Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De vordering en het verweer
woensdag 3 juli 2013zal uitlaten over het verdere verloop van deze procedure.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2013, vorderde de man, hierna te noemen [eiser], een verklaring voor recht dat hij een bedrag van € 1.858,08 te veel aan kinderalimentatie heeft betaald. De vrouw, hierna te noemen [gedaagde], voerde verweer en vorderde in reconventie de veroordeling van [eiser] tot het in het geding brengen van de belastingsaanslagen en tot betaling van de helft van de belastingrestitutie 2009. De procedure begon met een tussenvonnis op 14 mei 2013, waarin de kantonrechter partijen vroeg zich uit te laten over zijn bevoegdheid. Na overleg met partijen werd de comparitie niet doorgegaan en werd de datum voor het vonnis vastgesteld op 18 juni 2013.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] niet als een zaak van verbintenissenrecht kon worden gezien, maar als een zaak van personen- en familierecht, zoals geregeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit volgde uit een arrest van de Hoge Raad van 2 mei 2003, waarin werd bepaald dat in zaken van levensonderhoud, zoals alimentatie, de verzoekschriftprocedure dwingend voorgeschreven is, ook als er een alimentatieovereenkomst is gesloten. Gezien deze overwegingen verklaarde de kantonrechter zich onbevoegd en verwees de zaak naar de familiekamer voor verdere behandeling volgens de regels van de verzoekschriftprocedure.
De beslissing van de kantonrechter hield in dat de procedure in de huidige stand zal worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure en dat de zaak naar de kamer van de rechtbank voor familiezaken, afdeling privaatrecht, locatie Assen, werd verwezen. De griffier van deze kamer werd opgedragen zich uiterlijk op 3 juli 2013 uit te laten over het verdere verloop van de procedure. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter G.J.J. Smits.