ECLI:NL:RBNNE:2013:2109

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
19.605607-10
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verdediging tegen zware mishandeling met hockeystick

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 23 juli 2010 in de gemeente Emmen een hockeystick gebruikt om het slachtoffer, die zijn vader aanviel, te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zijn vader wilde verdedigen tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzet had op de dood van het slachtoffer, maar dat hij wel (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot moord, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen. De rechtbank besloot dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij handelde uit noodweer. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De zaak is behandeld in Assen, en de rechtbank heeft de relevante wetsartikelen in overweging genomen, waaronder artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19/605607-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 januari 2012, 07 februari 2012 en 01 februari 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 23 juli 2010 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een hockeystick [slachtoffer] voornoemd op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 23 juli 2010 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] met een hockeystick op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 23 juli 2010 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een hockeystick op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen meer subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte ter zake van dat feit zal ontslaan van alle rechtsvervolging nu verdachte uit noodweer heeft gehandeld en derhalve niet strafbaar is. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals als de officier van justitie en de raadsman van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer].

Bewijsmotivering subsidiair tenlastegelegde

De rechtbank is -anders dan de officier van justitie en de raadsman van verdachte- van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] (subsidiair tenlastegelegd).
Verdachte heeft namelijk [slachtoffer] op 23 juli 2010 in de gemeente Emmen met een hard voorwerp, een hockeystick, op het hoofd geslagen. [1] Het hoofd is een zeer kwetsbaar lichaamsdeel. Het slachtoffer heeft hierbij een hoofdwond opgelopen die met meerdere hechtingen is gehecht zoals blijkt uit de bij het dossier aanwezige foto’s en de medische verklaring van de huisartsenpraktijk [2] . Uit de feitelijke omstandigheden en handelingen, zoals hierboven omschreven, kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juli 2010 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] met een hockeystick op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding mat artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid verdachte

De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu verdachte uit noodweer heeft gehandeld.
De rechtbank gaat uit van navolgende gang van zaken.
Verdachte zag dat [slachtoffer] met een hockeystick begon te slaan naar verdachtes vader. [slachtoffer] sloeg zo hard dat zijn vader op de grond viel. Ook toen zijn vader op de grond lag, sloeg die [slachtoffer] nog steeds door, waarbij deze op zijn hoofd werd geraakt. Verdachte is er naartoe gerend om zijn vader te helpen. [slachtoffer] probeerde daarna verdachte met de hockeystick op zijn hoofd te slaan. Verdachte kon de slag afweren met zijn onderarm en kon die hockeystick van [slachtoffer] afpakken. Hierna wilde [slachtoffer] verdachte met zijn blote handen slaan. Verdachte had de stick in mijn handen en heeft [slachtoffer] een paar keer geslagen. Hij raakte hem op zijn hoofd.
De rechtbank is van op grond van voormelde toedracht van oordeel dat verdachte het feit heeft begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn vaders en zijn eigen lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door verdachte.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar aan het bewezenverklaarde feit en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu er aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H.T. van Voorst en mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 februari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart isop 1 januari 2013in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak is daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

Voetnoten

1.verklaring [slachtoffer] op pagina 26ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL032R 2010055703 (het PV) en verklaring verdachte op pagina 74ev van het PV
2.op pagina 183 van het PV