ECLI:NL:RBNNE:2013:1776

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 880363-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en vernieling door verdachte in Leeuwarden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen een winkeldiefstal heeft gepleegd. Op 19 oktober 2012 heeft de verdachte, in vereniging met anderen, etenswaren en koffiepads gestolen uit een winkel in Leeuwarden. Toen een medewerker hen daarop aansprak, heeft de verdachte deze medewerker bedreigd met geweld. Tijdens de vlucht heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten twee schuttingen vernield. Daarnaast heeft de verdachte, terwijl hij in een politiecel verbleef, een muur van die cel beschadigd en een arrestantenverzorgster beledigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan cannabis en alcohol, en zijn kwetsbaarheid voor psychotische klachten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de vernieling van zijn schutting. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880363-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/038350-09
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 1 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit of bij
een aan of bij de [straatnaam 1] gevestigde winkel etenswaren en/of koffiepads,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend in de directe nabijheid
van die [slachtoffer 1]/terwijl die [slachtoffer 1] vlak bij/vóór verdachte en/of zijn
mededader(s) stond elkaar de woorden heeft/hebben toegevoegd:"Pak je mes, pak
je mes" en/of/vervolgens/daarbij naar zijn, verdachtes en/of verdachtes
mededader(s) broekzak heeft/hebben gegrepen,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren
zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens
een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2012 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk twee
schuttingen (behorende bij woningen gelegen aldaar aan de [straatnaam 2]
en/of [straatnaam 3]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2012 te Leeuwarden opzettelijk en
wederrechtelijk een muur van een cel van het cellencomplex gelegen aan de
Holstmeerweg, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Regiopolitie Fryslân, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 30 oktober 2012 te Leeuwarden opzettelijk beledigend een
ambtenaar, te weten [verbalisant], gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van haar bediening, als arrestantenverzorger in diens
tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "slet en/of hoer en/of
kankerwijf en/of achterlijk wijf en/of sterf", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met oplegging van een meldingsgebod, een behandelverplichting en een opname in een zorginstelling;
  • tenuitvoerlegging van de op 11 juli 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012112534-1, d.d. 19 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012112534-16, d.d. 19 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1];
4.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012112534-25, d.d. 20 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2].
5.
een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2013.

Ten aanzien van feit 2.

De raadsman heeft primair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van een te summiere tenlastelegging nu de feitelijke omschrijving van de vernieling ontbreekt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte van de vernieling van de schutting van [slachtoffer 2] dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat anderen dan verdachte de schutting hebben vernield.
De rechtbank overweegt dat artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering eist dat de tenlastelegging een voldoende duidelijke, concrete en feitelijke omschrijving bevat van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt. Het moet immers aan de hand van die omschrijving voor verdachte begrijpelijk zijn waarvan hij wordt beschuldigd en waartegen hij zijn verdediging moet richten. Bovendien dient de tenlastelegging ook voor de rechter het object van zijn onderzoek ter zitting voldoende duidelijk aan te geven. Gelet op de hiervoor gestelde eis dient de tenlastelegging te vermelden op welke tijd en plaats het tenlastegelegde feit zou zijn begaan. De termen vernielen en beschadigen houden een voldoende feitelijke omschrijving in. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de tenlastelegging voldoende duidelijk omschreven is. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Met betrekking tot het subsidiair gevoerde verweer is de rechtbank het volgende oordeel toegedaan. Uit onderstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat het mogelijk is dat tijdens de vlucht schuttingen kapot zijn gegaan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij en de medeverdachten over meerdere schuttingen zijn geklommen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een schutting heeft horen breken. Dat de schutting door verdachte en/of zijn medeverdachten is beschadigd, acht de rechtbank daarmee wettig en overtuigend bewezen. Het subsidiaire verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die voor de bewezenverklaring van feit 2. redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
Ik stond met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in mijn schuur. Toen we de motorpolitie zagen, zijn we weggerend. We zijn langs [naam bedrijf] de buurt ingerend, richting [straatnaam 4]. We zijn over schuttingen geklommen. Ik hoorde een schutting breken. We zijn door meerdere tuinen en stegen gerend.
2.
De verklaring van verdachte [3] , inhoudende:
V = Zijn er ook zaken beschadigd of vernield toen jullie op de vlucht waren voor de politie?
A = Misschien een schuttingplankje van 1,90.
V = Kun je verklaren hoe er schuttingen zijn beschadigd tijdens jullie vlucht?
A = Ik ben over vijf hekken en door vijf tuinen heen gegaan.
V = Schuttingen zijn er niet voor gemaakt om over heen te klimmen, kan het zijn dat de schuttingen kapot zijn gegaan tijdens jullie vlucht?
A = Ja, dat zou kunnen.
3.
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] [4] , inhoudende:
Ik ben de bewoner van perceel [straatnaam 2]. Dit is mijn eigen woning. Achter mijn woning is een steeg die grenst aan de [straatnaam 5]. De
afscheiding van deze steeg met mijn erf is een houten schutting van ca. 1.80 meter hoog.
Gistermiddag was ik tussen voornoemde tijdstippen in mijn woning. Ik zag toen een aantal jongens over de daken van een aantal hokken achter de woningen in mijn straat klimmen. Tevens zag ik dat er een aantal politiemensen achter die jongens aanzat. Nadien zag ik dat de schutting achter mijn woning was vernield. Toen ik omstreeks 14.35 uur (de rechtbank leest hier 13.35 uur) door de steeg was gelopen zag ik dat de schutting op dat moment nog niet was vernield
.Toen ik die jongens en de politie achter de woningen in mijn straat zag ben ik mijn woning uit gelopen. Omstreeks 14.15 uur zag ik dat mijn schutting was vernield. Ik zag namelijk dat er ca. zes planken van de schutting waren afgebroken. Deze schutting is mijn eigendom. Het kan niet anders dan dat de schade is ontstaan door de achtervolging achter de woningen in mijn straat. Ik heb de vernieling niet daadwerkelijk zelf gezien. Wel heb ik mensen over de schutting zien hangen.
4.
De verklaring van aangever [slachtoffer 3] [5] , inhoudende:
Ik ben eigenaar van de woning gelegen aan de [straatnaam 3]. Ik stond op 19 oktober 2012 te 14.00 uur in de woonkamer. Ik zag achter mijn woning in mijn achtertuin drie jongens lopen. Mijn tuin wordt afgesloten door middel van een schutting. Naast onze tuin loopt een steeg die wordt afgesloten door een deur. Deze deur is alleen toegankelijk voor ons gezin die een sleutel heeft. Waarschijnlijk zijn de jongens hier overheen geklommen. De jongens stonden nu dus in onze tuin en konden niet verder. Ik ben vervolgens naar buiten gelopen. Op dat moment zag ik dat de drie jongens over mijn schutting klommen. De schutting is van hout en is ongeveer 2 meter hoog.
De schade aan de schutting kan ik als volgt omschrijven: Halverwege is de schutting uit nerf en groef gegaan waardoor deze uit zijn verband is. De schutting staat nu bol en deze kan ik niet meer rechtzetten.

Ten aanzien van feit 3.

De raadsman heeft ook ten aanzien van dit feit primair ontslag van alle rechtsvervolging betoogd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van een te summiere tenlastelegging nu de feitelijke omschrijving van de vernieling ontbreekt.
De rechtbank verwerpt dit primair gevoerde verweer op dezelfde gronden zoals hiervoor onder feit 2. is overwogen.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak betoogd nu het aanbrengen van strepen op de muur geen vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking opleveren. Verdachte heeft immers aangegeven dat de strepen met een schuurspons verwijderd hadden kunnen worden, aldus de raadsman.
Van vernieling is sprake als een goed zodanig is beschadigd dat het niet meer door reparatie in de oude toestand kan worden hersteld. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vernieling van de cel waarin verdachte verbleef. Van beschadiging van een goed is sprake indien het goed wordt aangetast. Daarbij valt onder meer te denken aan het aanbrengen van graffiti en het smeren van verf op een verkeersbord. Verdachte heeft met zijn slippers strepen op de muur gemaakt. Door zo te handelen is naar het oordeel van de rechtbank de muur beschadigd. De rechtbank acht daarom het feit wettig en overtuigend bewezen. Het subsidiaire verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [6] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [7] , inhoudende:
Ik heb op 30 oktober 2012 met mijn slippers strepen op de muur van mijn cel in het politiegebouw aan de Holstmeerweg te Leeuwarden gezet.
2.
De verklaring van verdachte [8] , inhoudende;
V = Wat is er in de cel gebeurd? Op de muren staan blauwe strepen. Deze strepen stonden er niet op toen jij de cel in ging, wat kun je hierover verklaren?
A = Dat heb ik gedaan.
V = Hoe heb je dat gedaan?
A = Met de slipper. Ik heb de slipper 20 keer op en neer gehaald voordat er een streep op de muur kwam te staan.
V = Wat heb je op de muur gezet?
A = Een hokje.
V = Een boter, kaas en eieren hokje?
A = Ja dat klopt.
3.
De verklaring van [aangever] [9] , inhoudende:
Ik werk als arrestantenverzorger in het cellencomplex van politie Friesland gevestigd aan de Holstmeerweg 3 te Leeuwarden. Namens politie Friesland doe ik aangifte van vernieling.
Op dinsdag 30 oktober 2012 omstreeks 10:00 uur was ik als arrestantenverzorger aan het werk in het genoemde cellencomplex. Ik was in uniform gekleed en belast met de insluiting en dagelijkse verzorging van de arrestanten. Op genoemd tijdstip werd de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], binnen gebracht. Nadat de verdachte onderworpen was aan een insluitingfouillering is hij overgebracht naar cel 2. Voordat de verdachte ingesloten werd in genoemde cel is de cel nog gecontroleerd op beschadigingen en of gebreken. De cel was onbeschadigd. Toen ik de verdachte voor verhoor uit de cel haalde en naar een verhoorruimte werd gebracht zag ik dat er blauwe strepen op de witte muur stonden. Ik zag dat het boter, kaas en eieren teken op de muur was gezet.

Ten aanzien van feit 4.

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen [10] toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012116926-1, d.d. 31 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [verbalisant].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 oktober 2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een aan de [straatnaam 1] gevestigde winkel enig goed, toebehorende aan [winkelbedrijf], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte opzettelijk dreigend in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] zijn mededader de woorden heeft toegevoegd:"Pak je mes, pak je mes" en zijn mededader vervolgens naar zijn broekzak heeft gegrepen,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 19 oktober 2012 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk twee schuttingen behorende bij woningen gelegen aldaar aan de Anton Mauvestraat en de [straatnaam 3], toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], heeft beschadigd;
3.
hij op 30 oktober 2012 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een cel van het cellencomplex gelegen aan de Holstmeerweg, toebehorende aan Regiopolitie Fryslân, heeft beschadigd;
4.
hij op 30 oktober 2012 te Leeuwarden opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, als arrestantenverzorger in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "slet en hoer en kankerwijf en achterlijk wijf en sterf".
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
2.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
3.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
4.
Eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de vordering van de officier van justitie;
Verdachte heeft, samen met anderen, een winkeldiefstal gepleegd. Toen zij door een medewerker daarop werden aangesproken, heeft verdachte – samen met een van zijn medeverdachten – deze medewerker bedreigd met geweld. Verder heeft verdachte samen met anderen een tweetal schuttingen vernield toen zij op de vlucht waren voor de politie. Tot slot heeft verdachte toen hij in een politiecel verbleef een muur van die cel beschadigd en heeft hij een arrestantenverzorgster beledigd.
Uit al deze feiten, en ook uit uitlatingen die hij ter zitting van de rechtbank heeft gedaan, komt verdachte naar voren als iemand die enkel aan zichzelf denkt en geen oog heeft voor de gevolgen die zijn handelen voor anderen heeft. Hij voelt zich snel vernederd, aangevallen en beledigd en reageert daarop door te dreigen met geweld of grove beledigingen te uiten. De rechtbank tilt vooral zwaar aan de diefstal gevolgd van bedreiging met geweld. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd negatieve gevolgen van ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Dat verdachte geen geweld heeft gebruikt maakt dit niet anders.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in een periode van vijf jaar vóór het plegen van de bewezenverklaarde feiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor soortgelijke misdrijven. Daaruit komt verder naar voren dat verdachte al diverse malen is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is over verdachte een reclasseringsadvies uitgebracht. Daaruit blijkt dat de reclassering op vrijwel alle leefgebieden problemen constateert. Verdachte is afhankelijk van cannabis en alcohol. Daarnaast is er sprake van een gokverslaving. Verdachte heeft veel kenmerken van ADHD, bovendien is verdachte gezien zijn voorgeschiedenis kwetsbaar voor psychotische klachten, hetgeen wordt versterkt door cannabisgebruik. Voorts is bij verdachte sprake van een gebrek aan empathie en heeft hij moeite met het vertrouwen van anderen. Het risico op herhaling wordt groot geacht. De reclassering ziet wel enige mogelijkheden voor gedrags-beïnvloeding. Als advies geeft de reclassering de rechtbank mee een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een meldingsgebod, een behandelverplichting en een verplichte opname in een zorginstelling.
Verdachte is onderzocht door een psychiater, waarbij moet worden opgemerkt dat verdachte niet (volledig) aan dat onderzoek heeft meegewerkt. De psychiater heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk cannabisafhankelijkheid. Daarnaast zijn er zeer sterke aanwijzingen voor een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en impulsiviteit, maar deze kan niet definitief worden vastgesteld. Er is daarnaast sprake van een gebrekkige ontwikkeling: verdachte is zwakbegaafd. Er zijn bovendien trekken van antisociale en narcistische persoonlijheidsstoornissen. Een diagnose kan echter nog niet worden gesteld. De psychiater is van oordeel dat de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling in redelijke mate de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte hebben beïnvloed, als het gaat om de feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard. Daarom acht de psychiater verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank laat deze conclusies meewegen bij de vaststelling van de strafsoort en – maat. Evenals de reclassering adviseert de psychiater een klinische opname van verdachte. Een ambulant traject geeft naar verwachting onvoldoende structuur en intensiteit.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de hem geboden kans om te worden onderzocht. Zodoende is nog steeds geen volledig zicht gekomen op de persoonlijkheid van verdachte, zijn problemen, en de mogelijkheden daar iets aan te doen. Ook heeft verdachte geweigerd om de rapporten van zowel de reclassering als de psychiater te bespreken. Ter zitting van de rechtbank heeft verdachte aangegeven dat hij zelf van zijn cannabisverslaving wil afkomen, en dat hij daarbij hulp zal gaan zoeken. Verder heeft hij aangegeven dat hij hoe dan ook niet opgenomen wil worden.
Anders dan de adviezen van de reclassering en de psychiater lijken te suggereren, behoort het niet tot de mogelijkheden van de rechtbank om te bepalen dat verdachte wordt opgenomen in een zorginstelling in het kader van een aan een voorwaardelijk(e) straf verbonden bijzondere voorwaarde, zonder dat daarvoor een indicatie is verleend, en zonder dat duidelijk is waar, wanneer en voor hoe lang die opname zou moeten plaatsvinden. Afgezien daarvan acht de rechtbank het niet zinvol om verdachte thans te laten opnemen. Uit de rapporten blijkt al dat verdachte daartoe geheel niet gemotiveerd is, en ter zitting van de rechtbank heeft hij dat gebrek aan motivatie bevestigd en herhaald. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij de bepaling van de straf de beveiliging van de maatschappij voorop dient te staan.
Alles overziend, mede in aanmerking genomen de oriëntatiepunten straftoemeting, bestaat er aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, en wel voor de duur van zeven maanden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 11 juli 2011, gewezen door de politierechter van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 juli 2011. Bij vordering d.d. 10 januari 2013 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1., 2., 3. en 4. bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 11 juli 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 43a, 57, 266, 267, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [straatnaam 3], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 269,25 (zegge: tweehonderdnegenenzestig euro en vijfentwintig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 269,25 (zegge: tweehonderdnegenenzestig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijf dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/038350-09:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 11 juli 2011, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2013.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wolters
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Postma-Westerhof

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880363-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/038350-09
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 1 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. M.A.M. Wolters en mr. N.A. Vlietstra, rechters,
mr. H.J. Mous, officier van justitie en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
Voorts is de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter terechtzitting verschenen.
………….
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 15 februari 2013 te 13:30 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 201213847, gesloten op 25 december 2012.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 oktober 2012, pagina 43.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], d.d. 20 oktober 2012, pagina 128 en 129.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 20 oktober 2012, pagina 130 en 131.
6.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 201213847, gesloten op 25 december 2012.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 oktober 2013, pagina 45 en 46.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever], d.d. 30 oktober 2012, pagina 135 en 136.
10.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 201213847, gesloten op 25 december 2012.