In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 26 november 2011 in Harlingen zou hebben geprobeerd een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 14 maart 2013 heeft plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enige getuige, [getuige], verklaarde dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het primair ten laste gelegde, namelijk de poging tot doodslag. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar genoeg waren om als bewijs te dienen, vooral omdat het slachtoffer zich van de toedracht niets kon herinneren en zijn tweede verklaring mogelijk beïnvloed was door gesprekken met getuigen.
Met betrekking tot de zware mishandeling oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gebruikt of dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, inclusief de meer subsidiaire en meest subsidiaire beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.