ECLI:NL:RBNNE:2013:2435

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
17-885162-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor poging zware mishandeling en huisvredebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij met opzet de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, en aan huisvredebreuk. De feiten vonden plaats op 28 november 2011 in Leeuwarden, waar de verdachte samen met een medeverdachte de woning van het slachtoffer binnenging met de intentie om geweld te gebruiken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had voorbereid op deze daad, wat duidt op voorbedachten rade. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn agressieproblemen. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een post-traumatische stressstoornis als gevolg van zijn militaire uitzending naar Afghanistan. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, terwijl ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de strafmaat zijn meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885162-12
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 18 maart 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.W.J.M. van der Meer, advocaat te Bolsward.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) met een (houten) stok en/of knuppel op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287 juncto artikel 45 en/of 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- zich met een (aantal) (bivak)muts(en) en/of (houten) stok(ken) en/of knuppel(s) naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven en/of
- met voornoemde (houten) stok en/of knuppel op/tegen en/of richting het hoofd en/of de arm(en) en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 303 lid 1 juncto artikel 45 en/of 47 subs. artikel 302 lid 1 juncto artikel 45 en/of 47 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- zich met een (aantal) (bivak)muts(en) en/of (houten) stok(ken) en/of knuppel(s) naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven en/of
- met voornoemde (houten) stok en/of knuppel op/tegen het hoofd en/of de arm(en) en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 301 lid 1 juncto artikel 47 subs. artikel 300 lid 1 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (met een (houten) stok en/of knuppel) op/tegen de arm heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 lid 1 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straatnaam] en in gebruik bij [slachtoffer 1] en/of wederrechtelijk aldaar vertoevende zich met zijn mededader(s), althans alleen, niet op de vordering van of vanwege die [slachtoffer 1] aanstonds heeft verwijderd;
(Artikel 138 lid 1 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
  • veroordeling voor het onder 1. subsidiair en 3. ten laste gelegde;
  • oplegging van 120 uur werkstraf subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis alsmede 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht alsmede een meldingsgebod en behandelverplichting.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de onder
1.
primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen is. Vaststaat dat aangever [slachtoffer 1] eenmaal op het hoofd is geslagen. Daardoor is gering letsel ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door zijn handelen mogelijk zou komen te overlijden, zodat verdachte van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder 1. subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, bewezen is.
Na een daartoe onderlinge gemaakte afspraak zijn beide verdachten naar de woning van aangever gegaan, waarbij zij onaangekondigd de woning zijn binnengelopen en er direct ruzie is ontstaan, waarbij beide verdachten direct op een ongecontroleerde manier zijn gaan slaan.
Door de manier van handelen van verdachten, in casu het met een gordijnroede en gummiknuppel inslaan op de aldaar aanwezige personen, hebben zowel verdachte als zijn medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan.
Daarnaast is de officier van justitie van mening dat sprake is van voorbedachten rade. Verdachte is, nadat zijn zuster hem had verteld wat haar is overkomen, in woede ontstoken en heeft zijn [medeverdachte] gebeld. Deze is in de woning van verdachte gekomen, waarna beiden, nadat verdachte had meegedeeld wat hij van plan was, hebben besloten om verhaal te halen bij aangever. Voorzien van slagwapens en bivakmutsen zijn verdachte en zijn medeverdachte naar de woning van aangever gegaan. De verklaring van verdachte dat hij samen met [medeverdachte] naar de woning was gegaan om vrees aan te jagen, legt de officier van justitie terzijde. Verdachte heeft ruimschoots de tijd gehad om over zijn plan na te denken. Gelet op het vorenstaande is de officier van mening dat sprake is van voorbedachten rade.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde, omdat naar de mening van de raadsman verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Tevens is er geen sprake van voorbedachten rade. Het was de bedoeling van verdachte om aangever angst aan te jagen en geen geweld te gebruiken. De raadsman acht het meer subsidiair ten laste gelegde, de mishandeling, bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Voor bewezenverklaring van de onder 1. subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is vereist dat het opzet van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, al dan niet in voorwaardelijke vorm. Er is voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
Of de gedraging van verdachte die aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Verdachte is samen met zijn [medeverdachte], na een daartoe gemaakte afspraak, naar de woning van aangever gegaan. Bij vertrek uit de woning van verdachte hadden zowel verdachte als zijn medeverdachte zich voorzien van slagwapens en bivakmutsen. Bij de woning aangekomen zijn zij deze onaangekondigd binnengegaan. In de woning is een woordenwisseling ontstaan, waarbij verdachte heeft erkend dat hij heeft geslagen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij nooit de bedoeling heeft gehad aangever geweld aan te doen, legt de rechtbank deze verklaring terzijde, nu de uitrusting van verdachte en zijn medeverdachte en het gepleegde geweld in het geheel niet corresponderen met het door verdachte gestelde doel, namelijk praten met aangever over hetgeen verdachtes zuster was overkomen.
De handelwijze van verdachte kan, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan, zodat daarmee het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen is te achten.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot de voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachten rade is vereist dat komt vast te staan dat verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen besluit of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte, toen hij van zijn zuster had gehoord wat haar was overkomen, zijn [medeverdachte] heeft gebeld om naar de woning van verdachte te komen. Beiden maakten in die woning de afspraak dat zij de persoon op zouden zoeken die verdachtes zuster had bedrogen. Nadat zij enige tijd in de woning van verdachte hadden verbleven en één en ander met de zuster van verdachte hadden besproken, zo blijkt uit de verklaringen, zijn verdachte en zijn medeverdachte volgens plan naar de woning van aangever gegaan. Beiden waren voorzien van slagwapens en droegen bivakmutsen. Ter plaatse aangekomen hebben verdachte en zijn medeverdachte na een korte woordenwisseling meerdere in de woning aanwezige personen geslagen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met het voorgenomen plan geweld te gebruiken naar de woning van aangever is gegaan, terwijl hij ruimschoots de tijd heeft gehad zich te beraden op het door hem genomen besluit. Hij heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de gevolgen van dat besluit, zodat de tenlastegelegde voorbedachten rade bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, nu blijkens de verklaring van aangever [slachtoffer 2], hij geslagen is door een persoon met een korte knuppel. Op grond van de verklaringen is komen vast te staan dat deze klappen door verdachtes [medeverdachte] zijn gegeven. Verdachte had daaraan geen deel. Derhalve is er geen sprake van medeplegen, zodat dit feit niet aan verdachte kan worden toegerekend en vrijspraak dient te volgen.
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman is, evenals de officier van justitie, van mening dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, nu zowel uit de verklaring van aangever als uit die van de getuigen blijkt dat [medeverdachte] degene is geweest die aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Het oordeel van de rechtbank
In tegenstelling tot de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden. Aan verdachte is medeplegen van mishandeling ten laste gelegd. Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Voor bewuste samenwerking is het echter niet altijd nodig dat er concrete afspraken zijn gemaakt tussen de medeplegers over wie wat zal doen. Het gaat erom dat er sprake is van een zekere onderlinge gelijkwaardigheid, dat wil zeggen dat de handelingen tot op zekere hoogte inwisselbaar zijn.
In de onderhavige zaak is verdachte samen met zijn [medeverdachte] naar de woning van aangever gegaan. Beide verdachten hebben zich, nadat zij die woning hadden betreden, gewelddadig gedragen ten opzichte van alle in die woning aanwezige personen. Er was sprake van een voorgenomen gezamenlijke gewelddadige actie, gelet op het feit dat de nodige slagwapens van huis uit mee naar de woning werden genomen.
De rechtbank is van oordeel dat het gepleegde geweld ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] dan ook moet worden bezien in het geheel van de geweldshandelingen die verdachte en de medeverdachte hebben verricht en dat het geweld, gepleegd door de ene verdachte, tevens aan de andere verdachte kan worden toegerekend. Dit betekent dat verdachte eveneens verantwoordelijk is te achten voor het geweld dat [medeverdachte] heeft gepleegd ten aanzien van aangever [slachtoffer 2].
Op grond van het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen, zodat het feit ook ten aanzien van verdachte bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
Subsidiair:
hij op 28 november 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg,
- zich met een aantal bivakmutsen en houten stok en knuppel naar de woning van die [slachtoffer 1] heeft begeven en
- met voornoemde houten stok en knuppel tegen het hoofd en de arm van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 28 november 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) met een houten stok of knuppel op/tegen de arm heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 28 november 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straatnaam] en in gebruik bij [slachtoffer 1] en wederrechtelijk aldaar vertoevende zich met zijn mededader, niet op de vordering van of vanwege die [slachtoffer 1] aanstonds heeft verwijderd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Subsidiair. Medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
2.
Medeplegen van mishandeling.
3.
In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
wederrechtelijk in een woning vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende verwijderen, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, de psychiatrische rapportage en het reclasseringsadvies;
  • het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, mishandeling en huisvredebreuk. Alle feiten zijn in vereniging gepleegd.
Samen met zijn medeverdachte is verdachte, met een bivakmuts over zijn hoofd en een houten gordijnroede in de hand de woning van de slachtoffers binnengedrongen. Binnen zijn meerdere personen geslagen. De reden van deze actie was een conflict in de relationele sfeer tussen een van de slachtoffers en de zus van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om ernstige feiten die bij de slachtoffers veel angst hebben veroorzaakt. Daarbij is van belang dat verdachte de initiator is geweest van deze vooraf geplande en doorgesproken (wraak)actie.
Verdachte lijdt aan een post-traumatische stressstoornis als gevolg van zijn uitzending als militair naar Afghanistan. Volgens de deskundige die verdachte heeft onderzocht heeft deze stoornis ervoor gezorgd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank neemt dit oordeel van de deskundige over.
De deskundige en de reclassering adviseren dat verdachte de behandeling die hij volgt bij de militaire geestelijke gezondheidszorg continueert en dat hij verder een ambulante behandeling volgt vanwege zijn agressieregulatie problematiek. Ter zitting heeft verdachte aangegeven hiervoor gemotiveerd te zijn.
Alles afwegend zal de rechtbank een werkstraf opleggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een hogere werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Dit omdat de gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten. Het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maakt dit niet anders. In de beoordeling van de rechtbank speelt hierbij een belangrijke rol dat verdachte niet vanuit een opwelling heeft gehandeld, maar dat het ging om een tevoren geplande en besproken daad. De hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf moet vooral worden gezien als normbevestiging. Tot slot zal de rechtbank verplicht reclasseringstoezicht opleggen, ook als dit een ambulante behandeling inhoudt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 138, 300, 302, 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat veroordeelde zich binnen 7 dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te 8933 AJ Leeuwarden.
2.
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Polikliniek Forensische Psychiatrie of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. T.A. Wiersma en
mr. Y. Huizing, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2013.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Huizing
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Dijk
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885162-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 18 maart 2013
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. T.A. Wiersma en mr. Y. Huizing, rechters,
mr S.T. Kooistra, officier van justitie en
A. van Dijk, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.W.J.M. van der Meer, advocaat te Bolsward.
……………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 28 maart 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.