In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 21 juni 2012 nabij Balk, in de gemeente Gaasterlân-Sleat. De verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, heeft zich zodanig gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Tijdens het rijden in een flauw naar rechts voerende bocht raakte hij met de rechterwielen in de berm en maakte hij een stuurcorrectie naar links, waardoor hij op de linkerweghelft terechtkwam en in botsing kwam met een tegemoetkomende personenauto. De bestuurster van deze auto liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken borstbeen en sleutelbeen.
De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde, met oplegging van een geldboete van € 300,- of vervangende hechtenis. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verwijtbare schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar dat de verdachte wel schuldig was aan overtreding van artikel 5 van dezelfde wet. De rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen en legde een geldboete op van € 300,-, subsidiair zes dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn onbekendheid met het justitiële documentatieregister en de impact van het ongeval op zijn leven.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in het verkeer en de gevolgen van roekeloos rijgedrag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar hem wel verantwoordelijk gehouden voor het veroorzaken van gevaar op de weg, wat resulteerde in een strafrechtelijke veroordeling.