ECLI:NL:RBNNE:2013:2559

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
S 880323-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor mishandeling van echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van zijn echtgenote. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar hem wel schuldig bevonden aan mishandeling. De feiten vonden plaats op 18 september 2012 in Sneek, waar de verdachte zijn echtgenote meermalen heeft mishandeld door haar te schoppen en te slaan met zijn vuisten. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen van de aangeefster, ondersteund door letselverklaringen, voldoende bewijs boden voor de mishandeling, maar niet voor de zwaardere aanklachten. De verdachte heeft tijdens de zittingen ontkend schuldig te zijn aan de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 203 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, waardoor hij 185 dagen gevangenisstraf moet ondergaan die nog niet was uitgevoerd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder een psychische aandoening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880323-12
vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met het v.i. zaaknummer 99-000010-33
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [naam PI]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 21 januari 2013 en 26 februari 2013. De verdachte, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer, is verschenen ter terechtzitting van 21 januari 2013. Verdachte is niet verschenen ter terechtzitting van 26 februari 2013.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 18 september 2012 en/of 19 september 2012, te Sneek, (althans) in de gemeente Súdwest Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn echtgenote, althans een persoon, [slachtoffer] geheten, van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) krachtig met (één van) zijn geschoeide voet(en) (en die was/waren voorzien van (een) stalen neus/neuzen) die persoon tegen het hoofd en/of enig ander(e) lichaamsde(e)l(en) te schoppen en/of te trappen en/of die persoon meermalen, in elk geval eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer) krachtig tegen tegen het hoofd en/of enig ander(e) lichaamsde(e)l(en) te slaan of te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
verdachte op of omstreeks 18 september 2012 en/of 19 september 2012, te Sneek, (althans) in de gemeente Súdwest Fryslân, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer] geheten, meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) krachtig met (één van) zijn geschoeide voet(en) (en die was/waren voorzien van (een) stalen neus/neuzen) tegen het hoofd en/of enig ander(e) lichaamsde(e)l(en) heeft geschopt of getrapt en/of meermalen, in elk geval eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer) krachtig tegen het hoofd en/of enig andere(e) lichaamsde(e)l(en) heeft geslagen of gestompt en/of die persoon (zeer) krachtig aan haar haren heeft getrokken of gerukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, daarin begrepen begeleiding in de relatie van verdachte en zijn echtgenote;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en derhalve tenuitvoerlegging van 185 dagen gevangenisstraf.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
Op 18 september 2012 waren mijn vrouw en ik samen thuis, in Sneek.
2.
De verklaring van verdachte [3] , inhoudende:
V: Wat voor schoenen had je op dat moment aan?
A: Die oude zwarte werkschoenen met die stalen platen erin.
V: Waren dat de bij jou inbeslaggenomen schoenen die je aan had bij je arrestatie?
A: Ja
3.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] [4] , inhoudende:
Mijn echtgenoot is [verdachte]. Ik ben op 7 augustus 2012 met hem getrouwd. Gisteren heeft [verdachte] mij mishandeld. Ik zit helemaal onder de blauwe plekken. Ik heb veel pijn aan mijn elleboog. Het begon in de keuken. Hij sloeg mij tegen de vlakte. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij een karatetrap gaf. Ik voelde dat hij me in de rug raakte. Dat deed erg pijn en ik viel op de grond. [verdachte] had van die zwarte schoenen aan met stalen neuzen. Ik zag en voelde dat hij mij toen met zijn vuisten sloeg en hij schopte op mij in. Ik voelde dat [verdachte] mij aan mijn haar trok. Hij trok zo hard aan mijn haar dat hij een pluk haar uit mijn schedel trok.
Dat deed mij verschrikkelijk zeer. Toen voelde ik dat hij me nog een paar trappen gaf. Hij raakte me overal waar hij me maar raken kon. Hij heeft me overal getrapt en gestompt. Hij heeft mij meermalen tegen mijn slaap geslagen.
4.
De letselverklaring [5] , inhoudende:
De letsels die zijn waar te nemen op de slaap/linker bil/linker heup imponeren als bloeduitstortingen. Dit soort letsels wordt veroorzaakt door stomp traumatische inwerking. De locatie op de linker arm wijst op afweerletsel. Het letsel op de behaarde hoofdhuid zou ten gevolge van tractie aan een pluk haar kunnen zijn ontstaan. Het letsel op de rechter elleboog kan een barstwond zijn door stomp traumatische inwerking.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde vanaf het eerste verhoor consequent en eenduidig heeft ontkend. Zijn echtgenote is die avond zwaar ten val gekomen in de keuken. Nadat zij overeind is gekrabbeld, viel zij wederom en zulks tot ten minste drie keer toe. Verdachte heeft verklaard dat de pluk haar uit het hoofd is getrokken, toen hij aangeefster probeerde op te vangen bij een valpartij. De werkschoenen van verdachte die hij op die avond heeft gedragen, bevatten geen sporen en kunnen de aangifte van [slachtoffer] niet ondersteunen. Bovendien is het letsel niet zodanig ernstig dat het veroorzaakt is door langdurig schoppen met schoenen met stalen neuzen. Op het hoofd is slechts een lichte zwelling zichtbaar. De raadsman is van mening dat nauwelijks sprake is van voldoende wettig bewijs en dat in ieder geval de overtuiging ontbreekt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte derhalve vrij te spreken.
De rechtbank overweegt dat het letsel dat aangeefster heeft opgelopen, zoals omschreven en beoordeeld in de letselverklaring, grotendeels past bij de verklaring die aangeefster heeft afgelegd over de gebeurtenissen op 18 september 2012. Op verschillende delen van haar lichaam waren blauwe plekken zichtbaar, op haar behaarde hoofdhuid was sprake van een haarloze plek en bij haar linkerslaap was sprake van een vage zwelling. Wat dit laatstgenoemde letsel betreft, is de rechtbank van oordeel dat hieruit wel kan worden afgeleid dat aangeefster is geraakt tegen haar hoofd, maar niet dat zij tegen haar hoofd is geschopt, laat staan met een werkschoen met een stalen neus, zoals aangeefster heeft verklaard. Van het schoppen tegen het hoofd, zeker met werkschoenen aan, mag worden verwacht dat dit ander, ernstiger, letsel veroorzaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de aangifte en de letselverklaring de door aangeefster in de aangifte omschreven handelingen van verdachte kunnen worden bewezen, met uitzondering van het schoppen tegen het hoofd. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan het verweer van verdachte dat het letsel zou zijn veroorzaakt door meerdere vallen van aangeefster. Nog daargelaten dat het zeer onaannemelijk is dat aangeefster zonder enige aanleiding tot drie maal toe zwaar ten val is gekomen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig gelet op de verschillende lichaamsdelen waar letsel is aangetroffen en het ontbreken van een pluk haar op het hoofd van verdachte. Zo'n pluk haar kan alleen met veel kracht uit het hoofd zijn getrokken, hetgeen niet te verklaren is met het willen opvangen van aangeefster bij een valpartij.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het trekken aan het haar, het stompen tegen het hoofd en andere lichaamsdelen en het schoppen met geschoeide voet tegen lichaamsdelen anders dan het hoofd, niet te kwalificeren is als een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in voornoemde bewijsmiddelen evenmin aanwijzingen te vinden dat zodanig geweld is uitgeoefend op het hoofd of andere delen van het lichaam van aangeefster, dat sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van zijn echtgenote wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 18 september 2012 te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer], meermalen krachtig met zijn geschoeide voeten, die waren voorzien van een stalen neus, tegen lichaamsdelen heeft geschopt en meermalen met een tot vuist gebalde hand krachtig tegen het hoofd en enig andere lichaamsdelen heeft gestompt en die persoon zeer krachtig aan haar haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van het gepleegde feit;
  • de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 september 2012 en het reclasseringsadvies d.d. 14 december 2012, het psychologisch onderzoek d.d. 31 december 2012 en het psychiatrisch onderzoek d.d. 12 januari 2013;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. Hij heeft haar geschopt terwijl hij schoenen met stalen neuzen droeg. Verder heeft hij haar vuistslagen gegeven en haar aan de haren getrokken, zodanig dat er een forse pluk haar uit haar hoofd is getrokken. De aanleiding van het geweld is geheel onduidelijk.
Hoewel verdachte zich blijkens zijn strafdocumentatie al eerder aan diverse geweldsdelicten heeft schuldig gemaakt, heeft hij zich in de periode voorafgaande aan het huwelijk met het slachtoffer niet gewelddadig gedragen. Echter kort na het afsluiten van het huwelijk ging het mis en vond onderhavig geweldsdelict plaats. Uit het rapport van de psychiater blijkt dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsverandering door een somatische stoornis als gevolg van hersenletsel door een ongeval. De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit een vrijheidsstraf rechtvaardigt. Bij de bepaling van de hoogte daarvan zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat de psychiater tot de conclusie van een verminderde toerekeningsvatbaarheid komt, welke conclusie de rechtbank overneemt.
Bij dit alles maakt de rechtbank zich zorgen over de verdere omgang met het slachtoffer, nu zij heeft aangegeven verdachte nog een kans te willen geven en met hem verder wil gaan. De rechtbank zal daarom het advies van de reclassering volgen en een deel van de straf voorwaardelijk opleggen met bijzondere voorwaarden, een en ander zoals hierna te bepalen.
Omdat er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank bepalen dat de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 12 februari 2009, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest. Bij deze onherroepelijke vrijheidsstraf is de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling 365 dagen. Verdachte is met ingang van 13 mei 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van een jaar onder de gebruikelijke voorwaarden, waaronder het niet plegen van een strafbaar feit. Op 28 juni 2011 heeft de officier van justitie schriftelijk gevorderd dat de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte zal worden herroepen nu verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden die waren verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft in een beslissing d.d. 19 juli 2011 de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, te weten tot een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 180 dagen, waardoor op grond van het bepaalde in artikel 15c, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht de proeftijd gedurende die periode niet liep.
Bij vordering d.d. 28 november 2012 heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen voor een periode van 185 dagen, aangezien verdachte strafbare feiten heeft gepleegd in zijn proeftijd.
Het hiervoor bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de proeftijd die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling was verbonden. De rechtbank zal op grond daarvan komen tot de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 15c, 15j, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 203 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich binnen 2 dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij het Leger des Heils aan de Floris Versterstraat 2 in Leeuwarden;
2.
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen voor zijn ongeremde persoonlijkheidsstoornis, ook als dit inhoudt behandeling met medicatie, bij Fier Fryslân of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met parketnummer 17/754613-08 + 17/880433-08 en v.i. zaaknummer 99-000010-33:
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast alsnog de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat door toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstelling nog niet is ten uitvoer gelegd, te weten: 185 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2013.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Haisma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Gosselaar

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880323-12
vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met het v.i. zaaknummer 99-000010-33
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 26 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. W.S. Sikkema, rechters,
mr. E. Jepkema, officier van justitie en
mr. L.S. Gosselaar, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [naam PI].
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Bij de stukken bevindt zich een schriftelijke verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij afstand doet van zijn recht ter terechtzitting te verschijnen.
…..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 12 maart 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012100969, gesloten op 6 december 2012.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 21 januari 2013.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 4 oktober 2012, pagina 69.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 19 september 2012, pagina 20-23.
5.De letselschadeverklaring, d.d. 21 september 2012, pagina 44-47.