ECLI:NL:RBNNE:2013:2416

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
S 885322-11 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal van koperdraden en oud ijzer uit een schoolgebouw

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van koperdraden, oud ijzer, kabels, kliko’s en plafonddelen uit een oud schoolgebouw dat werd gesloopt. Daarnaast is de verdachte ook beschuldigd van een poging tot diefstal van koperkabel vanaf de openbare weg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de diefstal van verschillende goederen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 16 juni 2011 in Heerenveen, en de poging tot diefstal van koperkabel op 17 juni 2011. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit 2, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte als heer en meester over de koperkabel had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als heer en meester over de afgezaagde kabels had gehandeld, aangezien deze nog naast de haspel lagen en niet waren weggenomen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een werkstraf van 160 uren had geëist, gedeeltelijk overgenomen, maar een hogere werkstraf opgelegd, gezien het aantal keren dat de verdachte in het schoolgebouw was geweest om goederen te stelen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de persoon van de verdachte en het advies van de reclassering, die een laag gemiddeld recidiverisico inschatte. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, met een voorwaardelijk deel van 80 uren en een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885322-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 11 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip in de periode van 1
mei 2011 tot en met 16 juni 2011,
te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen,
al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen,(telkens) met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een
hoeveelheid of hoeveelheden) (koper)dra(a)d(en) en/of (oud) ijzer en/of kabels
en/of plafonddelen en/of zes, in elk geval een of meer kliko's, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente Heerenveen en/of
[slachtoffer 1], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2011
te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 75
meter, in elk geval een hoeveelheid of hoeveelheden, (koper)kabel, in elk
geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 17 juni 2011
te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (ongeveer) 75 meter, in elk geval
een hoeveelheid of hoeveelheden (koper)kabel, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) en zich daarbij die weg te nemen (koper)kabel onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, door die (koper)kabel
af te zagen van een kabelhaspel staande in de [straatnaam], aldaar, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde;
  • oplegging van een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak ten aanzien van feit 2. primair
De officier van justitie is van mening dat sprake is van een voltooide diefstal nu verdachte en zijn medeverdachte als heer en meester hebben gehandeld ten aanzien van de koperkabel. Zij acht het onder 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat, nu de stukken koperkabel nog naast de haspel lagen, en verdachte en zijn medeverdachte niet als heer en meester ten aanzien van de koperkabel hebben gehandeld, geen sprake is van een voltooide diefstal. De raadsman is van mening dat een vrijspraak moet volgen voor het onder 2. primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte blijkt dat zij grote stukken koperkabel hebben afgezaagd. Deze stukken waren, gelet op hun omvang, voor verdachten te groot om op dat moment te vervoeren, lagen nog naast de haspel en waren niet weggesleept door verdachten. De rechtbank is van oordeel dat verdachten niet als heer en meester ten aanzien van de afgezaagde stukken koperkabel hebben gehandeld, zodat geen sprake is van een voltooid delict. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 2. primair ten laste gelegde.
De rechtbank is voorts van oordeel ten aanzien van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde braak, nu het afzagen van stukken kabel samenvalt met de poging tot het wegnemen ervan, en daaraan niet vooraf gaat. Daarom kan niet worden gesproken van het onder zijn bereik brengen van de kabel door middel van braak.
De rechtbank past met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
Feit 1.
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte nr. PL02R2 2011063443-1, d.d. 20 juni 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Feit 2. subsidiair
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte nr. PL02DH 2011062789-1, d.d. 21 juni 2011, inhoudende de verklaring van [naam].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 16 juni 2011,
te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden koperdraad en oud ijzer en kabels en plafonddelen toebehorende aan de Gemeente Heerenveen.
en
in de periode van 1 mei 2011 tot en met 16 juni 2011, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes kliko's toebehorende aan de Gemeente Heerenveen.
2.
subsidiair
hij op 17 juni 2011 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen ongeveer 75 meter koperkabel, toebehorende aan [slachtoffer 2] door met zijn mededader die koperkabel af te zagen van een kabelhaspel staande in de [straatnaam] aldaar, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
en
Diefstal
2.
subsidiair Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 januari 2013 en het reclasseringsadvies d.d. 18 september 2012;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van koperdraden, oud ijzer, kabels, kliko’s en plafonddelen uit een oud schoolgebouw dat werd gesloopt. Verdachte is naar eigen zeggen ongeveer dertig keer in het oude schoolgebouw geweest om daar goederen weg te nemen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van koper kabel vanaf de openbare weg. Daarbij hadden verdachte en zijn medeverdachte al stukken kabel van een katrol afgezaagd, toen zij door de politie werden ontdekt.
Verdachte heeft geen relevant strafblad en is blijkens het over hem opgemaakte reclasseringsrapport tot zijn daden gekomen door geldgebrek en het zoeken naar spanning. Het recidiverisico wordt laag gemiddeld in geschat, waarbij de schulden van verdachte en zijn sofdrugsgebruik risicofactoren vormen. De reclassering concludeert dat nu verdachte zijn leven echter weer op de rit lijkt te hebben, dit hem van nieuw delictgedrag zal weerhouden en dat hier meer preventie vanuit zal gaan dan van een verplicht reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf.
De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte – conform de eis van de officier van justitie – veroordelen tot een deels voorwaardelijke werkstraf. De rechtbank zal aan verdachte echter een hogere werkstraf opleggen dan geëist, nu verdachte een groot aantal keren in het oude schoolgebouw is geweest om daar goederen te stelen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Bepaalt, dat van deze werkstraf een gedeelte, groot 80 uren, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2013.
w.g.
De Vries
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Gosselaar

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885322-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 11 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. M.R. de Vries, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. N.A. Vlietstra, rechters,
mr. C. de Groot, officier van justitie en
mr. L.S. Gosselaar, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten.
…..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 25 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.