ECLI:NL:RBNNE:2013:2418

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
S 885326-11 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van schuldheling van metalen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van schuldheling van ijzer en koperdraad, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 februari 2013 uitspraak gedaan. De verdachte, die werkzaam is in de ijzer- en metaalhandel, kende de persoon die hem de metalen aanbood al vijftien jaar en had eerder zaken met hem gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen reden had om aan de herkomst van de ingeleverde metalen te twijfelen. De verdachte had geen wantrouwenwekkende waar in ontvangst genomen en de aangeboden hoeveelheden waren niet verdacht. De officier van justitie had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, maar de rechtbank was van mening dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de ingeleverde metalen van een misdrijf afkomstig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen nadere onderzoeksplicht op de verdachte rustte en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885326-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 11 februari 2013.
De verdachte is verschenen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip in de periode van 1
mei 2011 tot en met 17 juni 2011 te Jubbega, (althans) in de gemeente Heerenveen,
in elk geval in Nederland, (telkens) een hoeveelheid of hoeveelheden ijzer en/of (koper)draad heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit ijzer en/of
(koper)draad (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
het (een) door diefstal, althans door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het ten laste gelegde;
  • oplegging van een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaar.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie is van mening dat verdachte de herkomst van het ijzer en de koperdraad nader had moeten onderzoeken. [naam 1] bracht hem een paar maal per week partijen ijzerwaren in een privéauto. De officier van justitie acht het niet geloofwaardig dat [naam 1] aan verdachte heeft verteld dat hij bij een sloperij werkt. [naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij dit niet tegen verdachte heeft gezegd. Verdachte heeft een onderzoeksplicht naar de herkomst van hem aangeboden goederen en daarbij moet hij kritisch zijn. Dat hij [naam 1] van vroeger kent doet daar aan niets af. De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte is werkzaam in de ijzer- en metaalhandel. [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij een aantal keren oud ijzer en koper bij zijn bedrijf hebben ingeleverd. Zij hebben beiden verklaard dat verdachte niet wist dat het oud ijzer en koper afkomstig was van diefstal.
Verdachte heeft verklaard dat hij enkel [naam 1] heeft gezien en dat deze vanaf maart 2011 regelmatig bij hem kwam met resten oud ijzer en koperdraad. Hij leverde dat in zijn auto aan en het ging telkens om een gewicht van 30 tot 40 kilo oud koperdraad. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij om legitimatie vraagt als hij mensen, die ijzerwaren willen inleveren, niet vertrouwt. Bij [naam 1] heeft hij daartoe de noodzaak niet gezien. Verdachte kende [naam 1] al vijftien jaar, had al vaak zaken met hem gedaan op dezelfde manier en vertrouwde hem. [naam 1] leverde geen wantrouwen wekkende waar in, zoals nieuwe koperdraden, en bracht ook geen hoeveelheden die vragen opriepen. Tot 2008 kwam [naam 1] in zijn auto ijzerwaren brengen en in 2011 kwam hij opnieuw in een privéauto met soortgelijke waren. Veel mensen komen met partijen oud ijzer en koper in hun auto geladen bij het bedrijf van verdachte. Voorheen had [naam 1] een eigen bedrijf gehad en nu had [naam 1] tegen verdachte gezegd dat hij bij een sloperij werkte.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden niet gezegd kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de ingeleverde metalen van een misdrijf afkomstig waren. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op verdachte, mede gelet op het soort aangeboden goederen en de (eerdere) relatie met [naam 1], in dit geval geen nadere onderzoeksplicht rustte. Verdachte wordt vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2013.
w.g.
De Vries
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Gosselaar

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885326-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 11 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. M.R. de Vries, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. N.A. Vlietstra, rechters,
mr. C. de Groot, officier van justitie en
mr. L.S. Gosselaar, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
…..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 25 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.