiser in 2005 in verschillende contante deelbetalingen een huurachterstand heeft betaald met betrekking tot het pand waarin de coffeeshop was gevestigd. Dit is in één bedrag via het memoriaal geboekt op huurkosten. Door de uitgaven voor inkopen softdrugs niet in het kasboek te vermelden, door opnamen voor privé niet op het moment van onttrekking te registreren en door de deelbetalingen aan de huurachterstand niet op het moment van de opname ervan te boeken, kan het administratieve kassaldo niet met het werkelijke kassaldo overeenstemmen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers kasadministratie niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast is regelmatig sprake van kasverschillen. Voor zover er sprake is van een kasoverschot, ofwel er is meer kasgeld aanwezig dan er volgens de administratie aanwezig zou zijn, vormt dit een aanwijzing dat er te weinig omzet is geboekt. Eiser heeft althans geen (andere) verklaring hiervoor gegeven. Eiser heeft deze kasverschillen niet (als omzet) in de financiële administratie verantwoord.
3.6
Uit de jaarrekening volgt een brutowinstpercentage dranken van 82% voor 2005 en van 272% voor 2006. Het is aan eiser om een verklaring te geven voor dit aanzienlijke verschil. Met hetgeen eiser naar voren gebracht is hij daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat in het jaar 2005 zodanig veel meer is 'weggegeven' als in 2006, dat de onderhavige verschillen in brutowinstmarge hierdoor verklaard kunnen worden. Eisers betoog dat hij door de sluiting van een andere coffeeshop in [vestigingsplaats] in 2005 meer omzet heeft behaald, kan geen verklaring vormen voor de lagere marge, nu dit gegeven geen invloed heeft op de verhouding tussen eisers inkoop- en verkoopprijzen. De rechtbank oordeelt dat de aangegeven omzet frisdrank in 2005 gelet op de geboekte inkoop en de door verweerder gemaakte theoretische omzetberekening onaanvaardbaar laag is.
3.7
Het onder 3.4, 3.5 en 3.6 overwogene brengt, ook als de aard en omvang van de onderneming van eiser in aanmerking wordt genomen, mee dat eisers wijze van administreren naar het oordeel van de rechtbank niet voldoet aan de daaraan, uit het oogpunt van juistheid, volledigheid en controleerbaarheid, te stellen eisen. De gebreken zijn zodanig ernstig dat de administratie niet kan dienen als deugdelijke en betrouwbare grondslag voor de bepaling van de belastingverplichtingen. Deze schending is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat plaats is voor toepassing van de bewijsregel van artikel 27e AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast). Dit betekent dat het aan eiser is om overtuigend de onjuistheid van de correcties aan te tonen.
Vertrouwensbeginsel
3.8
Eiser stelt dat hij er op grond van eerdere boekenonderzoeken en bedrijfsbezoeken op mocht vertrouwen dat zijn administratie wel aan de wettelijke vereisten voldeed. Voor zover eiser stelt dat toepassing van het vertrouwensbeginsel er aan in de weg staat om aan de schending van de administratieplicht het wettelijke gevolg van omkering en verzwaring van de bewijslast te verbinden, faalt die stelling. De onder 1.7 en 1.8 vermelde controlerapporten, waarbij steeds omzetcorrecties zijn aangebracht en het onder 1.9 vermelde bedrijfsbezoeken waarbij een waarschuwing administratieplicht is uitgereikt, wijzen eerder op het tegendeel. De rechtbank acht het op zichzelf wel geloofwaardig dat de wijze waarop de omzetlijsten worden bijgehouden mede in overleg met de belastingdienst tot stand is gekomen, echter er is ook voortdurend op de controleerbaarheid hiervan gewezen. Zo eiser al kon menen dat zijn methode van vastlegging afdoende was, wijst de rechtbank op de materiële gebreken. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder zou hebben ingestemd met een materieel ondeugdelijke administratie.
Ten aanzien van de omzetcorrecties
3.9
De toepassing van de onder 3.7 bedoelde bewijsregel ontslaat verweerder evenwel niet van zijn verplichting om de door hem aangebrachte correcties te baseren op een redelijke schatting (zie onder meer Hoge Raad 29 september 1993, nr. 28 400, BNB 1993/330 en Hoge Raad 28 maart 2003, nr. 38 039, LJN: AF6486, BNB 2003/203). Verweerder heeft uiteengezet dat hij de omzet dranken tot uitgangspunt heeft genomen en dat hij hieruit volgens een vaste omzetverhouding dranken-softdrugs van 5%-95% de omzet softdrugs heeft bepaald. De rechtbank stelt vast dat verweerder de door hem gestelde vaste omzetverhouding heeft onderbouwd met een verwijzing naar waarnemingen ter plaatse bij coffeeshops in [provincie] en voorts met een verwijzing naar een aantal jaarrrekeningen van eiser zelf. De rechtbank acht het hanteren van dit uitgangspunt, hetgeen eiser overigens ook niet heeft betwist, daarom redelijk, ook al is voor het jaar 2005 niet de aangegeven omzet dranken gehanteerd, maar de theoretische omzet dranken, nu deze aan de hand van redelijke uitgangspunten en op basis van eisers eigen inkoop is berekend. Voorts heeft verweerder ten aanzien van de softdrugs een brutowinstpercentage gehanteerd van 50% van de omzet. Verweerder heeft dit percentage onderbouwd door te verwijzen naar diverse publicaties en jurisprudentie. Uit de door verweerder genoemde publicaties heeft hij gemiddelde inkoopcijfers voor 2005 en 2006 afgeleid van respectievelijk € 2.662 en € 3.175 per kilogram. Verweerder heeft voor 2005 en 2006 (gemiddelde) verkoopcijfers afgeleid van respectievelijk € 6.220 en € 6.700 per kilogram. Deze inkoop- en verkoopprijzen resulteren in brutowinstpercentages van 134% voor 2005 en 111% voor 2006. Verweerder heeft de correcties evenwel gebaseerd op brutowinstpercentages van 100% van de inkoopwaarde (hetgeen overeenkomt met 50% van de omzet). Eiser heeft betwist dat dit percentage op hem van toepassing is door onder meer te stellen dat uit het boekenonderzoek over het jaar 2003 en 2004 een brutowinstpercentage van 38% (van de omzet) volgt voor eisers onderneming. De rechtbank volgt eiser niet in deze stelling nu uitdrukkelijk is bepaald dat het genoemde percentage slechts voor de jaren 2003 en 2004 gold. Verder heeft eiser gesteld dat hij een lagere marge heeft dan gemiddeld omdat hij uitsluitend geportioneerd inkoopt en omdat hij van tussenhandelaren inkoopt in plaats van bij de telers. Ten aanzien van de inkoop van tussenhandelaren overweegt de rechtbank dat geen enkel zicht bestaat op wie eisers leveranciers zijn. Eisers enkele stelling dat sprake is van tussenhandelaren is dan ook niet voldoende voor de aanname dat verweerders schatting niet redelijk zou zijn. Dit klemt temeer daar verweerder in zijn verweerschrift gemotiveerd heeft gesteld dat de invloed van inkoop bij tussenhandelaren gering is. De rechtbank is van oordeel dat het op eisers weg ligt om het tegendeel aannemelijk te maken. Hierin acht de rechtbank eiser niet geslaagd. Ten aanzien van de geportioneerde inkopen overweegt de rechtbank als volgt. Uit eisers administratie blijkt een inkoop van gripzakjes van 51.000 stuks. Dat eiser deze zakjes inkoopt ten behoeve van zijn leveranciers die deze vervolgens gebruiken om aan eiser geportioneerd te leveren, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Anderzijds is de ingekochte hoeveelheid gripzakjes onvoldoende voor de omzet die verweerder heeft berekend. Verweerder heeft als verklaring hiervoor genoemd dat de inkoop gripzakjes niet volledig is. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat eiser inderdaad voor een deel geportioneerd inkoopt. Indien en voor zover eiser stelt dat om die reden een schatting op basis van een brutowinstpercentage van 100% van de inkoopwaarde niet redelijk is, ligt het op zijn weg dit aannemelijk te maken. In de beroepsfase heeft eiser hiertoe een verklaring overgelegd van [X]. De rechtbank hecht onvoldoende geloof aan deze verklaring. Zo is deze verklaring opgesteld in 2011, respectievelijk 5 danwel 6 jaren ná de periode waarover het onderhavige geschil speelt. [X] stelt dat 'naar hem bekend is' eiser altijd geportioneerd inkoopt en dat eiser een aantal malen per dag van zijn leveranciers aanvoer ontvangt. Wat de bron van [X] wetenschap is, laat hij echter onvermeld. Ten aanzien van de geportioneerde inkopen overweegt de rechtbank daarenboven dat [X] op geen enkele wijze de in de branche gebruikelijke manier van werken weergeeft wanneer geportioneerd wordt ingekocht, noch op welke schaal dit in de branche gebruikelijk is. De verklaring kan daarom niet dienen als objectieve bron ter onderbouwing van eisers stelling dat de door verweerder gemaakte schatting niet redelijk is. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder de correcties heeft gebaseerd op redelijke schattingen, althans dat eiser het tegendeel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank zal het beroep voor zover dit betrekking heeft op de aanslagen IB/PVV 2005 en 2006 ongegrond verklaren.
Heffingsrente
3.1
De beroepen worden geacht mede te zijn gericht tegen de beschikkingen heffingsrente. Eiser heeft geen zelfstandige grieven aangevoerd tegen de opgelegde heffingsrente beschikkingen. Nu de rechtbank de beroepen ten aanzien van de belastingaanslagen ongegrond zal verklaren, is het beroep tegen de beschikkingen heffingsrente eveneens ongegrond. De rechtbank wijst eiser erop dat de hoogte van de beschikking heffingsrente de hoogte van de belastingaanslag volgt.
Boete
3.11
Indien met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven, vormt dit, ingevolge artikel 67d van de AWR een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van het bedrag van de navorderingsaanslag voorzover dat bedrag als gevolg van de opzet of de grove schuld van de belastingplichtige niet zou zijn geheven.
3.12
Ingevolge paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 legt de inspecteur in geval van opzet een vergrijpboete op van 50 procent.
3.13
Gelet op hetgeen hiervoor onder de punten 3.4 tot en met 3.9 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eisers administratie in het onderhavige jaar zodanig ondeugdelijk is ingericht dat dit het vermoeden rechtvaardigt dat eiser willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem behaalde omzet te laag is aangegeven tot de door verweerder becijferde omzetcorrectie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit vermoeden met al hetgeen hij heeft aangedragen niet ontzenuwd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het eiser zelf is die de primaire vastlegging van inkopen, omzetten en privé opnamen doet of nalaat, en dat hij derhalve bewust onjuiste of onvolledige informatie (maandtotalen) aan de boekhouder heeft verstrekt. Het gaat derhalve om het verwijtbaar handelen van eiser zelf. De rechtbank is daarom van oordeel dat het aan eisers voorwaardelijke opzet is te wijten dat de aanslagen IB/PVV tot te laag bedragen zijn vastgesteld.
3.14
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2008, nr 41.832, BNB 2008/165, dient bij de beoordeling van een vergrijpboete ervan te worden uitgegaan dat de feitelijk geheven belasting de verschuldigde belasting is, ook als de hoogte daarvan is komen vast te staan met toepassing van de zogenoemde omkering van de bewijslast. Bij de vraag of een opgelegde vergrijpboete, gelet op de omstandigheden van het geval, een passende en geboden sanctie is, zal de rechter volgens de Hoge Raad in zijn overwegingen moeten betrekken dat de hoogte van de belasting is komen vast te staan met toepassing van de zogenoemde omkering van de bewijslast.
3.15
In dit geval heeft verweerder zich moeten baseren op een theoretische omzetberekening, omdat eiser niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht. Gezien de uitgangspunten en aannames waarop verweerder zich heeft gebaseerd bij de theoretische omzetberekening ziet de rechtbank geen aanleiding om tot matiging van de opgelegde vergrijpboetes over te gaan vanwege de omstandigheid dat de grondslag ervan met toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast is vastgesteld. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder reeds rekening heeft gehouden met de samenloop van meerdere boeten voor verschillende belastingmiddelen voortvloeiend uit hetzelfde feitencomplex, nu hij voor de omzetbelasting de opgelegde boete heeft gematigd tot € 300. Mede gelet daarop acht de rechtbank de bij de onderhavige aanslagen IB/PVV opgelegde boeten passend en geboden.
3.16
De rechtbank dient voorts op grond van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005 (nr. 37 984, BNB 2005/337) nog ambtshalve te onderzoeken of sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Nu reeds in januari 2009 een eerste bespreking naar aanleiding van de bevindingen bij de controle heeft plaatsgevonden is dat naar het oordeel het moment waarop een handeling is verricht waaraan eiser in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. Sinds dit tijdstip en het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak doet is een periode van vier jaren en vijf maanden verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee de redelijke termijn overschreden met twee jaren en vijf maanden. De rechtbank ziet hierin reden de boeten te matigen met 20%, derhalve tot op € 58.178 ten aanzien van de boete opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2005 en tot op € 79.718 ten aanzien van de boete opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2006.
3.17
Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
Nu de beroepen uitsluitend vanwege de ambtshalve toetsing van de boetes aan de redelijke termijn gegrond moeten worden verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of voor een vergoeding van het griffierecht (zie HR 16 september 2011, nr. 10/03571, LJN BP8053)

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
  • vermindert de boetebeschikking horend bij de aanslag IB/PVV 2005 tot op € 58.178;
  • vermindert de boetebeschikking horend bij de aanslag IB/PVV 2006 tot op € 79.718;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, voorzitter, mr. J.W. Keuning en mr. J.F.H. van den Belt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Boskma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2013.
w.g. E. Boskma
w.g. A.F. Germs-de Goede

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 -
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep