In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat de opgemaakte letselrapportage onvoldoende duidelijkheid bood over de vraag of de dood van het slachtoffer kon intreden door het handelen van de verdachte. Echter, de rechtbank achtte de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wel bewezen. De verdachte had tijdens een ruzie met het slachtoffer haar bij de keel gepakt en deze dichtgeknepen, waardoor de ademhaling van het slachtoffer werd belemmerd. De rechtbank oordeelde dat deze handeling van de verdachte zozeer gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hij bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg had aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 363 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling van agressieproblematiek. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van het huiselijk geweld en de gezinssituatie van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.