ECLI:NL:RBNNE:2013:2030

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 17-219955-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere geweldsmisdrijven, waaronder poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat het bewijs hiervoor niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen en dat de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan de geweldsdelicten die hem ten laste waren gelegd.

De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Dit gebeurde op 8 oktober 2010 in Harlingen, waar de verdachte de woorden "ik schiet je net zo gemakkelijk door je hoofd" heeft geuit tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen voor een bedrag van 300 euro, dat de verdachte aan het slachtoffer moet betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de andere zaak niet ontvankelijk is, aangezien de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld op basis van de beschikbare bewijsstukken en verklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/219955-11
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/135407-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [naam PI].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 14 maart 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2010, te Harlingen, (althans) in de gemeente Harlingen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik schiet je net zo gemakkelijk door je hoofd" en/of "je moet zelf weten, ik schiet je net zo gemakkelijk door je hoofd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
(p.nr. 135407.12)
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met één of meer van verdachtes mededader(s) meermalen, in elk geval eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (toen die [slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen en/of een breuk in de bovenkaak en/of oogletsel heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, in elk geval eenmaal,
-tegen diens hoofd te schoppen en/of te trappen (toen die [slachtoffer] op de grond lag) en/of
-te slaan of gooien met een flesje tegen diens hoofd en/of
-te stompen en/of te slaan tegen diens hoofd,
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer], met dat opzet meermalen, althans eenmaal
-tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
-heeft geslagen of gegooid met een flesje tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
-heeft geslagen en/of gestompt tegen het hoofd van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
meest subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Noorderhaven, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan of gooien met een flesje tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of uit het stompen en/of slaan tegen het hoofd, althans lichaam van die [slachtoffer] en/of (toen die [slachtoffer] op de grond lag) uit het schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 17/219955-11 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/135407-12 primair ten laste gelegde;
  • oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], met betrekking tot het feit met parketnummer 17/219955-11, tot een bedrag van € 300,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van dat bedrag;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], met betrekking tot het feit met parketnummer 17/135407-12, tot een bedrag van € 6.347,29 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 17/135407-12 primair ten laste gelegde, kort gezegd medeplegen van poging tot doodslag, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu alleen [getuige] verklaart dat het slachtoffer door verdachte en [medeverdachte] is geschopt. Voor het tenlastegelegde schoppen en trappen is geen steun te vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, kort gezegd medeplegen van zware mishandeling, heeft de raadsman aangevoerd dat alleen [getuige] verklaart over het schoppen tegen het hoofd en dat verdachte zelf de enige is die verklaart dat hij [slachtoffer] een slag of stomp tegen het hoofd heeft gegeven. De raadsman voert aan dat dit feit derhalve niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Mocht de rechtbank het slaan wel bewezen achten, dan kan daarmee het letsel niet zijn veroorzaakt, aldus de raadsman.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] niet wettig bewezen kan worden.
Ten aanzien van het slaan of gooien met een flesje tegen het hoofd overweegt de rechtbank dat het dossier aanwijzingen bevat dat er een flesje kapot is gegaan omstreeks het moment dat [slachtoffer] gewond is geraakt. Getuigen hebben glasgerinkel gehoord en er is glas aangetroffen in de nabijheid van de plek waar het slachtoffer op de grond lag. Dit glas vertoont gelijkenis met het glas van een bierflesje. Dat met een flesje tegen het hoofd van [slachtoffer] is geslagen en wie dat heeft gedaan kan echter niet worden vastgesteld. De letselrapportage biedt daartoe onvoldoende grondslag. [slachtoffer] verklaarde in zijn aangifte dat hij zich van de toedracht niets kon herinneren. In een tweede verklaring, afgelegd op 19 december 2011, ruim 3 weken na de aangifte, zei hij zich inmiddels flitsen van gebeurtenissen te kunnen herinneren. Volgens de officier van justitie zou ook de tweede verklaring van [slachtoffer] als bewijs kunnen dienen, maar de rechtbank is van oordeel dat deze 'hervonden herinnering' mogelijk gevormd is door gesprekken die het slachtoffer met getuigen heeft gevoerd, althans daar mogelijk door is beïnvloed. Nu de rechtbank niet op grond van overige bewijsmiddelen kan vaststellen of [slachtoffer] s herinnering zoals opgenomen in deze tweede verklaring overeenkomt met de daadwerkelijke gang van zaken, zal de rechtbank deze verklaring niet voor het bewijs gebruiken.
Verdachte heeft bij de politie en op zitting verklaard dat hij [slachtoffer] een enkele stomp in zijn gezicht heeft gegeven. Hoewel geen van de getuigen hierover verklaart zou in de verklaring van verdachte in combinatie met de letselrapportage wettig bewijs kunnen worden gevonden voor een stomp tegen het hoofd van [slachtoffer]. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging gekregen dat het letsel zoals beschreven in de letselrapportage is veroorzaakt door een enkele slag, zoals omschreven door de verdachte. Evenmin acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van verdachte erop gericht was het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te stompen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het subsidiair tenlastegelegde.
Gelet op de voorgaande overweging spreekt de rechtbank verdachte tevens vrij van het meer subsidiair ten laste gelegde, medeplegen van poging tot zware mishandeling. Dat verdachte met het geven van een droge klap dan wel stomp in het gezicht van het slachtoffer opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan niet bewezen worden verklaard, ook niet nu het slachtoffer hard aan kwam lopen.
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat ook het meest subsidiair ten laste gelegde, openlijk in vereniging geweld plegen, niet wettig bewezen kan worden. Verdachte erkent dat hij het slachtoffer heeft geslagen. Voor geweld dat zou zijn gebruikt door de medeverdachte is echter geen bewijs. Alleen [getuige] verklaart dat zowel verdachte als zijn medeverdachte geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer]. Nu overige bewijsmiddelen dat onvoldoende ondersteunen kan niet wettig bewezen worden dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd en dient hij ook van het meest subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het voorgaande leidt tot algehele vrijspraak voor het in de zaak met parketnummer 17/135407-12 ten laste gelegde.
De rechtbank past met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 17/219955-11 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02HH 2010101683-A, d.d. 8 oktober 2010, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/219955-11 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 oktober 2010, te Harlingen, in de gemeente Harlingen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik schiet je net zo gemakkelijk door je hoofd" en "je moet zelf weten, ik schiet je net zo gemakkelijk door je hoofd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van het gepleegde feit;
  • de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Hij heeft het slachtoffer in de buurt van zijn woning aangesproken omdat deze hem zou hebben beschuldigd van een inbraak in zijn woning.
Verdachte is niet eerder veroordeeld in verband met geweldsmisdrijven. Daarom zal de rechtbank conform de oriëntatiepunten volstaan met oplegging van een geldboete.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/219955-11 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/135407-12 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet ontvankelijk is nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 17/135407-12 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/219955-11 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde, toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2010.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering met betrekking tot het feit met parketnummer 17/135407-12.
Bepaalt met betrekking tot deze vordering dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2013.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Geerlings
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wit
locatie Leeuwarden,
Heerschop

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/219955-11
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/135407-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 14 maart 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.B. de Wit, rechters,
mr. E. Boelen, officier van justitie en
mr. M. Heerschop, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [naam PI]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
De rechtbank hervat het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 20 november 2012 bevond en vangt het onderzoek opnieuw aan in verband met de gewijzigde samenstelling van de rechtbank.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 17/135408-12 tegen de [medeverdachte], nochtans zonder dat deze zaken worden gevoegd.
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 28 maart 2013 te 13:30 uur in het Paleis van Justitie te Leeuwarden.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.