ECLI:NL:RBNNE:2013:1778

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 880062-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting, wapenbezit en bedreiging met geweld

Op 15 februari 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting, wapenbezit en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De zaak betreft een incident op 12 februari 2012, waarbij de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van zijn ex-vriendin, wat leidde tot gemeen gevaar voor de omgeving. Daarnaast had de verdachte een pistool en munitie in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere bedreigingen heeft geuit aan het adres van zijn ex-vriendin en een andere persoon, wat resulteerde in een verontrustende situatie voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en forensisch bewijs in overweging genomen, waaronder de bevindingen van sporenonderzoek die de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting bevestigden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de geleden schade door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880062-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats 1],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 1 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2012 te [plaatsnaam] opzettelijk brand heeft
gesticht in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam 1],
immers heeft verdachte toen aldaar,
- opzettelijk een ruit vernield van een deur die toegang geeft tot een
dakterras op de eerste verdieping en/of
-is verdachte in die woning naar binnen gegaan en/of
-heeft verdachte in de woonkamer (de inhoud van) twee laden van een kast in de
brand gestoken en/of
-in de slaapkamer op de eerste verdieping kleding op een bed gelegd en in de
brand gestoken, althans goederen in de brand gestoken,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met kleding en/of
andere goederen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich naast en/of in de directe nabijheid
van die woning bevindende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die
zich bevonden in de naast of nabij die woning gelegen percelen, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2012 te Leeuwarden een wapen van categorie
III, te weten een pistool van het merk CZ kaliber 7,65 mm., en/of munitie van
categorie III, te weten 5 scherpe patronen merk Geco, kaliber 7,65m.,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 12 februari 2012 te [plaatsnaam], opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de
[straatnaam 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [woningcorporatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2010 tot en met 24 februari
2011, in de gemeente [plaatsnaam], althans in Nederland en/of Zweden,
meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] (indirect) heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
- immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1] in een brief dreigend de
woorden toegevoegd: "Als ik jou in mijn handen krijg dan schop ik jouwn
baarmoeder uit dat smerige stink gat van je zodat je nooit meer kan neuken!"
en/of "Sterker nog, ik vermink jou zo erg dat niemand jou nog wil neuken en
dat jij niemand meer zo kan verneuken of bedriegen zoals je mij dat vlikte!"
en/of "We zullen zien, als ik jou in mijn handen krijg ga jij kapot en dat
weet ik" en/of "Maar nu weet ik hoe jij werkelijk bent en zal dan ook geen
medelijden hebben, als jij straks half dood voor me ligt", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] een brief
gestuurd met daarin de tekst, dan wel zinsnede(s): "Ik zoek je op en ik wacht
jou op" en/of "Ik sla je helemaal kapot!" en/of "Ik zal jou verminken!" en/of
"Jij gaat de rest van jouwn leven verminkt en met een kapote kop door ut
leven!" en/of "Ik schop je baarmoeder uit je kut zodat je nooit meer kunt
neuken" en/of "Ik maak jou zo kapot en zo lelijk dat niemand jou nog wil
neuken!" en/of "Jou sla ik helemaal naar de kanker!" en/of "Jou krijg ik reken
maar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- immers heeft verdachte opzettelijk driegend die [slachtoffer 1] een of meerdere
foto('s) gestuurd en/of getoond, waarin verdachte brandgaten en/of verbrande
plekken had aangebracht op het gezicht/lichaam van die [slachtoffer 1], althans
handelingen van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 mei 2010,
althans in het jaar 2010 en/of 2011,
te [plaatsnaam] en/of elders in Nederland en/of Zweden, [slachtoffer 1] meermalen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1] in een brief dreigend te
woorden toegevoegd:
-"En jij vind het vreemd dat ik je kapot schop en je vermink voor jouwn leven.
Je hebt het weer verneukt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
en/of
-"Ik zal jou laten voelen hoeveel pijn en verdriet jij mij hebt aangedaan en
meer! Ik maak jou invalide. Kogel in je rug of bij je knieën! Ik maak jou zo
kapot! Dat je door een rietje moet eten! Een voordeel, dan ben je sneller
smoor in de kroeg. Geloof me dat ik dit na kom, 9 mm. heb ik geregeld via een
maat en via hier!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
-"En daarom ga jij volgent jaar verminkt door het leven en geld voor 9mm ligt
klaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
-"Ik zal dat zeker naar voren brengen en jou laten voelen wanneer ik jou
straks helemaal naar de kanker schop verminkt voor het lever onthou
dat", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
6.
hij in of omstreeks het jaar 2010 en/of 2011 te [plaatsnaam] althans in
Nederland en/of Zweden, meermalen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk die [slachtoffer 2] in een brief dreigend de woorden toegevoegd:
-"Ik ben jou echt niet vergeten wou ik je tog ff laten weten, dat ik nog elke
dag in slaap val, door te dagdromen over hoe ik jouwn pikje en je kloten er
af knal" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-"Ik zweer jou ik kan een 9mm zo ophalen en dat het heel verkeert gaat lopen
in 2011" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-"Ik zal jou met gemak vinden, jij bent van mij, je zult zien" althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-"Je weet nu, ik zoek jou op. Jij mij zo verneuken. Ik jou kapot maken" (en
hierbij een kogel heeft getekend) althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1., 2., 3., 4., 5. en 6. ten laste gelegde;
  • oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
  • onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen wapen met patronen;
  • teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen kleding;
  • teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen fles, handdoek en brieven;
  • vernietiging van de inbeslaggenomen stukken glas;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 2.500,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van
€ 2.630,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

Met betrekking tot feit 1.

Verdachte heeft ontkend het hem onder 1. tenlastegelegde feit te hebben gepleegd. De raadsvrouw heeft -onder meer- aangevoerd dat niemand verdachte in de buurt van de woning heeft gezien. Het onderzoek van de politie laat veel te wensen over en de conclusie dat verdachte de brand gesticht zou hebben, gaat veel te ver.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen slechts een beeld geven van allerlei verdachtmakingen en speculaties, niet rechtstreeks op de brand betrekking hebbende. Verdachte dient derhalve, aldus de raadsvrouw, vrijgesproken te worden van het onder 1. tenlastegelegde feit.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1. redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
Ik ben in de nacht van 11 op 12 februari 2012 twee of drie keer bij de woning van [slachtoffer 3] in de [straatnaam 1] in [plaatsnaam] geweest. De eerste keer -het was toen kort na 23.30 uur- dat ik daar kwam, was er niemand thuis. Ook de tweede keer trof ik niemand thuis.
2.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] [3] , inhoudende:
Ik doe aangifte van brandstichting in de door ons bewoonde woning. Ik woon samen met mijn vriend [slachtoffer 3] in perceel [straatnaam 1]. We wonen in een twee-onder-1-kap woning. Aan onze woning is een garage gebouwd.
Gisteren, 11 februari 2012, kwam een kennis bij ons eten. Rond 20.30 uur hebben we met zijn drieën de woning verlaten. [naam 1], [slachtoffer 3] en ik zijn met zijn drieën naar café Het Blauwe Huis gegaan. Rond twee uur op 12 februari 2012 gingen we naar huis. Ik zag heel veel mensen vlakbij ons huis staan en zag dat ons huis helemaal zwart was. Ik hoorde van de politie en zag dat ons huis in brand gestaan had. Ik mocht niet meer naar binnen.
Ik zag dat de ramen er op de slaapkamer uitlagen. Van de slaapkamer is niks meer over. Ik kon gewoon de kale muur zien. Het behang was er gewoon afgefikt.
3.
De verklaring van aangever [slachtoffer 3] [4] , inhoudende:
Ik doe aangifte ter zake brandstichting/inbraak in mijn woning, perceel [straatnaam 1]. Ik ben eigenaar van genoemde woning. Deze woning heb ik alleen gekocht. [slachtoffer 1] woont bij mij in.
Op zaterdag 11 februari 2012 tussen 20:00 en 20:30 uur ben ik samen met mijn vriendin [slachtoffer 1] en een kameraad van ons, genaamd [naam 1] vertrokken uit onze woning.
Op zondag 12 februari 2012, rond 01:45 uur, zijn we richting huis gegaan. Toen we de straat inreden, zag ik afzetlinten, politie en brandweer bij mijn woning. Ik zag dat de gehele bovenverdieping uitgebrand was.
Ik ben afgelopen nacht nog in de woning geweest. Er is heel veel schade. Ik zag, dat al onze kleding op ons bed neer was gelegd. Ik zal de bovenverdieping van mijn woning beschrijven. Er zijn in de woning drie slaapkamers. De grootste slaapkamer gebruiken wij. Op de andere slaapkamer staan kledingkasten. In ieder geval is kleding uit de kledingkasten gehaald en naar een andere slaapkamer gebracht, namelijk onze slaapkamer. Ik zag veel kleding nog op het bed liggen. De brandhaard was in het bed.
Ik kon zien dat er beneden in de woonkamer bij de tv nog een brandhaard was. Dit was in het dressoir. Er was een lade opengetrokken, die ook in brand was gezet.
4.
De verklaring van [getuige 1] [5] , inhoudende:
V: Hoe en hoe lang kent u [verdachte]?
A: Ik ken [verdachte] zo'n 6 jaar, misschien langer of korter.
V: Hoe kwam u gisteren met hem in contact?
A: Hij belde aan. Dit was vannacht. Ik had wat gedronken, dus had niet zoveel tijdsbesef meer. Ik denk dat het rond middernacht was, maar het kan ook zo om 02:30 uur zijn geweest. In ieder geval was het in de nacht van 11 op 12 februari 2012.
V: Wat voor kleding droeg [verdachte] op dat moment?
A: Een zwart jasje, kort, en daaronder had hij een rozeachtig overhemd. Op zijn broek en schoenen heb ik niet gelet.
V: Hoe ging het verder?
A: Ik nodigde hem uit om binnen te komen. Een half uur of drie kwartier later vroeg hij of hij een taxi mocht bellen. Hij had namelijk geen beltegoed meer. Hij heeft toen een taxi gebeld. De taxi was er heel snel, binnen 5 minuten. Ik heb geen flauw idee welke taxicentrale hij heeft gebeld. Hij wist zelf het nummer. [verdachte] is toen weggegaan.
V: Wat is er in dat half uur, drie kwartier gebeurd bij u thuis, toen [verdachte] bij u was?
A: Hij heeft bij mij op de bank gezeten. Mijn zoon was ook thuis. Hij woont bij mij in. Hij heet [getuige 2]. Hij vroeg aan mij wie er bij me was. Ik zei toen, dat [verdachte] bij me was. Ik hoorde nog, dat [getuige 2] zei:"Wat stinkt het hier naar brand." Het dringt nu pas tot me door. [verdachte] is ook even naar boven geweest. Ik vond vanmorgen een hele zwarte handdoek in de douche. Die handdoek stonk naar rook. Die handdoek ligt er nog steeds. Die ligt in de wasmand en is nog niet uitgewassen.
5.
De verklaring van [getuige 2] [6] , inhoudende:
In de nacht van zaterdag 11 op zondag 12 februari 2012 was ik thuis samen met mijn vader [getuige 1]. Ik heb die avond tot ongeveer 02.30 tot 03.00 uur op mijn slaapkamer spelletjes zitten doen op de computer. Omdat ik geen zin meer had en het al laat was ben ik gestopt. Ik ben vervolgens naar beneden gelopen en ben naar de wc gegaan. Hierna ben ik naar de woonkamer/keuken gelopen en heb wat te drinken gehaald.
Mijn vader zat beneden in de woonkamer. Tevens zag ik een jongen zitten die ik ken als [verdachte]. Ik had hem al een tijd niet meer gezien en was ook verbaasd dat hij er nu weer was. Ik had ongeveer een half uur voordat ik naar beneden ging de deurbel gehoord. Dit was kennelijk [verdachte] die aan de deur kwam. Ik heb [verdachte] vervolgens begroet.
Toen ik de woonkamer binnenkwam viel mij gelijk op dat het naar rook stonk. Ik heb dit toen ook tegen mijn vader gezegd. Volgens hem kwam het van de asbak. Ik zag dat [verdachte] zwarte vegen op zijn gezicht had en zijn handen zwart waren. Nadat ik wat te drinken had gepakt ben ik gelijk weer naar boven gegaan en heb nog even televisie gekeken.
Enige tijd later kwam [verdachte] boven en vroeg aan mij om een T-shirt of een trui. Ik heb hem echter niets gegeven. Ik heb tegen hem gezegd dat ik niets had en dat alles in de wasmand lag. Hierna hoorde ik dat [verdachte] naar de badkamer liep. Ik heb de kraan horen lopen. Kennelijk heeft hij toen zijn handen en gezicht gewassen. Ik zag namelijk de volgende dag in de badkamer een vieze handdoek liggen met zwarte vegen daarop.
6.
De verklaring van [getuige 3] [7] , inhoudende:
Ik ben de nacht voor de brand met [verdachte] op stap geweest. Ik heb [verdachte] op 11 februari 2012 thuis opgehaald bij zijn ouders in [woonplaats 2]. We zijn omstreeks 21.00 uur in mijn auto gestapt en zijn samen naar Leeuwarden gereden.
In de binnenstad aangekomen zijn we naar het voormalige café "Kleine Leeuwarder" geweest. Deze kroeg zit op het Ruiterkwartier te Leeuwarden. Tijdens het gesprek met [verdachte] heeft hij mij verteld over het stuklopen van zijn relatie met zijn vriendin. Hij zat hier wel mee en was hier erg kwaad over. Dit vertelde hij zelf. Ik bemerkte dit tevens in de wijze waarop hij hierover sprak.
[verdachte] vroeg aan mij of dat ik hem bij een vriend van hem wilde afzetten in Leeuwarden die hem later wel thuis zou brengen. Nadat we samen het café hadden verlaten heb ik [verdachte] op zijn aanwijzing naar de Vrijheidswijk in Leeuwarden gebracht. Ik heb [verdachte] vervolgens afgezet in de buurt van de Koerierstersespel. Ik heb [verdachte] hierbij tussen 23.20 en 23.30 uur afgezet in de wijk. Ik ben hierna direct naar huis gereden.
7.
De verklaring van [verbalisant 1] [8] , inhoudende:
Tussen 12 februari 2012 omstreeks 13.00 uur en 19.00 uur heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Naar aanleiding van de brand in de woning aan de [straatnaam 1] een buurtonderzoek ingesteld.
De bewoner van [straatnaam 3]. Dit is de aangrenzende woning (twee onder een kap). De heer [getuige 4]. [getuige 4] werd wakker door de rooklucht. Hij was naar buiten gegaan met zijn hond. Toen begonnen de rookalarmen bij hem in de woning te loeien.
8.
De verklaring van verdachte [9] , inhoudende:
Ik heb een relatie gehad met [slachtoffer 1] uit [plaatsnaam], wonende [straatnaam 1].
Ik ben vrijdag 10 februari 2011 omstreeks 16.00 uur, met weekendverlof gegaan. Ik ben toen vanuit Veenhuizen naar mijn ouders in [woonplaats 2] gegaan. Dit was mijn tweede weekend dat ik verlof had. Zaterdag 11 februari ben ik omstreeks 10.00 uur opgestaan. Die avond ben ik omstreeks 21.00 uur, samen met een oude vriend van mij op stap gegaan in Leeuwarden. We zijn vervolgens naar de kroeg in de stad gegaan.
9.
De verklaring van verdachte [10] , inhoudende:
V = Je heb eerder verklaard, dat je in de nacht van 11 op 12 februari 2012 door de stad hebt gezworven. Ben je in de buurt van een andere brand geweest.
A = Nee.
A = Ik heb bij een kennis gezeten, als [getuige 1] zegt dat ik bij hem was kan ik dit moeilijk ontkennen.
V = Wat voor kleding had je aan die nacht toen je bij [getuige 1] kwam.
A = Zoals ik eerder verklaarde de kleding die ik aanhad tijdens mijn aanhouding.
10.
De verklaring van [verbalisant 2] [11] , inhoudende:
Op zondag 12 februari 2012 te 16:00 uur, werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van Politie Fryslân een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting, gepleegd op zondag 12 februari 2012.
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht aan een woning (Twee onder één kap) aan de [straatnaam 1].
Onderzoek plaats delict
Ik zag dat de woning, gezien vanaf de openbare weg, de rechterhelft van een twee onder één kap woning betrof. Ik zag dat de voordeur toegang gaf tot een hal. Via een deur links in de hal werd toegang verkregen tot de woonkamer. Die liep van voor tot achter in de woning. Ik zag dat rechts van de ingang van de woonkamer een lage kast langs de wand stond. Ik zag dat in de kast aan de linker en de rechterzijde laden zaten. Ik zag dat bij de rechterlade de rand van de kast en de inhoud van de lade door brand was aangetast. Dit was eveneens het geval bij de linkerlade met dien verstande, dat deze lade en de inhoud, meer door brand waren aangetast. De beide lades waren te bestempelen als twee afzonderlijke brandhaarden die geen verbinding met elkaar hadden. De kamer was licht beroet.
Vervolgens werd door mij het onderzoek voortgezet op de eerste etage van de woning. Hiervoor gaf de trap in de hal toegang tot een overloop. Aan de achterzijde van de woning waren twee kamers, waarvan er één leeg was, kennelijk om dat de kamer werd opgeknapt. De andere kamer was kennelijk in gebruik als kantoor/computerkamer. In deze kamer gaf een deur toegang tot een dakterras wat zich op het dal van de garage bevond. Ik zag dat de ruit van deze deur kapot was. Ik zag dat de glasscherven door de kamer over de vloer lagen. Links van de ingang zag ik een "halve tegel" liggen die soortgelijk was als de tegels op het dakterras. Kennelijk was de ruit met deze tegel ingegooid c.q. geslagen.
Uit de van de politie verkregen informatie was deze situatie op deze wijze aangetroffen door de brandweer. Aan de voorzijde van de woning was een slaapkamer, waarin een tweepersoonsbed stond. Ik zag dat deze kamer geheel door brand was verwoest. Het gehele plafond van de kamer was naar beneden gevallen. In deze kamer was de brand dusdanig heet geweest, dat de ruiten waren gesprongen. Deze slaapkamer was direct gelegen tegen de linkerwoning van de twee-onder-één-kap. Ik zag in de brandresten op de vloer van de kamer de restanten van de deur van de slaapkamer liggen. Ik zag dat die aan de binnenzijde geheel verbrand was en dat de buitenzijde nog grotendeels intact was.
Conclusie
Gelet op de aangetroffen situatie, te weten de ingeslagen ruit van de terrasdeur op het dakterras van de garage en de aanwezigheid van drie brandhaarden die geen onderling verband met elkaar hadden, ben ik van mening dat er vuur ter plaatse is gebracht en dat de brand in de woning is aangestoken.
11.
De verklaring van [verbalisant 2] [12] , inhoudende:
Op 12 februari 2012 te 22:05 uur, werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van Politie Fryslân een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting, gepleegd op zondag 12 februari 2012.
Betrokkene
Verdachte [verdachte], [adres]
Door mij werd de kleding van de verdachte ontvangen van collega [verbalisant 3] van de
Recherche Leeuwarden. De kleding was door hem inbeslaggenomen in het cellencomplex
te Leeuwarden op het moment dat de verdachte daar na zijn aanhouding naar was overgebracht. Ik zag dat de kleding was verpakt in afzonderlijke papieren zakken.
De kleding werd voor onderzoek door mij overgebracht naar het bureau van de Unit
Forensisch Technische Expertise te Drachten. Hier werden de kledingstukken door mij nader onderzocht en gewaarmerkt. De kleding bestond uit een paar sokken, een paar schoenen, een onderbroek, een hemd, een overhemd, een spijkerbroek, een riem en een jas.
Bij het onderzoeken van de kleding viel mij bij het overhemd op dat dit vuil was aan de voorzijde en rond de nek. De viezigheid op het overhemd deed mij denken aan roet en vertoonde een scherpe aftekening, alsof de viezigheid erop was gekomen terwijl het overhemd deels was afgedekt. Ook het hemd vertoonde dezelfde viezigheid, met dien verstande dat de onderzijde schoon was en er een scherpe aftekening van vuil was rond het middel. Op de jas was een dergelijke aftekening van vuil niet zichtbaar, omdat de jas donkergekleurd was.
Het vuil op de kleding past in het beeld van beroeting door een brandhaard die veel roet veroorzaakt. De scherpe aftekening past in het beeld van roet die onder de kleding komt, omdat bijvoorbeeld het overhemd los over de broek wordt gedragen. De beroeting op het overhemd past in het beeld van de jas die daarover is gedragen, terwijl de voorzijde voor het grootste deel openstond.
De volgende sporen werden in het belang van nader onderzoek vastgesteld.
  • overhemd, SIN: AADL8189NL
  • hemd, SIN: AADL8191NL.
12.
De verklaring van [verbalisant 2] [13] , inhoudende:
Op 12 februari 2012 te 15:30 uur, werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van Politie Fryslân een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting, gepleegd op zondag 12 februari 2012.
Betrokkenen
Betrokkene [getuige 1], [adres getuige]
Verdachte [verdachte], [adres]
Onderzoek plaats delict
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Op verzoek van de politie Leeuwarden en op aanwijzing van de [getuige 1], werd door mij op de eerste etage van de woning aan de [adres getuige] een handdoek veiliggesteld, die door de verdachte [verdachte] zou zijn gebruikt om zijn handen af te vegen. Ik zag dat er diverse zwarte vegen op de handdoek zaten. De handdoek werd door mij veiliggesteld in een glazen pot (SIN: AADL8183NL).
13.
Een schriftelijk stuk genaamd Incidentnummer I/51293 [14] , inhoudende:
Incidentnummer I/51.293
Adres gegevens
Regio Fryslân
[plaatsnaam]
Adres\Locatie [straatnaam 1]
Plaats [plaatsnaam]
Incident tijden
Tijdstip melding (Brw) 12 feb 2012 00:57:07
Tijdstip alarmering 12 feb 2012 00:58:33
Tijdstip ter plaatse 12 feb 2012 01:00:00
Tijdstip incidentmeester
Tijdstip terug kazerne 12 feb 2012 02:35:36
14.
De verklaring van [verbalisant 3] [15] , inhoudende:
In de bewuste nacht zijn geen andere incidenten en/of meldingen binnengekomen met betrekking tot branden in [plaatsnaam], dan die in de woning aan de [straatnaam 1], op zondag 12 februari 2012, omstreeks 01.00 uur.
15.
De verklaring van [deskundige 1] [16] , inhoudende:
Tabel 1 Stukken van overtuiging
SIN Omschrijving
AADL8189NL Overhemd, merk Tommy Hilfigger
AADL8181NL Hemd, merk onbekend
AADL8183NL Textiel (handdoek)
Verkregen informatie
Op het aanvraagformulier bij aanvraag 004 is geen informatie opgenomen. De heer [verbalisant 2] van de Forensische Opsporing Fryslân laat op 4 juli 2012 telefonisch weten dat het een woningbrand met meerdere brandhaarden betreft. Er zou veel roet aanwezig zijn.
De slaapkamer op de bovenverdieping is volledig uitgebrand tot en met de vloerbedekking aan toe.
Vraagstelling
Op het aanvraagformulier bij aanvraag 004 is de volgende vraagstelling geformuleerd:
"De kledingstukken zijn inbeslaggenomen bij verdachte. Kleding is aan de buitenzijde verontreinigd met een zwarte stof. De vraag isof
vastgesteld kan wordenof
deze zwarte stof roet is zoals vrij komt bij een verbrandingsproces en wat is neergeslagen op de kleding van de verdachte. De handdoek is inbeslaggenomen in de woning waar verdachte werd aangehouden. Volgens een getuige had de verdachte zijn handen aan de handdoek afgeveegd en is er mogelijk roet op de handdoek overgedragen.
Als er sprake is van roet op de kleding van verdachte, dan is de vraagof
vastgesteld kan worden op basis de hoeveelheid roet enlof plaats op de kleding enlof het patroon op de kleding (of andere omstandigheden) op welke afstand verdachte zich heeft bevonden van een brandhaard. Past het beeld bijvoorbeeld bij het in een ruimte aanwezig zijn die vol roet staat van een brand?"
Uit de vraag
"of vastgesteld kan wordenof
deze zwarte stof roet is",zijn de volgende hypothesen afgeleid:
1.
Hypothese H1
:De aangetroffen microsporen op de kleding [AADL8189NL en AADL8191NL] en handdoek [AADL8183NL] zijn roet.
2.
Hypothese H2: De aangetroffen microsporen op de kleding [AADL8189NL en
AADL8191NL] en handdoek [AADL8183NL] zijn geen roet.
Onderzoek
Het overhemd [AADL8189NL] en hemd [AADL8191NL] en de handdoek [AADL8183NL] zijn gefotografeerd en onderzocht op de aanwezigheid van zwarte/donkere verkleuringen. Uit de kleding en handdoek zijn enkele stukjes geknipt waar zwarte/donkere verkleuringen op aanwezig zijn. Deze stukjes textiel zijn zonder verdere voorbehandeling onderzocht met scanning elektronenmicroscopie in combinatie met energie-dispersieve röntgenspectrometrie
(SEM/EDX).
Resultaten
Op de kleding [AADL8189NL en AADL8191NL] en de handdoek [MDL8183NL] zijn deeltjes aangetroffen die voornamelijk bestaan uit koolstof en zuurstof en in mindere mate uit natrium, magnesium, aluminium, silicium, fosfor, zwavel, chloor, kalium, calcium en titanium. Er zijn ook enkele deeltjes aangetroffen die voor het grootste gedeelte uit koolstof
bestaan.
Conclusie
De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese H1 juist is, dan wanneer hypothese H2 juist is.
Op basis van de aangetroffen sporen kan geen uitspraak gedaan worden over de afstand tussen een brandhaard en de plaats van de verdachte.
16.
De verklaring van [verbalisant 2] [17] , inhoudende:
Sporenonderzoek
Op 12 februari 2012 te 22:05 uur, werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van Politie Fryslân een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting in een woning, op zondag 12 februari 2012.
Dit onderzoek bestond uit twee gedeelten, namelijk het onderzoek van de plaats delict, waar door mij aan de hand van de aanwezigheid van drie afzonderlijke brandhaarden en het brandbeeld in de woning werd vastgesteld dat er sprake was van brandstichting.
Het tweede deel van het onderzoek betrof de kleding van de aangehouden verdachte:
Betrokkene
Verdachte [verdachte], [adres]
Deze kleding werd door mij aan het bureau onderzocht. Bij deze kleding constateerde ik dat de kleding vuil was en dat het vuil mij deed denken aan roet. Inmiddels is de kleding onderzocht op het NFI. In mijn proces verbaal van dit onderzoek PL02N3 2012015642-22 stel ik dat: "Het vuil op de kleding past in het beeld van beroeting door het op korte afstand staan van een brandhaard die veel roet veroorzaakt. De scherpe aftekening past in het beeld van roet dat onder de kleding komt, omdat bijvoorbeeld het overhemd los over de broek wordt gedragen. De beroeting op het overhemd past in het beeld van de jas die daarover is gedragen, terwijl de voorzijde voor het grootste deel openstond."
Met het op korte afstand van de brandhaard staan, wordt door mij een afstand van hooguit enkele meters bedoeld en wel zodanig dat men langere tijd in de rook heeft gestaan. Voorwaarde daarbij is dat de rook en roet gelet op de beroeting van het hemd van de verdachte van een brandhaard moet zijn gekomen die lager is gelegen dan de door hem gedragen bovenkleding. Twee brandhaarden, die in dit beeld passen worden door mij verwoord in het door mij opgemaakte proces-verbaal PL02N3 2012015642-20, van het onderzoek in de woning.
Hier worden door mij twee brandhaarden omschreven in een kast in de woonkamer. In deze kast waren plastic CD doosjes in brand gestoken. Kunststoffen geven over het algemeen veel roet af tijdens een verbranding. De beide brandhaarden waren in een kast die tot kniehoogte reikt. Het voor deze kast staan, terwijl de beginnende brand in de kast zich ontwikkelt, zou de roetvorming op de kleding kunnen veroorzaken.

Nadere bewijsoverweging

Ter zitting van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 11 op 12 februari 2012 achter de woning aan de [straatnaam 1] is geweest. De politie en de brandweer waren er toen nog. Volgens verdachte kan zijn kleding toen bevuild zijn geraakt met roet, voor zover is vastgesteld dat het roet is.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de roet op zijn kleding zou zijn gekomen terwijl hij achter de woning stond, niet aannemelijk. Verdachte heeft verklaard bij de politie dat er toen hij achter de woning stond, geen vuur en geen rook meer was (verhoor van 14 februari 2012, 16.55 uur, pagina 135 van het dossier).
De brand in de woning aan de [straatnaam 1] is aangestoken. Verdachte is vóór en na de melding van de brand bij die woning geweest. Hij kan desgevraagd niet zeggen waar hij in de periodes gelegen tussen zijn bezoeken aan de [straatnaam 1] is geweest. Verdachte komt tussen 02.00 uur en 02.30 uur aan bij [getuige 1] aan de [adres getuige].
Als [getuige 2], de zoon van [getuige 1], een half uur later de woonkamer -waar ook verdachte zich bevindt- binnenkomt, valt hem op dat het er naar rook stinkt. Verdachte heeft zwarte vegen op zijn gezicht en zijn handen. In de badkamer heeft verdachte gebruik gemaakt van een handdoek.
De sporen die op verdachtes overhemd en hemd en op de betreffende handdoek zijn aangetroffen zijn veel waarschijnlijker roet dan iets anders, zoals koolstof of (zwarte) grond. De bevuiling op het hemd en overhemd vormt een scherpe aftekening, passend bij het deels afgedekt zijn ervan (door andere kledingstukken). Deze wijze van bevuiling kan zijn veroorzaakt door het op enige afstand staan van de brandhaarden in de woonkamer van de woning aan de [straatnaam 1].
Verdachte is die nacht niet in de buurt van een andere brand geweest. Ook blijkt niet dat in de bewuste nacht melding is gemaakt van andere branden in [plaatsnaam] dan die in de [straatnaam 1]. De verklaring van verdachte, dat zijn kleren vuil zijn geworden toen hij ná de brand achter de woning stond, is niet aannemelijk te achten. Verdachte heeft geen andere verklaring gegeven voor de bevuiling van zijn hemd en overhemd.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte degene is geweest die de brand aan de [straatnaam 1] heeft gesticht. De rechtbank acht het onder 1. tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer.

Met betrekking tot feit 2.

Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen [18] toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012015642-9, d.d. 12 februari 2012, inhoudende de verklaring van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (pagina 309-312);
3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012015642-1, d.d. 13 februari 2012, inhoudende de verklaring van [verbalisant 3] (pagina 313 en 314);
4.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012015642, d.d. 5 maart 2012, inhoudende de verklaring van [verbalisant 6] (pagina 316-319).

Met betrekking tot feit 3.

Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen [19] toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012015740-1, d.d. 12 februari 2012, inhoudende de verklaring van [naam 2] (pagina 283-286);
3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012015740-4, d.d. 13 februari 2012, inhoudende de verklaring van [verbalisant 2] (pagina 296 en 297);
4.
een schriftelijk stuk, zijnde het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 29 maart 2012, inhoudende de verklaring van [deskundige 2].

Met betrekking tot feit 4.

Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen [20] toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2011027387-1, d.d. 18 maart 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].

Met betrekking tot feit 5.

Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen [21] toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012044179-1, d.d. 27 april 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].

Met betrekking tot feit 6.

Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [22] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [23] , inhoudende:
Ik heb in 2010 en 2011 brieven met bedreigingen aan [slachtoffer 2] geschreven.
2.
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] [24] , inhoudende:
Ik doe aangifte van bedreiging, gepleegd door [verdachte].
Ongeveer twee en een half jaar geleden kreeg ik een relatie met [slachtoffer 1]. Toen we al een beetje met elkaar gingen vertelde [slachtoffer 1] me dat ze nog een relatie had met een jongen, die in de gevangenis in Zweden zat. Die jongen, waar [slachtoffer 1] een relatie mee had en die vast zat in Zweden heette [verdachte].
Mijn relatie met [slachtoffer 1] duurde ongeveer een half jaar. Tegen het eind van onze relatie of net daarna begon [verdachte] mij ook brieven te schrijven. Volgens mij was het zo, dat dit tegen het einde van onze relatie was. De brieven werden steeds dreigender van toon. Ik heb u alle brieven overhandigd en u heeft alle brieven in beslag genomen. Ik ontvang nu van u kopieën van al deze brieven. Meer dan deze brieven heb ik niet ontvangen.
Op een gegeven moment kreeg ik een brief met de tekst: "[slachtoffer 2] lelijke kankerhond. Ik ben jou echt niet vergeten, wou je tog ff laten weten, dat ik nog elke dag in slaap val, door te dagdromen over hoe ik jouwn pikje en je kloten er af knal."
In een brief, die we nu gaan bespreken, staat "ik zweer jou ik kan een 9mm zo ophalen en dat het heel verkeert gaat lopen in 2011!"
We bespreken nog een stukje uit een brief. In de brief staat:"Ik zal jou met gemak vinden, jij bent van mij, je zult zien." Onder aan de brief heeft [verdachte] een kogel getekend. Daarbij staat geschreven: Je weet nu, ik zoek jou op! Jij mij zo verneuken. Ik jou kapot maaken!
Door het hele plaatje voelt ik me natuurlijk bedreigd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij aangever aanvankelijk niet de vrees heeft bestaan dat verdachte de bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren. Pas toen verdachte voor het onder 1. tenlastegelegde feit werd aangehouden, voelde aangever zich bedreigd. Omdat verdachte vanaf dat moment vastzat, was die vrees niet objectief gerechtvaardigd. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken aldus de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop verdachte de bedreigingen heeft geuit, bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreigingen zou kunnen gaan uitvoeren. De rechtbank acht derhalve de tenlastegelegde bedreiging bewezen. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4., 5. en 6. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 februari 2012 te [plaatsnaam] opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam 1], immers heeft verdachte toen aldaar,
- opzettelijk een ruit vernield van een deur die toegang geeft tot een dakterras op de eerste verdieping en
-is verdachte in die woning naar binnen gegaan en
-heeft verdachte in de woonkamer de inhoud van twee laden van een kast in de brand gestoken en
-in de slaapkamer op de eerste verdieping kleding op een bed gelegd en in de brand gestoken,
ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich naast die woning bevindend perceel en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de persoon die zich bevond in het naast die woning gelegen perceel te duchten was;
2.
hij op 12 februari 2012 te Leeuwarden een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk CZ kaliber 7,65 mm., en munitie van categorie III, te weten 5 scherpe patronen merk Geco, kaliber 7,65m., voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 12 februari 2012 te [plaatsnaam], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [straatnaam 2], toebehorende aan [woningcorporatie], heeft vernield;
4.
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 24 februari 2011, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland en/of Zweden, meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
  • immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1] in een brief dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik jou in mijn handen krijg dan schop ik jouwn baarmoeder uit dat smerige stink gat van je zodat je nooit meer kan neuken!" en "Sterker nog, ik vermink jou zo erg dat niemand jou nog wil neuken en dat jij niemand meer zo kan verneuken of bedriegen zoals je mij dat vlikte!" en "We zullen zien, als ik jou in mijn handen krijg ga jij kapot en dat weet ik" en "Maar nu weet ik hoe jij werkelijk bent en zal dan ook geen medelijden hebben, als jij straks half dood voor me ligt", en
  • immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] een brief gestuurd met daarin de tekst, dan wel zinsnedes: "Ik zoek je op en ik wacht jou op" en "Ik sla je helemaal kapot!" en "Ik zal jou verminken!" en "Jij gaat de rest van jouwn leven verminkt en met een kapote kop door ut leven!" en "Ik schop je baarmoeder uit je kut zodat je nooit meer kunt
neuken" en "Ik maak jou zo kapot en zo lelijk dat niemand jou nog wil neuken!" en "Jou sla ik helemaal naar de kanker!" en "Jou krijg ik reken maar", en
- immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] meerdere foto's gestuurd, waarin verdachte brandgaten en verbrande plekken had aangebracht op het gezicht/lichaam van die [slachtoffer 1].
5.
hij in het jaar 2010 en 2011, in Nederland en Zweden, [slachtoffer 1] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1] in een brief dreigend te woorden toegevoegd:
-"En jij vind het vreemd dat ik je kapot schop en je vermink voor jouwn leven. Je hebt het weer verneukt", en
-"Ik zal jou laten voelen hoeveel pijn en verdriet jij mij hebt aangedaan en meer! Ik maak jou invalide. Kogel in je rug of bij je knieën! Ik maak jou zo kapot! Dat je door een rietje moet eten! Een voordeel, dan ben je sneller smoor in de kroeg. Geloof me dat ik dit na kom, 9 mm. heb ik geregeld via een maat en via hier!", en
-"En daarom ga jij volgent jaar verminkt door het leven en geld voor 9mm ligt klaar", en
-"Ik zal dat zeker naar voren brengen en jou laten voelen wanneer ik jou straks helemaal naar de kanker schop verminkt voor het lever onthou dat".
6.
hij in het jaar 2010 en 2011 in Nederland en Zweden, meermalen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk die [slachtoffer 2] in een brief dreigend de woorden toegevoegd:
-"Ik ben jou echt niet vergeten wou ik je tog ff laten weten, dat ik nog elke dag in slaap val, door te dagdromen over hoe ik jouwn pikje en je kloten er af knal" en
-"Ik zweer jou ik kan een 9mm zo ophalen en dat het heel verkeert gaat lopen in 2011" en
-"Ik zal jou met gemak vinden, jij bent van mij, je zult zien" en
-"Je weet nu, ik zoek jou op. Jij mij zo verneuken. Ik jou kapot maken" (en hierbij een kogel heeft getekend).
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III.
3.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
4.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, meermalen gepleegd.
5.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, meermalen gepleegd.
6.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, het reclasseringsadvies en de multirapportage van het Pieter Baan Centrum;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de woning, waar zijn ex-vriendin op dat moment woonachtig was, in brand heeft gestoken. Zij en haar toenmalige partner waren niet aanwezig, maar een van de buren wel. De rechtbank acht dan ook bewezen dat er gevaar voor personen is geweest.
Bovendien heeft verdachte zijn ex-vriendin en mensen uit haar onmiddellijke omgeving angst aangejaagd door jarenlang brieven te sturen met een bedreigende inhoud. In de nacht waarin verdachte werd aangehouden bleek hij voorts een ruit te hebben vernield bij de moeder van zijn ex-vriendin en was hij in het bezit van een vuurwapen dat schietklaar was. Al met al is er in de visie van de rechtbank sprake van een zeer verontrustend beeld waarbij de indruk is ontstaan dat verdachte volledig is gefocust op het wel en wee van zijn ex-vriendin. Ook op de zitting heeft de rechtbank die indruk gekregen. Verdachte lijkt uit te zijn geweest op wraak ten opzichte van zijn ex-vriendin en mannen met wie ze op enig moment een relatie had.
De rechtbank heeft helaas niet een beeld kunnen krijgen van de persoonlijkheid van verdachte en mogelijke stoornissen. Verdachte heeft immers niet willen meewerken aan een onderzoek naar zijn persoonlijkheid. De rechtbank kan dus ook geen rekening houden met mogelijke strafmatigende omstandigheden gelegen in de persoonlijkheid van verdachte. Daarnaast weet de rechtbank niet of er mogelijk sprake is van gevaar voor herhaling van strafbare feiten, bijvoorbeeld ten opzichte van zijn ex-vriendin. Zoals gezegd geeft verdachte de indruk nog veel met haar bezig te zijn.
De rechtbank hoopt dat verdachte in het kader van detentiefasering alsnog bereid is mee te werken aan een onderzoek naar zijn persoonlijkheid en een mogelijke behandeling en begeleiding welke daar uit zou kunnen voortvloeien.
Nu verdachte niet heeft meegewerkt aan een onderzoek naar zijn persoonlijkheid rest de rechtbank niet veel anders dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur op te leggen. De ernst van de feiten en beveiliging van de samenleving rechtvaardigen een forse vrijheidsstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen wapen en de patronen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met behulp van deze het onder 2. bewezenverklaarde feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal van de overige inbeslaggenomen goederen teruggave aan de rechthebbenden gelasten.

Benadeelde partij

Mevrouw [slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1., 4. en 5. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36f, 57, 157, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1., 2., 3., 4., 5. en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen vuurwapen Cz 27, [wapennummer], kaliber 7.65 klavertje vier groen in handvat en vijf patronen.
Gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven colafles, merk Freeway en brieven.
Gelast de teruggave aan [getuige 1], wonende te [adres getuige], van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven handdoek.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven kleding.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 1], wonende te [straatnaam 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2012.
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [straatnaam 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.630,00 (zegge: tweeduizendzeshonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.630,00 (zegge: tweeduizendzeshonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 36 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2012, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2013.
Mr. Lootsma-Oude Nijeweme is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wolters
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Postma-Westerhof
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880062-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 1 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. M.A.M. Wolters en mr. N.A. Vlietstra, rechters,
mr. P.A. van der Vliet, officier van justitie en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats 1].
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.
Ter terechtzitting zijn tevens verschenen mevrouw [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als benadeelde partij. De heer [slachtoffer 3] wordt bijgestaan door P. van de Luijster van Slachtofferhulp Nederland.
……….
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 15 februari 2013 te 13:30 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de oudste rechter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012045530, gesloten op 1 mei 2012.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 12 februari 2012, pagina 64-67.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 13 februari 2012, pagina 71-73.
5.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1], d.d. 12 februari 2012, pagina 80-82.
6.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2], d.d.15 februari 2012, pagina 84, 85.
7.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 3], d.d. 27 maart 2012, pagina 101, 102.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], d.d. 12 februari 2012, pagina 117.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 13 februari 2012, pagina 126-128.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 14 februari 2012, pagina 135, 136.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 2], d.d. 12 februari 2012, pagina 144-151.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 2], d.d. 12 februari 2012, pagina 152-153.
13.Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 2], d.d. 12 februari 2012, pagina 158.
14.Een schriftelijk stuk, genaamd Incidentnummer I/51293, pagina 164.
15.Het proces-verbaal bevindingen van [verbalisant 3], d.d. 9 augustus 2012, pagina 1.
16.Een schriftelijk stuk, genaamd microsporenonderzoek aan mogelijke roetsporen op drie kledingstukken en een handdoek, d.d. 18 juli 2012.
17.Het proces-verbaal van sporenonderzoek door [verbalisant 2], d.d. 7 augustus 2012, proces-verbaalnummer 2012015642-22A.
18.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012045530, gesloten op 1 mei 2012.
19.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012045530, gesloten op 1 mei 2012.
20.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2011027387, gesloten op 31 mei 2011.
21.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012045530, gesloten op 1 mei 2012.
22.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012045530, gesloten op 1 mei 2012.
23.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013.
24.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], d.d. 23 april 2012, pagina 339-341, proces-verbaalnr. 2012015642-22A.