In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een recreatiewoning op Ameland, en de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland. Eiser had een voorlopige aanslag forensenbelasting voor het jaar 2011 ontvangen, welke hij aanvecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorlopige aanslag was opgelegd omdat eiser de recreatiewoning meer dan 90 dagen per jaar voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar zou hebben gehouden. Eiser heeft echter in een overeenkomst met een verhuurbemiddelaar vastgelegd dat zijn eigen gebruik van de woning was gemaximeerd tot 90 dagen per kalenderjaar.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Eiser heeft in het belastingjaar 2011 niet meer dan 55 dagen in de recreatiewoning verbleven, terwijl de woning gedurende 159 dagen door derden is gebruikt en 151 dagen leeg heeft gestaan. De rechtbank concludeert dat eiser de recreatiewoning niet meer dan 90 dagen voor eigen gebruik heeft aangewend, en dat de voorlopige aanslag derhalve ten onrechte is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen eiser en de verhuurbemiddelaar bepalend is voor de fiscale beoordeling, ongeacht de civielrechtelijke bezwaren die verweerder tegen deze overeenkomst heeft.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de voorlopige aanslag, en gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.