In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 januari 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest en gezamenlijk gezag hebben over hun minderjarige kinderen. De vrouw, eiseres in conventie, vorderde dat de man, gedaagde in conventie, de omgangsregeling die door het gerechtshof Leeuwarden was vastgesteld, zou naleven. Deze regeling hield in dat de kinderen op verschillende momenten omgang met de vrouw zouden hebben, waarbij de begeleiding door het Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering (LJ&R) zou plaatsvinden.
De man voerde verweer en vorderde in reconventie de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking van het gerechtshof. De voorzieningenrechter oordeelde dat de omgangsregeling in beginsel strikt nageleefd moet worden, tenzij er zwaarwegende omstandigheden zijn die dit in de weg staan. De man had echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de noodzaak tot schorsing van de omgangsregeling zouden rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter besloot dat de vordering in conventie van de vrouw werd toegewezen, waarbij de man werd veroordeeld om de omgangsregeling na te leven en een dwangsom van € 500,-- per dag(deel) te betalen indien hij in gebreke bleef. De vordering in reconventie van de man werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van de naleving van omgangsregelingen in het belang van minderjarige kinderen.