In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het dealen in hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren voor elke van de twee bewezenverklaarde overtredingen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De verdachte was aanwezig bij de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Rosema. De tenlastelegging omvatte onder andere het verkopen van hennep in de periode van 1 mei 2011 tot en met 16 februari 2012 en het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 41 gram hennep op 16 februari 2012. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het tweede ten laste gelegde feit, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte voor het eerste en derde feit werd veroordeeld. De rechtbank heeft de strafmaat gematigd, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van € 107,17 verbeurd moet worden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter de leiding had over het onderzoek.