ECLI:NL:RBNNE:2013:3470

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
C-18-140284 FARK 13-805
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlening van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen afgewezen

In deze zaak heeft de vrouw op 8 april 2013 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland, waarin zij verzoekt om vervangende toestemming om met haar kinderen naar Leeuwarden te verhuizen. De man, de vader van de kinderen, heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. De rechtbank heeft de zaak op 30 mei 2013 behandeld met gesloten deuren, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De vrouw heeft aangegeven dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege haar nieuwe partner en de wens om een gezinsleven op te bouwen in Leeuwarden. De man heeft echter betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is, aangezien zij goed gedijen in hun huidige omgeving in Groningen, waar zij hun sociale netwerk en school hebben.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de belangen van de kinderen vooropgesteld. Het belang van de kinderen om in een stabiele en vertrouwde omgeving te blijven, waar zij al hun hele leven wonen, is door de rechtbank zwaarder gewogen dan de persoonlijke wensen van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen goed functioneren in hun huidige situatie en dat een verhuizing naar Leeuwarden hen zou blootstellen aan onnodige veranderingen en onzekerheden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de voordelen voor haar niet opwegen tegen de belangen van de kinderen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zowel het verzoek van de vrouw om te verhuizen als het verzoek van de man om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huidige zorgregeling, die in het belang van de kinderen is, moet worden voortgezet. De beschikking is gegeven op 11 juni 2013 en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
zaaknr.: C/18/140284 / FA RK 13-805
beschikking d.d. 11 juni 2013
in de zaak van:

[… 1]

[adres]
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.C. Lich,
en

[… 2]

[adres2]
verweerder,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.R.P. Ossentjuk.

PROCESVERLOOP

De vrouw heeft op 8 april 2013 een verzoekschrift met bijlagen ingediend. Zij verzoekt hierin de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
  • haar vervangende toestemming te verlenen om met ingang van 15 juli 2013 met de kinderen van partijen naar Leeuwarden te verhuizen;
  • de zorgregeling tussen de man en de kinderen, zoals vastgesteld bij beschikking van 24 juli 2012, als gevolg daarvan te wijzigen in die zin dat:
- de kinderen van partijen in de ene week op vrijdag in plaats van op donderdag naar
de man gaan tot maandagochtend;
- de kinderen in de andere week op vrijdagmiddag bij de man verblijven eenmaal per
vier weken van vrijdagmiddag tot en met zaterdagochtend 12:00 uur,
- althans een regeling vast te stellen zoals de rechtbank juist acht.
Op 24 mei 2013 zijn ter griffie aanvullende producties van de advocaat van de vrouw ontvangen.
De man heeft op 27 mei 2013 een verweerschrift met bijlagen ingediend. Hierin verzoekt hij bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vrouw tot verlening van vervangende toestemming om te verhuizen af te wijzen en het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen contactregeling tussen de vrouw en de kinderen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren op 30 mei 2013. Daarbij zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, verschenen en gehoord. Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitaantekeningen.

RECHTSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten:
  • partijen zijn gehuwd geweest;
  • voornoemd huwelijk is op 6 april 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 november 2009 in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand;
  • uit voornoemd huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
o
[kind1][geboortedatum1]
o[kind2],[geboortedatum2]
o
[kind 3],[geboortedatum3]
  • de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw;
  • partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen;
  • bij beschikking van 24 juli 2012 is tussen de man en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vastgesteld:
  • de kinderen verblijven per veertien dagen in de ene week een weekend van donderdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de man en in de andere week de vrijdagmiddag van 12.00 uur tot 19.00 uur;
  • de kinderen verblijven de helft van de vakanties en feestdagen bij de man, overeenkomstig het onderstaande schema:
even jaren:
 de kinderen verblijven de eerste helft van de zomervakantie gedurende drie aaneengesloten weken bij de vrouw;
 de kinderen verblijven de tweede helft van de zomervakantie gedurende drie aaneengesloten weken bij de man;
 de kinderen verblijven de eerste helft van de kerstvakantie bij de man;
 de kinderen verblijven de tweede helft van de kerstvakantie bij de vrouw;
 de overige vakanties worden tussen partijen bij helfte verdeeld, waarbij wordt aangesloten op de omgangsweekenden bij de man;
 de kinderen verblijven de overige erkende feestdagen (die zowel buiten de omgangsweekenden als de bovenvermelde vakanties vallen) bij de vrouw;
oneven jaren:
 de kinderen verblijven de eerste helft van de zomervakantie gedurende drie aaneengesloten weken bij de man;
 de kinderen verblijven de tweede helft van de zomervakantie gedurende drie aaneengesloten weken bij de vrouw;
 de kinderen verblijven de eerste helft van de kerstvakantie bij de vrouw;
 de kinderen verblijven de tweede helft van de kerstvakantie bij de man;
 de overige vakanties worden tussen partijen bij helfte verdeeld, waarbij wordt aangesloten op de omgangsweekenden bij de man;
 de kinderen verblijven de overige erkende feestdagen (die zowel buiten de omgangsweekenden als de bovenvermelde vakanties vallen) bij de man.
Standpunt vrouw
De scheiding tussen partijen is vrij problematisch verlopen, hetgeen onder meer te maken heeft gehad met de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de kinderen. Na de nodige strubbelingen is uiteindelijk via een opbouwregeling voornoemde zorgregeling door de rechtbank vastgesteld.
De vrouw heeft sinds het voorjaar van 2012 een nieuwe partner, die een bijna achttienjarige zoon uit een vorige relatie heeft. De stelling van de man dat dit de vierde relatie van de vrouw zou zijn sinds de scheiding is onjuist. Zij heeft eenmaal een korte relatie gehad, waar de kinderen niet of nauwelijks bij betrokken zijn geweest. Inmiddels is er sprake van een zeer bestendige relatie met de nieuwe partner en brengen de vrouw en de kinderen weekenden door bij hem en zijn zoon. De vrouw en de nieuwe partner hebben de wens om op 28 augustus 2013in het huwelijk te treden en met zijn zessen te gaan samenwonen in zijn woning in Leeuwarden. Hiervoor bestaat een aantal redenen. Ten eerste is de nieuwe partner werkzaam in Leeuwarden, is hij daarnaast kostwinner (de vrouw heeft op dit moment een uitkering) en heeft hij een ruime woning die beter geschikt is om samen te wonen dan de sociale huurwoning van de vrouw in Groningen. De optie om de woning van de nieuwe partner te verkopen is overwogen, maar is op dit moment, mede gezien de huidige woningmarkt, geen reële optie. Verhuizen zonder verkoop van deze woning is financieel niet haalbaar vanwege de dubbele woonlasten die dan zouden optreden. Daarnaast drukt de aanzienlijke alimentatieverplichting jegens zijn ex-echtgenote het inkomen van de nieuwe partner.
Het is evident dat een verhuizing met de kinderen naar Leeuwarden een verandering van woonomgeving en school voor de kinderen tot gevolg heeft. Ook zal dit ontegenzeggelijk consequenties hebben voor de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar de vrouw is van mening dat de veranderingen dienaangaande niet groot hoeven te zijn. De zorgverdeling zal door de verhuizing op een tweetal punten een geringe wijziging behoeven. De afstand tussen Groningen en Leeuwarden is bovendien zodanig klein dat de kwaliteit van de zorgregeling hier niet onder hoeft te lijden. In het geval het nieuwe gezin overigens in Groningen zou gaan wonen, zou er ook verhuisd moeten worden, hetgeen ook een wijziging zou meebrengen wat betreft school en woonomgeving van de kinderen.
De vrouw heeft zich samen met de nieuwe partner goed georiënteerd op wat de verhuizing naar Leeuwarden voor de kinderen zou betekenen. De woning van de nieuwe partner is gelegen in een omgeving die zeer geschikt is voor kinderen en hun ontwikkeling. Er zijn scholen en speel- en sportactiviteiten in de directe omgeving. De verhuizing is nog niet met de kinderen besproken. Zij weten wel dat het de wens van de vrouw is om op enig moment één gezin te vormen. De vrouw acht de aankomende zomervakantie het meest geschikte moment voor de kinderen om te verhuizen, aangezien de kinderen in de vakantie zouden kunnen wennen aan hun nieuwe woonomgeving en na de vakantie op een nieuwe school zouden kunnen beginnen. De kinderen hebben overigens in het afgelopen jaar meerdere weekenden en vakanties in Leeuwarden doorgebracht en zijn in beginnende zin reeds vertrouwd geraakt met de nieuwe omgeving en de stad.
De vrouw heeft de man instemming gevraagd voor de verhuizing en hem ook gevraagd mee te denken over een aanpassing van de zorgregeling. De man heeft aangegeven het niet eens te zijn met de voorgenomen verhuizing, zodat de vrouw zich tot de rechtbank heeft gewend met het verzoek haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen met ingang van 15 juli 2013 naar Leeuwarden te verhuizen. De vrouw verzet zich tegen het verzoek van de man het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. Zij is vanaf de geboorte van de kinderen hun verzorgster geweest en acht het in hun belang dat zij deze rol blijft vervullen. Daarnaast betwist zij dat het werk en de werktijden van de man hem in staat stellen de opvoeding van de kinderen op zich te nemen, zoals hij heeft gesteld.
Standpunt man
De huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, die op basis van een tweetal raadsrapportages door de rechtbank na veel onenigheid en discussies tussen partijen is vastgesteld, verloopt nog maar sinds enkele maanden goed. De kinderen gaan met veel plezier naar hun vader. De man is van mening dat de voorgenomen verhuizing van de vrouw, die wijzigingen tot gevolg zal hebben voor de zorgregeling, niet in het belang van de kinderen is. Uit eerdere raadsrapportages blijkt dat de kinderen graag bij hun vader zijn en gebaat zijn bij duidelijkheid en rust. Een mogelijke verhuizing komt derhalve niet tegemoet aan hun belangen. De verhuizing zal niet alleen aanzienlijke gevolgen hebben voor de zorgregeling, maar ook voor het sociale en maatschappelijke leven van de kinderen. De kinderen hebben het grootste gedeelte van hun leven in Groningen gewoond waar ook (delen van) de beide families van partijen wonen en waarmee de kinderen regelmatig omgang hebben. Ook gaan de kinderen hun leven lang al naar dezelfde school, waarbij wordt opgemerkt dat [het eerste kind] in groep zeven zit en volgend schooljaar aan zijn laatste jaar begint. Het is met name voor hem belangrijk dat hij onderwijs kan blijven volgen in zijn vertrouwde omgeving. Een verhuizing zou betekenen dat de kinderen moeten wennen aan een nieuwe school, een nieuw gezin en een nieuwe omgeving.
De voorgenomen verhuizing lijkt te worden ingegeven door persoonlijke en economische belangen van de vrouw en niet door de belangen van de kinderen. De kinderen hebben aan de man te kennen gegeven dat zij liever bij hem zouden willen wonen dan te moeten verhuizen. De man staat een nieuwe relatie van de vrouw niet in de weg, maar vraagt zich af in hoeverre er na een latrelatie van ongeveer één jaar van een bestendige relatie kan worden gesproken, te meer nu dit al de vierde relatie is van de vrouw sinds het uiteengaan van partijen in 2009. De man is van mening dat de vrouw eerst de tijd moet nemen om te onderzoeken hoe bestendig haar nieuwe relatie is, alvorens zij een verhuizing met de kinderen kan overwegen. De vrouw heeft met haar verhuisplannen, die in de ogen van de man veel te snel komen en ondoordacht en onvoorbereid zijn, terwijl de vrouw ook geen of onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijke alternatieven, zoals een verhuizing van de nieuwe partner naar Groningen, de belangen van de kinderen niet op juiste waarde geschat. Hij is daarom van mening dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem moet worden bepaald en dat er een zorgregeling tussen de vrouw en de kinderen moet worden vastgesteld. Het werk en de werktijden van de man stellen hem in staat de verzorging en opvoeding van de kinderen voor zijn rekening te nemen.
Beoordeling
Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de vrouw voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de man behoeft. Indien partijen het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de vrouw, bij wie de kinderen hun hoofdverblijf hebben, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de kinderen en haar nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de wens van de vrouw om met de kinderen te verhuizen naar Leeuwarden overwegend is ingegeven door haar persoonlijke wens om daar in gezinsverband een nieuw leven met haar nieuwe partner en de kinderen te kunnen opbouwen. Zij stelt daarbij dat de kinderen waarschijnlijk geen schade zullen ondervinden van een verhuizing naar Leeuwarden, maar hier verwachtingsvol en met gezonde spanning naar uitkijken, en er juist bij gebaat zijn om opnieuw in gezinsverband en in betere (financiële) omstandigheden verder op te groeien. De rechtbank acht deze wens van de vrouw begrijpelijk, maar op dit moment, ook in het licht van de betwisting door de man, echter ondergeschikt aan het belang van de kinderen om niet met de consequenties van een verhuizing te worden belast. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Op dit moment gaat het goed met de kinderen, mede door het goed verlopen van de contactregeling. Groningen vormt hun vertrouwde woon- en leefomgeving waar zij al hun hele leven naar dezelfde school gaan, een deel van hun familie en vriendjes en vriendinnetjes hebben, alsook hun sociale en maatschappelijke activiteiten, maar ook hun vader met wie zij een goed contact onderhouden. De kinderen zijn derhalve in Groningen geworteld. Onder deze omstandigheden dient op dit moment het belang van de vrouw bij het starten van een nieuw gezinsleven met haar partner in Leeuwarden naar het oordeel van de rechtbank niet te prevaleren boven de belangen van de kinderen om op dit moment hun leven te continueren in een voor hen vertrouwde, stabiele leefomgeving. Daarbij is betrokken dat [het eerste kind] zich in een leeftijdsfase bevindt waarin de aankomende overgang van de basisschool naar het middelbaar onderwijs zich aandient. Een verhuizing zou voor hem niet alleen een ingrijpende verandering van woonomgeving betekenen, maar ook twee schoolwisselingen in korte tijd. Dit moet niet in zijn belang worden geacht. De enkele stelling van de vrouw dat hij op zijn huidige school minder sociale aansluiting zou hebben, doet daaraan niet af.
Daarnaast is de noodzaak om op dit moment te moeten verhuizen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangetoond. De vrouw heeft er weliswaar belang bij om uit de bijstandsuitkering te komen en een baan te vinden, opdat zij in haar eigen inkomen kan voorzien, maar zij heeft haar stelling dat het samenwonen in Leeuwarden en het netwerk van de nieuwe partner haar kansen op het vinden van werk vergroten, niet aangetoond. Daarbij heeft de vrouw gesteld dat haar nieuwe partner een drukke fulltime baan heeft met werkafspraken die regelmatig buiten kantooruren plaatsvinden. Het is in dat licht de vraag in hoeverre hij zou kunnen bijdragen in het opvangen van de kinderen in het geval de vrouw aan het werk is, terwijl de vrouw in Groningen wat dat betreft zou kunnen terugvallen op de man en een voor de kinderen vertrouwd sociaal netwerk. De overige door de vrouw aangevoerde argumenten om te verhuizen, zoals het feit dat de nieuwe partner werkzaam is in Leeuwarden en door de aard van en onregelmatigheid in zijn werkzaamheden niet in Groningen zou kunnen wonen, dat hij op dit moment de kostwinner is en dat zijn woning beter geschikt is dan de woning van de vrouw, zijn afgezet tegen de bovengenoemde belangen van de kinderen op dit moment onvoldoende zwaarwegend. Door met haar nieuwe partner te willen samenwonen en in financieel opzicht afhankelijk van hem te worden, ook al is het de bedoeling dat dit voor korte duur zal zijn, brengt de vrouw zichzelf en de kinderen bovendien in een kwetsbare en onzekere positie mocht de sinds februari 2012 bestaande relatie op enig moment onverhoopt worden verbroken, een omstandigheid die, gelet op de duur van de relatie, door de rechtbank ook in ogenschouw wordt genomen.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken sinds de scheiding van partijen in 2009 in meerdere gerechtelijke procedures onderwerp van geschil is geweest. Ook zijn partijen in het verleden doorverwezen naar het traject Ouderschap Na Scheiding (ONS) om in het belang van de kinderen te werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie en het vergroten van het vertrouwen in elkaar als ouder. Dit traject werd door de vrouw na het intakegesprek reeds beëindigd. Daarnaast heeft de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) op verzoek van de rechtbank tweemaal advies gegeven over welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de kinderen is. Door de Raad is destijds geconstateerd dat het gebrek aan continuïteit en stabiliteit in de contactregeling en de problematische communicatie tussen partijen voor veel onrust en onduidelijkheid bij de kinderen zorgden. De problematische communicatie tussen partijen is voor de rechtbank de reden geweest om bij voornoemde beschikking van 24 juli 2012 een gedetailleerde vakantieregeling vast te stellen en partijen in overweging te geven alsnog professionele hulp in te schakelen om hun communicatie te verbeteren. Gebleken is dat de kwaliteit van de communicatie over de kinderen op dit moment nog altijd te wensen overlaat, dat partijen elkaar over en weer nog steeds verwijten maken en niet goed in staat zijn de onderwerpen die de kinderen betreffen op een adequate en efficiënte wijze met elkaar uit te wisselen. Daarbij heeft de voorgenomen verhuizing van de vrouw, waartegen de man op dit moment fel gekant is, de verhouding tussen partijen weer flink op scherp gezet.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat het risico dat de verstandhouding tussen partijen en het overleg over de kinderen verder zullen verslechteren wanneer de vrouw op dit moment gaat verhuizen. De contactregeling zal door de verhuizing immers niet alleen onvermijdelijk inhoudelijke wijzigingen ondergaan, maar ook in praktische zin (zoals het halen en brengen) meer van partijen vragen, waardoor het niet denkbeeldig is dat ook de uitvoering van de regeling in gevaar komt. Het behoeft geen betoog dat dit niet in het belang van de kinderen zal zijn en dat een en ander een negatieve weerslag zal hebben op hun welbevinden. Het wijzigingsvoorstel dat de vrouw in dit verband aan de man heeft gedaan houdt bovendien een inperking van de doordeweekse omgang in. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor partijen op dit moment niet haalbaar om tot door beide partijen geaccepteerde alternatieven te komen om de gevolgen hiervan voor de kinderen en de man te verzachten of te compenseren. Het feit dat de kinderen over de verhuizing nog niet zijn geïnformeerd door de vrouw, waardoor bovendien vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de mate waarin de verhuizing is voorbereid, en de zeer stellige opvatting van de man dat de verhuizing erg snel komt na een korte periode van rust en stabiliteit rondom de omgang, zijn daarbij complicerende factoren. Dat de vrouw wel bereid is om met de man over compensatiemogelijkheden te spreken, doet aan het voorgaande niet af.
Gelet op het vorenstaande, en alle bovenstaande belangen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment de belangen van de kinderen bij een onverstoord contact met de man in een voor hen vertrouwde leefomgeving dienen te prevaleren boven het belang en de wens van de vrouw om spoedig met de kinderen te verhuizen naar Leeuwarden om daar met haar nieuwe partner een gezinsleven te beginnen. De verzoeken van de vrouw zullen derhalve worden afgewezen.
Het verzoek van de man om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben zal de rechtbank ook afwijzen. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat hun hoofdverblijf niet wordt gewijzigd. Het gaat thans, zoals reeds overwogen, goed met de kinderen. De kinderen hebben hoofdzakelijk behoefte aan rust, stabiliteit en duidelijkheid. Een wijziging van hun hoofdverblijf op dit moment, en daarmee ook de contactregeling, is daarmee niet in overeenstemming en komt derhalve niet tegemoet aan hun belangen.

BESLISSING

wijst zowel de verzoeken van de vrouw als van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.W.J. Vinkes en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
WJD
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.