ECLI:NL:RBNNE:2013:1972

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
C-17-125384 - FJ RK 13-218
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 april 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, ingediend door de Stichting William Schrikker Jeugdbescherming. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de uitvoerster en de ouders van de minderjarige aanwezig waren. De minderjarige, die sinds januari 2013 op vrijwillige basis in de jeugdkliniek Swaai verblijft, heeft een ondertoezichtstelling die op 15 juni 2012 is ingegaan en verlengd tot 15 juni 2013.

De uitvoerster verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat zij twijfels had over de houding van de ouders ten opzichte van de opname van de minderjarige. De ouders daarentegen stelden dat zij instemden met de opname en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij de behandeling zouden stopzetten. De kinderrechter overwoog dat er geen aanwijzingen waren dat de ouders twijfels hadden over de opname en dat de informatievoorziening aan de gezinsvoogd niet problematisch was zonder een machtiging tot uithuisplaatsing.

De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de uitvoerster moest worden afgewezen, omdat het in het belang van de samenwerking met de ouders was om geen machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter benadrukte dat een dergelijke machtiging als een teken van wantrouwen zou kunnen worden opgevat door de ouders, wat de samenwerking zou kunnen bemoeilijken. De beschikking werd uitgesproken in het openbaar en de ouders werden geïnformeerd over hun recht om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
clusternummer: 8532
zaak-/rekestnummer: C/17/125384 / FJ RK 13-218

beschikking van de kinderrechter d.d. 10 april 2013

afwijzen machtiging uithuisplaatsing

inzake
het verzoekschrift van de Stichting William Schrikker Jeugdbescherming, verder te noemen: de uitvoerster,
met betrekking tot
de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de [gemeente X].
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbende aan:
moeder: [moeder], gezag,
de heer [vader], gezag.

Procesverloop

Bij beschikking van de kinderrechter is de ondertoezichtstelling verlengd ingaande 15 juni 2012 tot 15 juni 2013.
De uitvoerster heeft op de in haar verzoekschrift gestelde gronden verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige af te geven. Daarbij heeft zij overgelegd het plan van aanpak met daarin verwerkt een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Op 3 april 2013 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij:
namens de uitvoerster: mevrouw M.G. Dragt en mevrouw G. Klok,
mevrouw [moeder], moeder, bijgestaan door mr. M. Rosema.

Motivering

Op grond van de overgelegde bescheiden en de verklaringen van de gehoorde personen overweegt de kinderrechter als volgt.
[minderjarige] woont sinds begin januari 2013 op vrijwillige basis binnen de Swaai, jeugdkliniek Mikado. Aanleiding voor deze plaatsing was het feit dat de ambulante hulp in de thuissituatie ontoereikend bleek voor de persoonlijke gedragsproblematiek van [minderjarige].
Standpunt uitvoerster
De uitvoerster verzoekt de kinderrechter de plaatsing in de Swaai te bekrachtigen met een machtiging tot uithuisplaatsing. De uitvoerster is van mening dat de houding van ouders ten opzichte van de opname van [minderjarige] wisselend is. Er is een kans dat ouders de observatie/behandeling zullen stopzetten als zij het niet eens zijn met de uitkomsten en gegeven adviezen. Daarnaast zou de Swaai de gezinsvoogd alleen van informatie over het verloop van de opname voorzien met een machtiging tot uithuisplaatsing of met toestemming van de ouders. De gezinsvoogd kan met een machtiging tot uithuisplaatsing de geadviseerde omgang vastleggen in een schriftelijke aanwijzing. Tot slot is het beleid van de uitvoerster om iedere uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling door de kinderrechter te laten toetsen. Dit past binnen het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling.
Standpunt ouders
Ouders stellen zich op het standpunt dat een machtiging tot uithuisplaatsing niet noodzakelijk is. [minderjarige] is in overleg met ouders geplaatst binnen de Swaai. Ouders zien in dat [minderjarige] deze opname nodig heeft en laten dit ook aan [minderjarige] merken. Van een eventuele kans dat ouders de opname stop zouden zetten, is naar de mening van ouders daarom geen sprake. Ouders hebben er geen bezwaar tegen dat de gezinsvoogd informatie vanuit de Swaai krijgt. Integendeel, ouders hebben van de Swaai begrepen dat die informatie al naar de gezinsvoogd gestuurd zou worden, nu er sprake is van een ondertoezichtstelling. Desnoods zijn ouders bereid om de informatie zelf aan de gezinsvoogd te verstrekken of om de Swaai schriftelijke toestemming te verlenen de informatie aan de gezinsvoogd te verstrekken. Ouders vrezen dat zij minder inspraak hebben wanneer er een machtiging tot uithuisplaatsing ligt. De advocaat van ouders concludeert dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Beoordeling
De kinderrechter ondersteunt in principe het uitgangspunt van de uitvoerster om een uithuisplaatsing aan een kinderrechter voor te leggen. Een machtiging tot uithuisplaatsing maakt de positie van zowel de uitvoerster, de ouders als de minderjarige duidelijk. Echter, in het onderhavige geval is er sprake van instemming van ouders om [minderjarige] te plaatsen bij de Swaai. Het is de kinderrechter niet gebleken dat ouders twijfelachtig zijn over de opname, waardoor de plaatsing wellicht gevaar zou lopen. Tevens is niet gebleken dat de informatievoorziening aan de gezinsvoogd vanuit de Swaai problemen oplevert zolang er geen machtiging tot uithuisplaatsing is. De Swaai heeft aan ouders aangegeven dat zij de beschikbare informatie over [minderjarige] ook zal verstrekken aan de gezinsvoogd. Moeder heeft daarnaast ter zitting toegezegd ook zelf de informatie aan de gezinsvoogd te willen verstrekken. Gelet op het bovenstaande ziet de kinderrechter aanleiding het verzoek van de uitvoerster af te wijzen. Dit doet in dit geval recht aan de opstelling van de ouders. Daarbij weegt de kinderrechter mee dat een eventuele machtiging tot uithuisplaatsing de samenwerking met ouders juist zou kunnen bemoeilijken, nu ouders een machtiging tot uithuisplaatsing op zouden kunnen vatten als een teken van wantrouwen.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Hoeven, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 631)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier