ECLI:NL:RBNNE:2013:2029

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 17-135408-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling in Leeuwarden

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 26 november 2011 in Harlingen zou hebben geprobeerd een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 14 maart 2013 heeft plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enige getuige, [getuige], verklaarde dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het primair ten laste gelegde, namelijk de poging tot doodslag. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar genoeg waren om als bewijs te dienen, vooral omdat het slachtoffer zich van de toedracht niets kon herinneren en zijn tweede verklaring mogelijk beïnvloed was door gesprekken met getuigen.

Met betrekking tot de zware mishandeling oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gebruikt of dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, inclusief de meer subsidiaire en meest subsidiaire beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/135408-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 14 maart 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van verdachtes mededader(s) meermalen, in elk geval eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (toen die [slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen en/of een breuk in de bovenkaak en/of oogletsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in elk geval eenmaal,
-tegen diens hoofd te schoppen en/of te trappen (toen die [slachtoffer] op de grond lag) en/of
-te slaan en/of te gooien met een flesje tegen diens hoofd en/of
-te stompen en/of te slaan tegen diens hoofd;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
-tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
-heeft geslagen of gegooid met een flesje tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
-heeft geslagen en/of gestompt tegen het hoofd van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Harlingen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Noorderhaven, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan of gooien met een flesje tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of uit het stompen en/of slaan tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of (toen die [slachtoffer] bewusteloos op de grond lag) uit het schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
  • oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van
€ 6.347,29 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van dat bedrag.

Vrijspraak

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte algeheel moet worden vrijgesproken. Hij voert hiertoe aan dat alleen [getuige] verklaart over het geweld dat zou zijn gebruikt door verdachte en [medeverdachte]. De tweede verklaring van aangever [slachtoffer] kan volgens de raadsman niet als bewijs dienen, omdat de wetenschap waarvan aangever daarin blijk geeft, mogelijk van anderen komt.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het primair ten laste gelegde, kort gezegd medeplegen van poging tot doodslag, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu alleen [getuige] verklaart dat het slachtoffer door verdachte en [medeverdachte] is geschopt. Voor het tenlastegelegde schoppen en trappen is geen steun te vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, kort gezegd medeplegen van zware mishandeling, overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] niet wettig bewezen kan worden.
Ten aanzien van het slaan of gooien met een flesje tegen het hoofd overweegt de rechtbank dat het dossier aanwijzingen bevat dat er een flesje kapot is gegaan omstreeks het moment dat [slachtoffer] gewond is geraakt. Getuigen hebben glasgerinkel gehoord en er is glas aangetroffen in de nabijheid van de plek waar het slachtoffer op de grond lag. Dit glas vertoont gelijkenis met het glas van een bierflesje. Dat met een flesje tegen het hoofd van [slachtoffer] is geslagen en wie dat heeft gedaan kan echter niet worden vastgesteld. De letselrapportage biedt daartoe onvoldoende grondslag. [slachtoffer] verklaarde in zijn aangifte dat hij zich van de toedracht niets kon herinneren. In een tweede verklaring, afgelegd op 19 december 2011, ruim drie weken na de aangifte, zei hij zich inmiddels flitsen van gebeurtenissen te kunnen herinneren. Volgens de officier van justitie zou ook de tweede verklaring van [slachtoffer] als bewijs kunnen dienen, maar de rechtbank is van oordeel dat deze 'hervonden herinnering' mogelijk gevormd is door gesprekken die het slachtoffer met getuigen heeft gevoerd, althans daar mogelijk door is beïnvloed. Nu de rechtbank niet op grond van overige bewijsmiddelen kan vaststellen of [slachtoffer] s herinnering zoals opgenomen in deze tweede verklaring overeenkomt met de daadwerkelijke gang van zaken, zal de rechtbank deze verklaring niet voor het bewijs gebruiken.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een enkele stomp in zijn gezicht heeft gegeven terwijl deze hard op hem af kwam rennen. Dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt of dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, kan niet wettig worden bewezen. Voor het medeplegen van zware mishandeling is dan ook geen bewijs. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Gelet op de voorgaande overweging spreekt de rechtbank verdachte tevens vrij van het meer subsidiair ten laste gelegde, medeplegen van poging tot zware mishandeling.
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat ook het meest subsidiair ten laste gelegde, openlijk in vereniging geweld plegen, niet wettig bewezen kan worden. De medeverdachte erkent dat hij het slachtoffer heeft geslagen. Voor geweld dat zou zijn gebruikt door verdachte is echter geen bewijs. Alleen [getuige] verklaart dat zowel verdachte als zijn medeverdachte geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer]. Nu overige bewijsmiddelen dat onvoldoende ondersteunen kan niet wettig bewezen kan worden dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd en dient hij ook van het meest subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het voorgaande leidt tot algehele vrijspraak voor het ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet ontvankelijk is nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2013.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Geerlings
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wit
locatie Leeuwarden,
Heerschop

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/135408-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 14 maart 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.B. de Wit, rechters,
mr. E. Boelen, officier van justitie en
mr. M. Heerschop, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
De rechtbank hervat het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 20 november 2012 bevond en vangt het onderzoek opnieuw aan in verband met de gewijzigde samenstelling van de rechtbank.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 17/135407-12 tegen de [medeverdachte], nochtans zonder dat deze zaken worden gevoegd.
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 28 maart 2013 te 13:30 uur in het Paleis van Justitie te Leeuwarden.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.