ECLI:NL:RBNNE:2013:1451

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 880301-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks diefstallen. De verdachte heeft in de periode van 20 januari 2012 tot en met 28 augustus 2012 meermalen diefstal gepleegd, waarbij hij samen met anderen of alleen goederen heeft weggenomen uit een bedrijfspand en een woning in de gemeente Ooststellingwerf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat van invloed was op de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft de feiten gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de verdachte in het verleden al eerder voor soortgelijke misdrijven was veroordeeld. De rechtbank heeft de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en gedragsproblematiek, meegewogen in de strafmotivering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880301-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 19 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Amersfoort.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2012 tot en met 28 augustus 2012 te Haule, (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) in/uit een (bedrijfs)pand (magazijn, gelegen aan of bij de [straatnaam 1],aldaar) (telkens) heeft weggenomen (ondermeer) (een) hoeveelhe(i)d(en) (dozen) (koper) draad en/of kabel (koper) en/of een (koperen) aanrechtblad en/of een boormachine, in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of het [slachtoffer 2], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht (telkens) door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
(artikel 311 lid 1 onder 4 en/of 5 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode omvattende de maanden juni 2012 en/of juli 2012 en/of augustus 2012 (tot en met 28 augustus 2012), althans in of omstreeks de periode omvattende de dagen 27 augustus 2012 en 28 augustus 2012 te Langedijke, (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam 2]) heeft weggenomen
(ondermeer) een zwarte kabel op een draairol en/of een velgenlichter en/of een boiler en/of een boormachine en/of een slijpmachine en/of een acculader en/of een snoer en/of een kist, inhoudende gereedschap, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht (telkens) door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
(artikel 311 lid 1 onder 4 en/of 5 van het Wetboek van Strafrecht).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 3.000,00 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag; niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het resterende bedrag.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen [1] toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2013;
2.
het proces-verbaal nr. 2012025148-1, d.d. 13 maart 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1], p. 47;
3.
het proces-verbaal nr. 2012081969-1, d.d. 2 augustus 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1], p. 52;
4.
het proces-verbaal nr. 2012092627-1, d.d. 4 september 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1], p. 54;
5.
het proces-verbaal nr. 2012092609-1, d.d. 28 augustus 2012, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3], p. 138;
6.
het proces-verbaal nr. 2012092609-2, d.d. 29 augustus 2012, inhoudende de verklaring van aangever [naam], p. 142;
7.
uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 december 2012.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 januari 2012 tot en met 28 augustus 2012 te Haule, in de gemeente Ooststellingwerf, meermalen tezamen en in vereniging met een ander en eenmaal alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, een magazijn, gelegen aan de [straatnaam 1], heeft weggenomen hoeveelheden dozen koperdraad en/of kabel en/of een aanrechtblad en/of een boormachine, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of het [slachtoffer 2], terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij in de periode omvattende de dagen 27 augustus 2012 en 28 augustus 2012 te Langedijke, in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 2], heeft weggenomen een zwarte kabel op een draairol toebehorende aan [slachtoffer 3] en een boiler toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel verbreking, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd,
en
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, het reclasseringsadvies en het psychologisch onderzoek;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks diefstallen. Het betreft vijf diefstallen van onder meer (koper) draad en kabels uit een bedrijfspand en een diefstal van kabel en een boiler uit een woning. Dit zijn ergerlijke feiten die naast schade veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden.
Uit de justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat hij vaker voor vermogensdelicten is veroordeeld. In het verleden zijn verdachte werkstraffen en gevangenisstraffen opgelegd. Geconstateerd moet worden dat dit verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
De rechtbank zal als uitgangspunt voor de strafoplegging nemen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS). Voor een inbraak in een bedrijfspand geven deze oriëntatiepunten in geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken aan. Voor inbraak in een woning geldt een oriëntatiepunt van vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt echter in aanmerking dat het een leegstaande woning betrof en dat niet bewezen is verklaard dat verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 17 december 2012 waarin het volgende wordt vermeld.
Verdachte is een zwakbegaafde man met hechtings- en gedragsproblematiek. Hoewel het qua delictgedrag vanaf 2007 beter leek te gaan, is er in 2012 sprake van een behoorlijke terugval. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, en indien nodig opname in een instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, het aanvaarden van werk bij de sociale werkvoorziening of elders en meewerken aan een vorm van onderbewindstelling. Tevens adviseert de reclassering een drugs- of alcoholverbod.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de pro justitia rapportage van 24 december 2012, opgemaakt door A. Drent, GZ-psycholoog. Deze rapportage houdt onder meer in dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten lichte zwakzinnigheid. Daarnaast is er sprake van een ontwikkeling in de richting van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis, echter deze diagnose wordt niet gesteld gezien de grote overlap met de cognitieve beperking. Er wordt gesproken van een persoonlijkheidsstoornis NAO. De problematiek is volgens de psycholoog structureel van aard en was daarom aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De gebrekkige ontwikkeling was van invloed ten aanzien van de gedragskeuzes van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde en het tenlastegelegde kan mede hieruit verklaard worden. Geadviseerd wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De indruk is dat betrokkene vooralsnog meer gebaat is bij interventies op gedragsniveau dan bij inzichtgevende/egoversterkende therapie. Daarom wordt geadviseerd een verplicht reclasseringstoezicht met begeleiding in het kader van een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Het toezicht dient als stok achter de deur voor verdachte, maar ook om helderheid te verkrijgen ten aanzien van de zelfredzaamheid, woonomstandigheden, de financiële situatie, het alcoholgebruik en het sociaal netwerk en om hier eventueel op in te steken ten aanzien van begeleiding. De begeleiding zou zich daarnaast kunnen richten op de dagbesteding en het werken aan langere termijn doelen zoals huisvesting en motiveren voor eventuele behandeling.
De rechtbank concludeert op basis van deze pro justitie rapportage dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies, met uitzondering van het alcohol- en drugsverbod nu daartoe onvoldoende aanleiding bestaat.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Verdachte heeft bekend dat hij goederen heeft weggenomen uit het bedrijfspand te Haule. Er bestaat echter onduidelijkheid over de hoeveelheden koperdraad en kabel die door hem zijn weggenomen. Dit kan slechts worden vastgesteld indien nader onderzoek zou worden gedaan. Dergelijk onderzoek zou echter een te zware belasting vormen voor het strafgeding. De rechtbank is daarom van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 43a, 43b, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 168 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen 14 dagen na de uitspraak op een dinsdag of donderdag tussen 15:00 uur en 16:00 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
en indien en voor zover de reclassering dit nodig acht:
  • zal meewerken aan opname in een instelling voor begeleid wonen of beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
  • werk aanvaardt bij de sociale werkvoorziening of elders;
  • zal meewerken aan een vorm van onder bewind stelling.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.V. van Overbeeke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2013.
Mr. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
De Wit
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Overbeeke
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880301-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 19 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. M.B. de Wit, rechters,
mr. E. Jepkema, officier van justitie en
mr. C.V. van Overbeeke, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Amersfoort.
……………….
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 5 maart 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012093478, gesloten op 24 september 2012.