In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van schuldheling van ijzer en koperdraad, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 februari 2013 uitspraak gedaan. De verdachte, die werkzaam is in de ijzer- en metaalhandel, kende de persoon die hem de metalen aanbood al vijftien jaar en had eerder zaken met hem gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen reden had om aan de herkomst van de ingeleverde metalen te twijfelen. De verdachte had geen wantrouwenwekkende waar in ontvangst genomen en de aangeboden hoeveelheden waren niet verdacht. De officier van justitie had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, maar de rechtbank was van mening dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de ingeleverde metalen van een misdrijf afkomstig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen nadere onderzoeksplicht op de verdachte rustte en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.