ECLI:NL:RBNNE:2013:1782

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 885551-11 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het uitgeven van vals geld met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 24 januari 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten van tweehonderd euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door drie valse biljetten van 200 euro aan [getuige] te geven, het risico heeft genomen dat deze in omloop zouden worden gebracht. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. C. Niens. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld vals was en dat zijn handelingen onder de definitie van 'uitgeven' vallen, zoals vastgesteld door de Hoge Raad. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte geen opzet had om het geld uit te geven. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde schade ontbrak. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 213 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885551-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 10 januari 2013.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. C. Niens, advocaat te Joure, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op enig moment in of omstreeks het tijdvak omvattende 1 mei 2011 tot
en met 14 juli 2011, te Sneek, (althans) in de gemeente Súdwest Fryslân,
opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) bankbiljet(ten) van tweehonderd
(200) euro heeft uitgegeven.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het ten laste gelegde;
  • oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren met aftrek van het voorarrest;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
Ik heb een aantal maanden geleden wat vals geld van iemand gekregen. Ik heb het wel even bekeken. Ik heb toen een site van postbus 51 van de rijksoverheid bekeken. Het leek op monopolygeld.
Ik heb geen vals geld uitgegeven. Ik heb het geld thuis in een enveloppe gestopt en twee of drie maanden later kwam ik de enveloppe weer tegen. Ik heb het toen aan vrienden van me laten zien. Ik heb het toen onder andere aan [getuige] laten zien. Dat is de [getuige] die jullie
eerder al hebben aangehouden. Dit is [getuige]. [getuige] vroeg mij wat ik er mee wilde doen. Hij wilde wel wat van dat valse geld hebben. Ik heb hem toen 3 briefjes van 200 euro gegeven. [getuige] wist dat het om vals geld ging.
2.
De verklaring van [getuige] [3] , inhoudende:
Ik heb 3 briefjes van 200 euro van [verdachte] gekocht. Ik heb hem daar volgens mij ongeveer 100 euro voor betaald. Daarnaast heb ik ook 5 briefjes van 200 euro van [verdachte] gestolen. Dit heb ik in een onbewaakt moment gedaan toen [verdachte] in de coffeeshop was en hij zijn tas buiten liet staan. Ik heb vervolgens alle aankopen alleen gedaan. [verdachte] is daar nooit bij aanwezig geweest. [verdachte] heeft daar ook geen weet van gehad. Het klopt dus ook niet dat hij bij de dierenspeciaalzaak naar binnen is geweest. Hij is daar niet geweest want dat was ik.
Mijn allereerste aankoop met valse biljetten van 200 euro was op de markt in Sneek. Dit was bij de Fleece King. Ik heb hier drie Kjelvik vesten gekocht ter waarde van ongeveer 150 euro. Het wisselgeld heb ik opgemaakt aan bier en aan weed. Twee jassen heb ik aan [naam 1 en naam 2] gegeven en de andere heb ik zelf gehouden. Deze heb ik nu bij me.
De tweede aankoop was de aankoop van de playstation. Ook dit heb ik alleen gedaan. Van het wisselgeld heb ik eten, drinken en rokerij gekocht.
De derde aankoop was het vlees bij [slachtoffer]. Ook dit deed ik alleen. Het vlees heb ik samen met [naam 1] en [naam 2] opgegeten. [verdachte] kwam te laat. Ik heb hen verteld dat ik het geld voor dit vlees via Zienn had gekregen. Van het wisselgeld heb ik vooral drank gekocht.
De vierde aankoop was bij de Poiesz in Akkrum. Ik was hier alleen. Ik heb hier bij de sigarettenverkoop een paar pakjes shag en peuken gekocht. Ik heb toen ook nog een oudere dame geholpen met het inpakken van haar boodschappen.
Van het wisselgeld heb ik onder andere een rekening betaald bij dierenartspraktijk "de Waterpoort" te Sneek en de rest heb ik opgedronken.
De vijfde aankoop was bij de dierenspeciaalzaak Janice in Sneek. Ik was hier alleen. Ik kocht hier goederen voor mijn eigen kat en voor de kat van [naam 2]. Ook dit wisselgeld heb ik verzopen, eten voor gekocht en verrookt.
De zesde aankoop was de hengel. Ik heb deze hengel vervolgens aan [verdachte] gegeven. Nou ja gegeven. Ik had nog een schuld van 50 euro bij [verdachte]. Ik betaalde 25 euro en we kwamen overeen dat de hengel ook 25 euro waard was. Ook dit wisselgeld heb ik opgemaakt aan eten/drinken en rokerij.
De zevende keer was de rekening die ik nog moest betalen bij [naam 3]. Ik moest daar nog 250 euro betalen. Omdat [naam 3] niet kon wisselen heb ik bij kantoorhandel van der Meulen een briefje van 200 euro gewisseld (de achtste keer). Daarna heb ik de rekening bij [naam 3] betaald met een van de valse briefjes van 200 en een echt briefje van 50 euro dat ik bij Van der Meulen had gewisseld. Ook dit wisselgeld heb ik opgemaakt.
Van al deze keren weet [verdachte] alleen af van de aankoop van de vesten op de markt in Sneek.
De raadsvrouw heeft gemotiveerd vrijspraak betoogd. Zij heeft hiertoe -onder meer- aangevoerd dat verdachte noch de intentie, noch het opzet heeft gehad het geld uit te geven. Verdachte heeft, aldus de raadsvrouw, aan zijn vrienden gezegd dat het vals geld was en dat het geld niet uitgegeven moest worden. Toen zijn vrienden het geld meenamen, heeft hij ze niet tegengehouden.
De rechtbank is het volgende oordeel toegedaan. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat het geld vals was. Uit zijn verklaring blijkt eveneens dat hij drie briefjes van
€ 200,00 aan [getuige] heeft gegeven. Voornoemde [getuige] heeft met het valse geld betalingen verricht. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2003, NJ 2003-442 is uitgeven in de zin van artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht iedere handeling waardoor valse bankbiljetten feitelijk in het verkeer worden gebracht, inclusief het ter verspreiding afgeven aan een tussenpersoon. Het geven of het verkopen van valse biljetten aan [getuige] valt daar onder. Door aldus te handelen heeft verdachte het valse geld in omloop gebracht en daardoor bewust het risico genomen dat de ander dat geld toch uit zou geven. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde periode is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het feit is gepleegd in de periode zoals ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in het tijdvak omvattende 1 mei 2011 tot en met 14 juli 2011, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, opzettelijk valse bankbiljetten van tweehonderd (200) euro heeft uitgegeven.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van het gepleegde feit;
  • de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie;
  • het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft een aantal valse bankbiljetten van tweehonderd euro aan een ander overhandigd en daarmee in het verkeer gebracht. Door die valse bankbiljetten uit te geven, schaadt hij het vertrouwen dat noodzakelijk is voor een soepel lopend betalingsverkeer. Verschillende detailhandelaren zijn hiervan indirect de dupe geworden, zo blijkt uit het dossier.
De justitiële documentatie van verdachte beslaat 12 pagina's, maar hij is niet eerder voor een dergelijk feit veroordeeld. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee dat verdachte sinds het plegen van dit feit al verschillende keren door de politierechter is veroordeeld voor andere feiten. Dit feit had dus veel eerder kunnen worden berecht. De raadsvrouw van verdachte heeft een beeld geschetst over het huidige leven van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij voorlopig verzekerd is van vast werk, zijn schulden aflost en zich niet langer bezighoudt met het plegen van strafbare feiten. Dat spreekt in het voordeel van verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie, die passend wordt geacht voor dit feit en deze verdachte. Aan verdachte zal dan ook een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd van twee maanden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van zijn schade ten gevolge van het strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde schade ontbreekt omdat de schade niet door deze verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 213 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2013.
w.g.
Post
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Geerlings
de griffier van de rechtbank
Wolters
te Leeuwarden,
Postma-Westerhof

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector Straf
parketnummer 17/885551-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 10 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. K. Post, voorzitter,
mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.A.M. Wolters, rechters,
mr. H.J. Mous, officier van justitie en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsvrouw van verdachte, mr. C. Niens, advocaat te Joure, verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen. De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
………..
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 24 januari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2011108645, gesloten op 18 oktober 2011.
2.De verklaring van verdachte, d.d. 16 augustus 2011, pagina 113 en 114.
3.De verklaring van [getuige], d.d. 18 augustus 2011, pagina 110.