ECLI:NL:RBNNE:2013:3278

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
365266
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen door vader over dochter in media

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een dochter en haar vader. De dochter, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.Tj. van Dalen, vorderde een schadevergoeding van € 750,00 van haar vader, die in een interview met een journalist van 'de krant' had verklaard dat zijn dochter 'in de wereld van drugs is beland'. De dochter stelde dat deze uitlatingen onterecht en grievend waren, wat haar eer en goede naam had aangetast. De vader, bijgestaan door mr. S. Heijerman, betwistte de onrechtmatigheid van zijn uitlatingen en voerde aan dat hij geen verantwoordelijkheid droeg voor de publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 365266 \ CV EXPL 13-519

Vonnis van de kantonrechter van 4 juni 2013

in de zaak van

[Eiseres],

hierna te noemen:[de dochter],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
toegevoegd gemachtigde: mr. E.Tj. van Dalen te Groningen,
tegen

[Gedaagde],

hierna te noemen: [de vader],
wonende te[woonplaats],
gedaagde partij,
toegevoegd gemachtigde: mr. S. Heijerman te Roden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 4 februari 2013 met drie producties;
de conclusie van antwoord;
de nadere toelichtingen van partijen, in de vorm van re- en dupliek.
Ten slotte is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.

De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
1.
[de dochter] is de meerderjarige dochter van [de vader].
2.
[de vader] heeft een interview gegeven aan een journalist van het periodiek, genaamd "de krant".
3.
Dat interview is op 4 september 2012 geplaatst en behelst - daar waar het gaat om zijn niet met naam en toenaam genoemde dochter - de navolgende passage:
"
Bovendien raakte ze beland in een wereld waarin jij jouw kind liever niet terecht ziet komen. De wereld van drugs."
4.
Bij brief van 19 oktober 2012 heeft de gemachtigde van[de dochter] aan [de vader] bericht dat zij door het interview grote problemen heeft gekregen en dat zij zich in haar eer en goede naam voelt aangetast. [de vader] wordt gesommeerd over te gaan tot rectificatie, alsmede tot voldoening van een bedrag van € 750,00 bij wijze van immateriële schade.
5.
[de vader] heeft aan geen van beide sommaties gehoor gegeven.
6.
Op 23 oktober 2012 is een interview met[de dochter] geplaatst in "de krant", bij wijze van reactie op het eerdere interview met [de vader].
7.
Het interview met[de dochter] kent onder meer de navolgende passage:
"
Volgens [de vader] belandde zijn dochter vervolgens in de wereld van drugs. 'Laat me niet lachten' reageert[de dochter]. 'De wereld van drugs. Ja, ik heb wel eens geblowd ja. Dat is alles.(…)"

De vordering en het verweer

8.
[de dochter] vordert de veroordeling van [de vader] tot betaling van een bedrag van € 750,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 november 2012 en met veroordeling van [de vader] in de kosten van het geding. Aan haar vordering legt[de dochter] - samengevat - ten grondslag dat [de vader] nodeloos grievend en feitelijke onjuiste uitlatingen over de eer, goede naam en persoon van haar heeft gedaan, terwijl daarvoor geen enkele rechtvaardigingsgrond bestond.
9.
Het verweer van [de vader] strekt tot niet-ontvankelijkheid dan wel tot afwijzing van de vordering. Aan dat verweer legt [de vader] - samengevat - ten grondslag dat zijn uitlatingen niet onrechtmatig zijn, althans dat hij daarvoor geen verantwoordelijkheid draagt.

De beoordeling

10.
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of de onder 3. geciteerde uitlating van [de vader] als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Daarbij spelen twee fundamentele rechten een rol, te weten het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM) en het recht op bescherming van eer en goede naam (artikel 8 EVRM). Het antwoord op de vraag welk recht zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.
11.
Het belang van[de dochter] is er in gelegen dat zij niet door uitlatingen wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan haar eer en goede naam. Het belang van [de vader] is dat hij zijn mening over zaken moet kunnen geven en zich in het openbaar moet kunnen uitlaten. Dat (laatste) mag evenwel niet zo ver gaan dat dit strijd oplevert met de in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid en daardoor onrechtmatig is.
12.
De in het artikel van 4 september 2012 gewraakte passage spreekt over 'de wereld van drugs'. Een dergelijke suggestieve woordkeuze wekt naar het oordeel van de kantonrechter licht de indruk dat[de dochter] zich van meer en/ of andere, zwaardere middelen heeft bediend in een milieu van drugs (met bijkomende problematiek) dan bijvoorbeeld - het in maatschappelijk opzicht meer geaccepteerde - blowen.
13.
Ten aanzien van dat laatste heeft[de dochter] erkend dat zij dat in het verleden een aantal malen heeft gedaan, maar tevens dat zij voor het overige geen drugs (heeft) gebruikt. Dat sprake zou zijn (geweest) van andersoortig drugsgebruik, heeft [de vader] niet feitelijk onderbouwd en is ongefundeerd. [de vader] heeft hiervan ook geen bewijs aangeboden, anders dan een (te) algemeen geformuleerd bewijsaanbod, zodat de kantonrechter aan het geven van een bewijsopdracht niet toekomt. De feiten geven derhalve in redelijkheid geen aanleiding geven voor de hiervoor aangehaalde kwalificatie, nu iedere nuance ontbreekt.
14.
De omstandigheid dat de naam van[de dochter] niet in het artikel zelf voorkomt maakt het voorgaande niet anders. Het zal voor familie, vrienden en bekenden (van partijen) immers vrij eenvoudig zijn om vast te kunnen stellen dat het gaat om de persoon van[de dochter]. Ook het gegeven dat [de vader] geen invloed heeft gehad op het artikel zelf, ontslaat [de vader] niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. Het gaat immers om uitingen van hem en het zou een kleine moeite zijn geweest voor hem om een voorbehoud te maken om nog wijzigingen in de concepttekst aan te mogen brengen alvorens deze daadwerkelijk geplaatst zou worden. [de vader] heeft niet ontkend dat hij de bewuste uitlating heeft gedaan, waarvoor geen aanleiding of noodzaak was. Een rechtvaardiging kan evenmin gevonden worden in de aard van de publicatie.
15.
Dat[de dochter] op grond van het voorgaande in haar eer en goede naam is aangetast is goed voorstelbaar, zij het dat de link tussen haar vermeende drugsverleden en de uithuisplaatsing van haar kinderen, zoals gesteld door haar gemachtigde, niet uit het bewuste artikel valt op te maken en in zoverre daar niet aan ten grondslag kan liggen. Die aantasting heeft zich op vrij beperkte schaal voorgedaan,[de dochter] is volgens eigen stellingen alleen door vrienden, familie en bekenden aangesproken, en heeft voorts relatief kort geduurd. Immers, op 23 oktober 2012 (dus ruim een maand nadat het interview met [de vader] was geplaatst) wordt het interview met[de dochter] geplaatst. In dat interview zet[de dochter] - goed en wel - frontaal de aanval in op [de vader] en weerspreekt zij datgene waardoor zij is aangetast in haar eer en goede naam.
16.
Hoewel de vraag gesteld kan worden of[de dochter] niet de reactie op de brief van haar gemachtigde had moeten afwachten, laat dit onverlet dat[de dochter] - zoals zij onvoldoende weersproken heeft gesteld - in de periode tussen de beide interviews het meest frequent is aangesproken op haar vermeende drugsverleden door familie, vrienden en bekenden. In die omstandigheid ziet de kantonrechter (voldoende) aanleiding om een immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast te stellen, welke de kantonrechter begroot op € 100,00. Daartoe zal [de vader] worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente is als onweersproken toewijsbaar.
17.
Gegeven die uitkomst, alsmede de omstandigheid dat partijen familieleden zijn, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [de vader] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan[de dochter] te betalen een bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2012 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
wijst - voor zover nodig - het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2013.
typ/conc: 202/JSB
coll: