Op 15 februari 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak vond plaats in Assen, met parketnummer 19/605605-10. De verdachte was aangeklaagd voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 23 juli 2010 in Emmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 1 februari 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.H. Teusink.
De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan van [slachtoffer 1] met een hockeystick, wat resulteerde in letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had op de dood van de slachtoffers. Wel werd bewezen dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de zwaardere aanklachten.
De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van proportionaliteit in strafoplegging, vooral in zaken van geweld.