ECLI:NL:RBNNE:2013:2302

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
C/18/135999 / HA ZA 12-294
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en onrechtmatige daad in nalatenschapskwestie

In deze zaak vordert de vereffenaar van de nalatenschap van de erflater schadevergoeding van de erfgenaam, die tevens als executeur fungeerde. De schadevergoeding wordt (deels) toegewezen omdat de erfgenaam aanzienlijke bedragen van de nalatenschap naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt zonder daarover verantwoording af te leggen. De vereffenaar vraagt ook om de overdracht van roerende zaken of vergoeding van de waarde daarvan. De erfgenaam stelt dat hij de roerende zaken heeft gekocht, maar de rechtbank oordeelt dat hij al op het moment van overlijden van de erflater eigenaar was geworden door erfopvolging. De rechtbank concludeert dat de vordering tot overdracht van de roerende zaken op grond van revindicatie niet kan worden toegewezen.

De rechtbank behandelt de procedure en constateert dat de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad, zoals bevestigd door de vereffenaar. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsregel is die vereist dat een vordering op grond van onrechtmatige daad of revindicatie alleen kan worden ingesteld na een sommatie of ingebrekestelling. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding toe, omdat de erfgenaam zich bedragen heeft toegeëigend die tot de nalatenschap behoren. De rechtbank stelt vast dat de erfgenaam een schuld heeft aan de nalatenschap van € 12.550,40, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor conclusie van repliek en dupliek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/135999 / HA ZA 12-294
Vonnis van 27 februari 2013
in de zaak van
[eiser] ,
mede q.q. vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
eiser,
advocaat mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.S. Santema te Sneek.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 november 2012,
  • de akte houdende vermeerdering van eis,
  • de akte inzending stukken door gedaagde,
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 januari 2013, met daaraan gehecht de brief van mr. Santema van 4 februari 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de zoon van [A] , die op 15 juni 2005 is overleden. [gedaagde] is de ex-man van de dochter van [A] . [A] heeft samengewoond met [erflater] , die op 2 juli 2010 is overleden. In het testament van [erflater] is [gedaagde] tot enig erfgenaam en executeur benoemd. [gedaagde] heeft de benoeming tot executeur aanvaard. Volgens de verklaring van erfrecht van 4 augustus 2010 heeft [gedaagde] de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.2.
Bij brief van 4 oktober 2010 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] bericht dat hij geen boedelbeschrijving heeft opgesteld en dat vorderingen op de nalatenschap niet gehonoreerd kunnen worden omdat er een negatief saldo is. Bij brief van 15 oktober 2010 heeft de gemachtigde van [eiser] bij [gedaagde] een vordering ingediend op de nalatenschap van [erflater] ter grootte van € 18.000,00 en gevraagd om een kopie van de boedelbeschrijving. Bij brief van 18 oktober 2010 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] geschreven dat inzage in de boedelbeschrijving niet mogelijk is omdat [eiser] geen erfgenaam is van [erflater] en herhaald dat vorderingen op de nalatenschap vanwege een negatief saldo niet gehonoreerd kunnen worden. [gedaagde] heeft bij de brief een afschrift gevoegd van een bankafschrift van 8 oktober 2010 met een saldo van € 945,08 negatief.
2.3.
Op verzoek van [eiser] heeft de rechtbank 's-Gravenhage bij beschikking van 8 december 2011 [eiser] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] .
2.4.
Bij brief van 30 januari 2012 heeft [gedaagde] rekening en verantwoording afgelegd aan [eiser] en daarbij meegedeeld dat hij de erfenis heeft afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt dat de nalatenschap van [erflater] op [gedaagde] een tegoed heeft ter zake van meerdere posten. Volgens [eiser] zijn er zoveel onregelmatigheden dat de conclusie gerechtvaardigd is dat [gedaagde] opzettelijk de schuldeisers van de nalatenschap en de rechtbank heeft misleid en aldus een onrechtmatige daad jegens [eiser] (in persoon) en de nalatenschap heeft gepleegd als gevolg waarvan [gedaagde] schadeplichtig is. Daarbij bestaat het vermoeden dat [gedaagde] nog andere vermogensbestanddelen verbergt. [eiser] verzoekt daarom de rechtbank om [gedaagde] op voet van artikel 22 Burgerlijke Rechtsvordering te bevelen af te geven kopieën van alle bankrekeningafschriften van diens betaalrekening bij de [bank 1] vanaf het moment van het overlijden van [A] , althans het overlijden van [erflater] , tot 1 augustus 2012, althans een door de rechtbank te bepalen datum. Voorts stelt [eiser] dat [gedaagde] zich zaken heeft toegeëigend die aan hem of de erven van [A] in eigendom toebehoren.
3.2.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot
a. betaling aan de nalatenschap tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 40.018,23, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 augustus 2012;
b. overdracht binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis aan [eiser] van de goederen vermeld onder punt 32 van de dagvaarding (een koektrommel, een Chinese tafel met bijbehorende stoelen, een Chinese commode, betegelde potten, een stenen leeuwtje en twee betegelde zeskantige bloempotten) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 30.000,00;
c. voor het geval [gedaagde] in deze procedure heeft aangetoond waaruit de op 28 juli 2010 aan hem afgeleverde roerende zaken bestonden, overdracht binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis van die roerende zaken aan [eiser] en voor het andere geval betaling van de waarde van die zaken ad € 59.920,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag met wettelijke rente daarover vanaf zeven dagen na de dag waarop het vonnis wordt gewezen;
d. verwijzing in de kosten van deze procedure.
3.3.
[gedaagde] voert primair als verweer aan dat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat [eiser] hem rauwelijks heeft gedagvaard. Subsidiair voert hij aan dat de vorderingen, voor zover deze niet door hem zijn erkend, ontzegd moeten worden als zijnde rechtens ongegrond, althans onbewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

Rauwelijks dagvaarden
4.1.
De rechtbank constateert dat de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek), zoals [eiser] ter comparitie heeft bevestigd. Voor zover overdracht van zaken wordt gevorderd, merkt de rechtbank de vordering (mede) aan als een vordering op grond van artikel 5:2 Burgerlijk Wetboek (revindicatie). Er is geen rechtsregel die meebrengt dat een vordering op grond van onrechtmatige daad of revindicatie alleen kan worden ingesteld na een sommatie of ingebrekestelling. Zo er al sprake is van rauwelijks dagvaarden, leidt dit dan ook niet tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering. Het primaire verweer kan niet slagen.
Schuld [gedaagde] jegens de nalatenschap
4.2.
Voor toewijzing van de vordering moet allereerst worden vastgesteld of [gedaagde] zich bedragen heeft toegeëigend die tot de nalatenschap behoren. Door [gedaagde] is erkend dat een aantal betalingen die aan hem zijn gedaan en die hij niet in de rekening en verantwoording heeft opgenomen, bij nader inzien tot de nalatenschap behoren. Het gaat daarbij om de volgende posten:
- De uitkering van Achmea / Interpolis op 19 augustus 2010 inzake de begrafeniskosten ad € 2.693,89.
- Een bedrag van € 142,00 dat [gedaagde] op 14 februari 2011 naar zich zelf heeft overgemaakt met als omschrijving "Opheffen rekening". Volgens [gedaagde] dient dit bedrag te worden verrekend met het door hem op 23 november 2011 op de rekening gestorte bedrag van € 87,44. Nu niet in geschil is dat de nalatenschap aan [gedaagde] een schuld heeft van € 87,44 en niet bestreden is dat [gedaagde] tot verrekening bevoegd is, resteert in zoverre een schuld van [gedaagde] aan de nalatenschap van € 54,56.
- Betalingen van de belastingdienst aan [gedaagde] , te weten op 20 juli 2010 € 532,00 en op 28 april 2011 € 5.423,00.
4.3.
Voorts heeft [gedaagde] de post "onkosten diversen" ad € 312,95 (overgemaakt op zijn rekening op 22 december 2010) niet betwist. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat het banktegoed op naam van [erflater] bij de [bank 2] op 15 oktober 2010 op zijn rekening is gestort en evenmin dat het gaat om en een bedrag van € 3.534,00.
In totaal bedraagt de niet betwiste schuld van [gedaagde] jegens de nalatenschap aldus € 12.550,40.
4.4.
Over de overige posten verschillen [gedaagde] en [eiser] van mening. De rechtbank heeft ter comparitie opgemerkt dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld over de nog in geschil zijnde posten te repliceren en te dupliceren.
Onrechtmatige daad
4.5.
[gedaagde] is verplicht de schade te vergoeden die de nalatenschap lijdt voor zover hij jegens de nalatenschap een onrechtmatige daad heeft gepleegd die hem kan worden toegerekend (artikel 6:162, eerste lid, BW). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] door voornoemde bedragen zich toe te eigenen, inbreuk gemaakt op de rechten van de nalatenschap, hetgeen als een onrechtmatige daad moet worden aangemerkt. Deze onrechtmatigheid moet hem worden toegerekend nu hij er bewust voor heeft gekozen voornoemde bedragen naar zijn bankrekening in plaats van de bankrekening van de nalatenschap over te (laten) maken en daarover achteraf geen verantwoording heeft afgelegd, in die zin dat hij in de rekening en verantwoording niet heeft aangegeven dat hij voornoemde bedragen - al dan niet als executeur, als erfgenaam of uit andere hoofde - heeft ontvangen. Van belang daarbij is dat het hier om aanzienlijke bedragen gaat en van een enkele vergissing geen sprake kan zijn. Alleen de uitkering van de [bank 2] heeft hij in de rekening en verantwoording opgenomen, echter niet het gehele bedrag en zonder daarbij aan te geven dat dit bedrag in zijn bezit is. [gedaagde] is daarom verplicht de schade van de nalatenschap te vergoeden.
Schade
4.6.
Tot de schade van de nalatenschap behoort in ieder geval de hiervoor genoemde schuld die [gedaagde] jegens de nalatenschap heeft, vermeerderd met de wettelijke rente. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, is voor de toekenning van wettelijke rente geen ingebrekestelling vereist (artikel 6:83, onder b, Burgerlijk Wetboek). Dit betekent dat de gevorderde wettelijke rente voor toewijzing in aanmerking komt, te weten over een bedrag van:
- € 2.693,89 met ingang van 19 augustus 2010;
- € 142,00 in de periode van 14 februari 2011 tot 23 november 2011;
- € 54,56 met ingang van 23 november 2011;
- € 532,00 met ingang van 20 juli 2010;
- € 5.423,00 met ingang van 28 april 2011;
- € 312,95 met ingang van 22 december 2010;
- € 3.534,00 met ingang van 15 oktober 2010.
Conclusie
4.7.
[gedaagde] is verplicht de schade van de nalatenschap te vergoeden. Deze schade kan in ieder geval worden vastgesteld op € 12.550,40, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank ziet aanleiding de vordering in zoverre reeds toe te wijzen, zoals ter comparitie door de gemachtigde van [eiser] is verzocht. Het vonnis is voor wat betreft deze toewijzing een zogenoemd deelvonnis.
4.8.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich bij repliek en dupliek nader uit te laten over de nog in geschil zijnde posten, te weten:
- De roerende zaken van de nalatenschap;
- Reis- en verblijfkosten ad € 1.350,00 d.d. 1 augustus 2010;
- Overmaking met omschrijving "Gertzen" ad € 4.773,51 d.d. 26 augustus 2010;
- Kosten reparatie laptop ad € 509,14 d.d. 30 augustus 2010;
- Onkosten ad € 115,00 d.d. 19 april 2011;
- Uitkering Interpolis ad € 10.000,00 d.d. 11 augustus 2010;
- Advocaatkosten en verschotten.
Partijen kunnen zich daarbij tevens uitlaten over de vordering tot overdracht van de roerende zaken genoemd onder b en c van de vordering dan wel betaling van de waarde daarvan en het verzoek aan de rechtbank om toepassing te geven aan artikel 22 Burgerlijke Rechtsvordering.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] in de hoedanigheid van vereffeneaar van de nalatenschap van [erflater] , een schadevergoeding van € 12.550,40 (twaalfduizendvijfhonderdvijftig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van:
- € 2.693,89 met ingang van 19 augustus 2010;
- € 142,00 in de periode van 14 februari 2011 tot 23 november 2011
- € 54,56 met ingang van 23 november 2011;
- € 532,00 met ingang van 20 juli 2010;
- € 5.423,00 met ingang van 28 april 2011;
- € 312,95 met ingang van 22 december 2010;
- € 3.534,00 met ingang van 15 oktober 2010
tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
27 maart 2013voor conclusie van repliek, waarna de zaak weer op de rol zal komen vier weken daarna voor conclusie van dupliek,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013. [1]

Voetnoten

1.type: SMS