De verklaring van [getuige], inhoudende:
Ik heb 3 briefjes van 200 euro van [verdachte] gekocht. Ik heb hem daar volgens mij ongeveer 100 euro voor betaald. Daarnaast heb ik ook 5 briefjes van 200 euro van [verdachte] gestolen. Dit heb ik in een onbewaakt moment gedaan toen [verdachte] in de coffeeshop was en hij zijn tas buiten liet staan. Ik heb vervolgens alle aankopen alleen gedaan. [verdachte] is daar nooit bij aanwezig geweest. [verdachte] heeft daar ook geen weet van gehad. Het klopt dus ook niet dat hij bij de dierenspeciaalzaak naar binnen is geweest. Hij is daar niet geweest want dat was ik.
Mijn allereerste aankoop met valse biljetten van 200 euro was op de markt in Sneek. Dit was bij de Fleece King. Ik heb hier drie Kjelvik vesten gekocht ter waarde van ongeveer 150 euro. Het wisselgeld heb ik opgemaakt aan bier en aan weed. Twee jassen heb ik aan [naam 1 en naam 2] gegeven en de andere heb ik zelf gehouden. Deze heb ik nu bij me.
De tweede aankoop was de aankoop van de playstation. Ook dit heb ik alleen gedaan. Van het wisselgeld heb ik eten, drinken en rokerij gekocht.
De derde aankoop was het vlees bij [slachtoffer]. Ook dit deed ik alleen. Het vlees heb ik samen met [naam 1] en [naam 2] opgegeten. [verdachte] kwam te laat. Ik heb hen verteld dat ik het geld voor dit vlees via Zienn had gekregen. Van het wisselgeld heb ik vooral drank gekocht.
De vierde aankoop was bij de Poiesz in Akkrum. Ik was hier alleen. Ik heb hier bij de sigarettenverkoop een paar pakjes shag en peuken gekocht. Ik heb toen ook nog een oudere dame geholpen met het inpakken van haar boodschappen.
Van het wisselgeld heb ik onder andere een rekening betaald bij dierenartspraktijk "de Waterpoort" te Sneek en de rest heb ik opgedronken.
De vijfde aankoop was bij de dierenspeciaalzaak Janice in Sneek. Ik was hier alleen. Ik kocht hier goederen voor mijn eigen kat en voor de kat van [naam 2]. Ook dit wisselgeld heb ik verzopen, eten voor gekocht en verrookt.
De zesde aankoop was de hengel. Ik heb deze hengel vervolgens aan [verdachte] gegeven. Nou ja gegeven. Ik had nog een schuld van 50 euro bij [verdachte]. Ik betaalde 25 euro en we kwamen overeen dat de hengel ook 25 euro waard was. Ook dit wisselgeld heb ik opgemaakt aan eten/drinken en rokerij.
De zevende keer was de rekening die ik nog moest betalen bij [naam 3]. Ik moest daar nog 250 euro betalen. Omdat [naam 3] niet kon wisselen heb ik bij kantoorhandel van der Meulen een briefje van 200 euro gewisseld (de achtste keer). Daarna heb ik de rekening bij [naam 3] betaald met een van de valse briefjes van 200 en een echt briefje van 50 euro dat ik bij Van der Meulen had gewisseld. Ook dit wisselgeld heb ik opgemaakt.
Van al deze keren weet [verdachte] alleen af van de aankoop van de vesten op de markt in Sneek.
De raadsvrouw heeft gemotiveerd vrijspraak betoogd. Zij heeft hiertoe -onder meer- aangevoerd dat verdachte noch de intentie, noch het opzet heeft gehad het geld uit te geven. Verdachte heeft, aldus de raadsvrouw, aan zijn vrienden gezegd dat het vals geld was en dat het geld niet uitgegeven moest worden. Toen zijn vrienden het geld meenamen, heeft hij ze niet tegengehouden.
De rechtbank is het volgende oordeel toegedaan. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat het geld vals was. Uit zijn verklaring blijkt eveneens dat hij drie briefjes van
€ 200,00 aan [getuige] heeft gegeven. Voornoemde [getuige] heeft met het valse geld betalingen verricht. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2003, NJ 2003-442 is uitgeven in de zin van artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht iedere handeling waardoor valse bankbiljetten feitelijk in het verkeer worden gebracht, inclusief het ter verspreiding afgeven aan een tussenpersoon. Het geven of het verkopen van valse biljetten aan [getuige] valt daar onder. Door aldus te handelen heeft verdachte het valse geld in omloop gebracht en daardoor bewust het risico genomen dat de ander dat geld toch uit zou geven. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.