In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging exploiteren van een hennepkwekerij en het voorhanden hebben van een gaspistool. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Boksem. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld aan de hand van verschillende proces-verbalen, waaronder het aantreffen van de hennepkwekerij en verklaringen van verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander opzettelijk hennep had geteeld in zijn woning, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een gaspistool voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie.
De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete op van € 1500, waarvan € 1000 voorwaardelijk was met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt de ernst van de feiten mee in haar beslissing, maar houdt ook rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat het exploiteren van een hennepkwekerij aanzienlijke gevaren met zich meebrengt, maar dat er geen aanleiding was voor een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie was geëist. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.