ECLI:NL:RBNNE:2013:1525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
17-880287-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en poging tot zware mishandeling met aanzienlijke gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 11 augustus 2012 in Sneek, waar de verdachte betrokken was bij een vechtpartij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan twee slachtoffers, met als gevolg het verlies van tanden en een kaakkneuzing. De verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R.P. Snorn, en heeft tijdens de zitting ontkend verantwoordelijk te zijn voor het letsel van de slachtoffers. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor de zwaarste aanklachten, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank achtte het bewijs voldoende om de verdachte schuldig te verklaren voor de meer subsidiaire en primaire aanklachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot schadevergoeding voor de slachtoffers toegewezen, en de verdachte is verplicht om deze bedragen te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de omstandigheden waaronder deze geweldsdelicten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880287-12
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 31 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 11 augustus 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(verlies van acht tanden en/of kiezen en/of loszittende tanden/kiezen), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) tegen de mond en/of
(onder)kaak, in elk geval tegen het lichaam, te stompen en/of te slaan;
(Art. 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 11 augustus 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen de mond en/of (onder)kaak, in elk
geval tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Art. 302 jo. art. 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 11 augustus 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht)
tegen de mond en/of (onder)kaak, in elk geval tegen het lichaam, heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel, namelijk het verlies van meerdere tanden en/of kiezen heeft bekomen, althans enig lichamelijk letsel en/of pijn heeft ondervonden;
(Art. 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 11 augustus 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen/gestompt
en/of/vervolgens die [slachtoffer 2] aan de haren heeft vastgepakt en vastgehouden
en deze [slachtoffer 2] vervolgens naar de grond heeft getrokken en/of/vervolgens,
zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen, althans
eenmaal, (met kracht) met (de zijkant van) het hoofd tegen het
(stenen/betonnen) wegdek heeft geslagen/geduwd en/of/vervolgens die [slachtoffer 2]
in/tegen de buik heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 11 augustus 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), die [slachtoffer 2]
in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of/vervolgens die [slachtoffer 2] aan de
haren heeft vastgepakt en vastgehouden en deze [slachtoffer 2] vervolgens naar de
grond heeft getrokken en/of/vervolgens, zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de
grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met (de
zijkant van) het hoofd tegen het (stenen/betonnen) wegdek heeft
geslagen/geduwd en/of/vervolgens die [slachtoffer 2] in/tegen de buik heeft
getrapt/geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(Art. 300 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling voor het onder 1. meer subsidiair en 2. primair ten laste gelegde;
  • oplegging van 6 maanden gevangenisstraf;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 2.580,77 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 802,75 oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- Opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde gerekwireerd, nu naar de mening van de officier van justitie slechts sprake is geweest van één klap. De officier van justitie is van mening dat deze klap onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1. primair dan wel onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie is van mening dat het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden, nu op grond van de uiterlijke gedraging deze enkele klap mishandeling oplevert met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
De officier van justitie is voorts van mening dat het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen is. Het hoofd bij de haren vastpakken en meermalen tegen het wegdek slaan houdt de aanmerkelijke kans in dat er zwaar letsel kan ontstaan.
Het standpunt van de raadsman
Ten aanzien van het onder 1. primair, 1. subsidiair en 1. meer subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit van dit feit. De raadsman is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de stelling dat verdachte aangever heeft geslagen. De daartoe afgelegde getuigenverklaringen zijn daarover niet duidelijk en de mogelijkheid bestaat derhalve dat dit door een andere persoon is gebeurd dan verdachte.
Mocht de rechtbank een ander oordeel zijn toegedaan, dan is de raadsman van mening dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu de opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt, zodat verdachte op die gronden dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde, omdat naar de mening van de raadsman verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het trekken aan de haren en slaan in het gezicht met de vlakke hand zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm ook niet gericht op het toebrengen van dergelijk letsel.
Een ander punt waaruit kan worden afgeleid dat er geen sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling, is het letsel van het slachtoffer. Uit de medische informatie blijkt alleen dat er sprake is van een kneuzing van de kaak en niet dat er sprake is van een fractuur.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde.
Op 11 augustus 2012 is er een vechtpartij ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Daarbij heeft aangever fors letsel aan zijn gebit opgelopen. Verdachte heeft ontkend dat zij daarvoor verantwoordelijk is. Verdachte heeft volgens eigen verklaring alleen aangever een duw gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes verklaring, gelet op hetgeen verbalisanten daaromtrent in hun proces-verbaal van bevindingen hebben gerelateerd toen zij verdachte en haar vriendin [getuige 1] tegenkwamen, niet geloofwaardig is te achten. Verdachte heeft bij de eerste ontmoeting met de verbalisanten direct gezegd dat zij degene was geweest die hem 'op zijn bek had geslagen, omdat die vent haar zoontje wilde pakken'. [getuige 1] heeft toen ook direct verklaard dat de man was geslagen.
Het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst dat iemand anders het letsel zou hebben toegebracht is onvoldoende aannemelijk geworden, nu uit de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van [slachtoffer 1] die heeft verklaard dat hij door een vrouw is geslagen, de verklaring van [getuige 1], die verklaard heeft dat zij zelf zeker niet heeft geslagen, de overige getuigenverklaringen en het door verbalisanten opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, voldoende is komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] een vuistslag tegen de kaak heeft gegeven.
Uit de medische verklaring blijkt voorts dat als gevolg van de vuistslag door verdachte, twee tanden uit de mond van aangever zijn geslagen, terwijl nadien nog zes tanden moesten worden verwijderd. Door de klap is tevens de gebitsprothese van aangever kapot gegaan.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voormeld letsel aan het gebit kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel en daarmee het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen is te achten.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde. Voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is nodig dat het opzet van verdachte was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, al dan niet in voorwaardelijke vorm. Er is voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging van verdachte die aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Verdachte heeft erkend dat zij aangeefster bij de haren heeft getrokken en een paar klappen heeft gegeven. Verdachte heeft daarbij ontkend dat zij aangeefster met haar hoofd tegen de grond heeft geduwd of geslagen.
De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van aangeefster, de verklaring van [getuige 2] en [slachtoffer 1], voldoende is komen vast te staan dat verdachte aangeefster, naast het aan de haren trekken en klappen geven, ook haar hoofd meermalen tegen de grond heeft geslagen. Tevens heeft verdachte aangeefster, nadat zij weer was opgestaan, hard in haar buik geschopt.
Ter ondersteuning van het letsel van aangeefster, bevinden zich in het dossier medische verklaringen betreffende aangeefster, waaruit blijkt dat zij een kaakkneuzing heeft opgelopen.
De rechtbank oordeelt dat de handelwijze van verdachte naar de uiterlijke verschijnings-vorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard en dat door haar handelen zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan en daarmee het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen is te achten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
Primair:
zij op 11 augustus 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (verlies van acht tanden) heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht tegen de mond of onderkaak, te stompen of te slaan;
2.
Primair:
zij op 11 augustus 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen/gestompt en vervolgens die [slachtoffer 2] aan de haren heeft vastgepakt en vastgehouden en deze [slachtoffer 2] vervolgens naar de grond heeft getrokken en vervolgens,
zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen, met kracht met de zijkant van het hoofd tegen het stenen/betonnen wegdek heeft geslagen/geduwd en vervolgens die [slachtoffer 2] in/tegen de buik heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Primair. Zware mishandeling.
2.
Primair. Poging tot zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en een poging daartoe.
Het betreft hier een geval van schaamteloos geweld op de openbare weg.
Twee kinderen, waaronder een zoon van verdachte, kwamen met elkaar in conflict en toen het latere slachtoffer hem daarover aansprak is verdachte verhaal komen halen. Daarbij is buitensporig veel geweld gebruikt met als gevolg het lichamelijk letsel bij de slachtoffers. Het ene slachtoffer heeft daarbij acht tanden verloren doordat verdachte hem een vuistslag in het gezicht heeft gegeven en het andere slachtoffer een kaakkneuzing doordat zij aan haar haren met het hoofd meerdere malen tegen het wegdek was geslagen. Het is geheel onbegrijpelijk hoe een dergelijke geweldsuitbarsting mogelijk was. Naar uit het dossier blijkt was er bij verdachte alcoholhoudende drank in het spel. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte in haar jeugd ernstig is verwaarloosd en dat zij daardoor beschadigingen heeft opgelopen in de zin van een persoonlijkheidsstoornis. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank zal, gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk, één en ander voor de duur zoals hierna te bepalen.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en haar raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
11 augustus 2012.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en haar raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
11 augustus 2012.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.580,77 (zegge: tweeduizendvijfhonderdtachtig euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.580,77 (zegge: tweeduizendvijfhonderdtachtig euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 802,75 (zegge: achthonderdtwee euro en vijfenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 802,75 (zegge: achthonderdtwee euro en vijfenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2012,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2013.
Mrs. Janssen en Kortlang-de Vries zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Palstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880287-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 31 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. L.W. Janssen en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters,
mr. E. Boelen, officier van justitie en
L. Palstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
………………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 14 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.