ECLI:NL:RBNNE:2013:1449

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 885167-11 VEV
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bezit van hard- en softdrugs en schuldheling van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van hard- en softdrugs en schuldheling van een groot aantal goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 april 2011 in Leeuwarden opzettelijk 198,6 gram amfetamine heeft gehad, wat in strijd is met de Opiumwet. Daarnaast heeft de verdachte hennep geteeld en aanwezig gehad, wat ook onder de verboden middelen valt volgens de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die vrijspraak heeft gevorderd voor enkele ten laste gelegde feiten, maar veroordeling voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich niet voldoende verantwoordelijk heeft opgesteld en dat haar eerdere veroordelingen in aanmerking zijn genomen bij de strafoplegging. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende bewijs was dat de schade in verband stond met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885167-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 5 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.W.J.M. van der Meer, advocaat te Bolsward.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(zaak 2)
zij op of omstreeks 8 april 2011, althans in of omstreeks de maand april 2011, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad - (ongeveer) 198,6 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(artikel 2 onder B en/of C van de Opiumwet)
2.
(zaak 3)
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2011, althans de maand april 2011, in elk geval op of omstreeks 8 april 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
A.
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 18, althans een aantal, hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen van henneplanten, en/of
B.
op of omstreeks 8 april 2011 opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam 1]) (ongeveer) 473 gram hennepgruis en/of 80 gram henneppoeder en/of 15 gram henneppasta, in elk geval een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 568 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet)
3.
(zaak 4)
zij op of omstreeks 8 april 2011 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • althans meerdere, patronen (geschikt voor een wapen) van het caliber .22 (5,7 mm), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III, en/of
  • althans meerdere, gasbusjes, inhoudende Chlorbenzylidenen malononitril, zijnde CS-gas en/of 2, althans een of meerdere, gasbusjes, inhoudende Oleoresin Capsicum, zijnde Pepper-concentraat, zijnde die gasbusjes (elk) een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 lid 1 ivm artikel 55 lid 3 en/of artikel 13 lid 1 ivm artikel 55
lid 1 van de Wet Wapens en Munitie)
4.
zij in of omstreeks de periode van 2 december 2009 tot en met 8 april 2011, in elk geval in het jaar 2009 en/of het jaar 2010 en/of het jaar 2011 (tot en met 8 april 2011) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland,
(zaak 5)
- een ID-kaart ten name van [slachtoffer 1] en/of een of meerdere andere goederen toebehorende aan die [slachtoffer 1],
(zaak 6)
- een fiets van het merk Batavus, type Malaga, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
(zaak 7)
- een fiets van het merk Gazelle, type Impala, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
(zaak 8)
- drie ladders (van een flat aan de [straatnaam 2]), geheel of gedeeltelijk toebehorende aan Woonfriesland, gevestigd te Leeuwarden en/of
(zaak 9)
- ( ongeveer) 50 meter glasvezelkabel en/of 5 wegbebakeningsstandaards en/of 5
wegmarkeringsschilden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
(zaak 10)
- een fiets van het merk Batavus, type Mambo, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
(zaak 12)
- twee ladders, geheel of ten dele toebehorende aan (voorheen) het Laboratorium van de Volksgezondheid (gevestigd aan of bij de Jelsumerstraat) en/of
(zaak 13)
- een buitenboordmotor,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417BIS lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht)
5.
zij op of omstreeks 8 april 2011, te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere voorwerp(en), te weten
  • een hoeveelheid geld, ter waarde van 1120 euro en/of
  • een mobiele telefoon, van het merk Nokia (1208) en/of
  • een digitale fotocamera, van het merk General Electric (A1455) en/of
  • een onderwatercamera, van het merk Werlisa (Slim-5x)
  • een filmcamera, van het merk Aiptek (Pocket Dv.) en/of
  • een verrekijker met tas en/of
  • een navigatiesysteem, van het merk TOM TOM en/of
  • een accuboormachine, van het merk Bosch en/of
  • een Playstation spelcomputer en/of
  • een televisietoestel, van het merk Samsung en/of
  • een projector/beamer, van het merk QP en/of
  • een DVD-speler, van het merk Provision en/of
  • twee geluidsboxen, van het merk Philips en/of
  • een electrische buitenboordmotor, van het merk Marina en/of
  • een sterrenkijker, van het merk Braska en/of
  • een tas vol met batterijen en parfums en kauwgum en/of
  • een tas vol met damesslips,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, en/of/althans van een of meedere voorwerp(en), te weten een of meerdere van voornoemde voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar medeverdachte wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis/420quater lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • oplegging van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • teruggave aan de rechtmatige eigenaar van de inbeslaggenomen goederen;
  • niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2];
  • niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Beoordeling van het bewijs

Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging te komen.
Met betrekking tot feit 2 onder A heeft de verdediging bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep omdat zij zich op geen enkele wijze met de hennepkweek heeft bemoeid.
De rechtbank overweegt als volgt. Medeplegen vereist bewuste en nauwe samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van de delictueuze gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Het moet gaan om intensieve samenwerking die onder meer kan blijken uit de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij op de hoogte was van de hennepteelt in een slaapkamer van haar woning. Zij heeft verklaard dat de teelt was bedoeld "voor ons eigen blowen". Verder heeft zij verklaard: "De zaadjes hebben we besteld via internet en de rest van de spullen elders. Het is puur voor de hobby en eigen gebruik. We doen dit al een half jaar. We hebben dit samen betaald". De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging hennep heeft geteeld.
Met betrekking tot feit 2 onder B heeft de verdediging bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken nu niet uit het dossier kan worden afgeleid dat de aangeduide hennepproducten werkzame stoffen (THC) bevatten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging nu uit het dossier blijkt dat de politie de gevonden plantendelen en poeder positief heeft getest op aanwezigheid van THC. Daarbij komt dat verbalisant Krikke de planten, plantendelen en poeder uit eigen waarneming heeft herkend, qua vorm, kleur en geur, als hennepplanten, henneppasta, hennep en henneppoeder. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het hennep betrof en acht derhalve het ten laste gelegde onder 2B wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken omdat zij niet heeft geweten van de aanwezigheid van de munitie en traangasbusjes in haar woning. De goederen lagen in een kluis in een kledingkast.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat voor bewezenverklaring van feit 3 verdachte minst genomen enige bewustheid moet hebben gehad van de aanwezigheid van de munitie en traangasbusjes. Het doosje met munitie en de traangasbusjes zijn vrij kleine voorwerpen die, wanneer zij in een kledingkast liggen, eenvoudig over het hoofd kunnen worden gezien. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat bij verdachte sprake was van enige bewustheid van de aanwezigheid van de traangasbusjes en munitie. Daarmee is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 3 vrijspreken.
Met betrekking tot feit 4 heeft de verdediging vrijspraak bepleit nu verdachte de ID-kaart, de ladders en de kabels nooit heeft gezien en, al had ze deze wel gezien, dan had zij niet hoeven vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig waren. Met betrekking tot de Gazelle Impala heeft verdachte verklaard dat zij deze zelf heeft gekocht. De overige fietsen waren in bruikleen gegeven en daarom hoefde verdachte niet te vermoeden dat deze fietsen uit misdrijf afkomstig waren. Over de buitenboordmotor zijn aan verdachte nooit vragen gesteld, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor bewezenverklaring van schuldheling is vereist dat de pleger redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen uit misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent dat sprake is van grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Daarvan is sprake indien de pleger van het feit bij enig nadenken over de hem bekende gegevens over het goed, had kunnen vermoeden dat het goed gestolen was en hij zonder nader onderzoek niet had mogen berusten.
Ten aanzien van de ID-kaart overweegt de rechtbank dat dit een klein voorwerp is en dat het daarom heel wel mogelijk is dat verdachte deze nooit heeft gezien of opgemerkt. Dat geldt evenwel niet voor de fietsen, ladders, wegbebakeningsstandaards, wegmarkeringsschilden en glasvezelkabels. Dit zijn grote voorwerpen en gelet op de aard van deze voorwerpen en de aantallen die zijn aangetroffen in de woning en berging van verdachte, had verdachte zich moeten afvragen wat de herkomst was van deze goederen.
Ten aanzien van de Gazelle Impala overweegt de rechtbank dat verdachte in april 2010 bij de politie heeft verklaard dat de fiets van haar is en dat zij de fiets ongeveer twee jaar geleden heeft gekocht. Uit het dossier blijkt dat op 14 oktober 2010, een half jaar voordat verdachte haar verklaring heeft afgelegd, aangifte is gedaan van diefstal van de fiets. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte een kennelijk leugenachtige verklaring heeft afgelegd. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij alle in de woning van verdachte aangetroffen fietsen heeft gestolen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte tenminste het vermoeden moet hebben gehad dat deze fiets uit een misdrijf afkomstig was.
Anders dan de raadsman heeft betoogd heeft de politie verdachte wel vragen gesteld over een buitenboordmotor. Zij heeft verklaard dat zij en [medeverdachte] voornemens waren een bootje te kopen en dat [medeverdachte] de buitenboordmotor via marktplaats.nl heeft gekocht. Nu in de woning twee buitenboordmotoren zijn aangetroffen en ook de medeverdachte ten aanzien van een van die buitenboordmotoren heeft verklaard dat hij die op marktplaats heeft gekocht, acht de rechtbank deze verklaring voor de aanwezigheid van een van de buitenboordmotoren aannemelijk. In de tenlastelegging wordt echter niet nader gespecificeerd welke van de aangetroffen buitenboordmotoren wordt bedoeld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de schuldheling van de ID-kaart en de buitenboordmotor. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken. Ten aanzien van de overige in feit 4 genoemde goederen verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren.
Met betrekking tot feit 5 is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat voor witwassen het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 8 april 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 198,6 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij in de periode omvattende de maand april 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
A.
opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [straatnaam 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 18 hennepplanten en
B.
op 8 april 2011 opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam 1]) (ongeveer) 473 gram hennepgruis en 80 gram henneppoeder en 15 gram henneppasta, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
zij in de periode van 2 december 2009 tot en met 8 april 2011 te Leeuwarden,
  • een fiets van het merk Batavus, type Malaga, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en
  • een fiets van het merk Gazelle, type Impala, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en
  • drie ladders (van een flat aan de [straatnaam 2]), geheel of gedeeltelijk toebehorende aan Woonfriesland, gevestigd te Leeuwarden en
  • ongeveer) 50 meter glasvezelkabel en 5 wegbebakeningsstandaards en 5
wegmarkeringsschilden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en
  • een fiets van het merk Batavus, type Mambo, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en
  • twee ladders, geheel of ten dele toebehorende aan (voorheen) het Laboratorium van de Volksgezondheid (gevestigd aan of bij de Jelsumerstraat)
voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
ten aanzien van het telen: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het aanwezig hebben: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
schuldheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan het op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feit met parketnummer 885167-11 te hebben schuldig gemaakt, welke zaak derhalve hiermee is afgedaan;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van hard- en softdrugs en schuldheling van een groot aantal goederen. Hard- en softdrugs zijn schadelijke stoffen die de volksgezondheid bedreigen en doorgaans criminaliteit van diverse aard met zich meebrengen. Met betrekking tot de schuldheling rekent de rechtbank het verdachte aan dat zij zonder nader onderzoek heeft berust in de aanwezigheid van de goederen in haar woning en zo heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. Verdachte heeft voorts vuurwerk voorhanden gehad in strijd met de bepalingen van het Vuurwerkbesluit.
Blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister is verdachte eerder voor een strafbaar feit veroordeeld. Op 28 maart 2000 is verdachte veroordeeld wegens hennepteelt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Reclasseringsadvies van 8 oktober 2012 dat onder meer het volgende inhoudt. Verdachte is een vrouw met een belast verleden. Daarnaast is sprake van psychische problemen waarvoor zij psychische hulp ontvangt. Zij heeft in haar leven een wankel evenwicht gevonden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, evenals het risico op onttrekken aan voorwaarden. De Reclassering adviseert verdachte een werkstraf op te leggen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij heeft geleerd van de feiten. Zij heeft erkend dat zij zich niet voldoende verantwoordelijk heeft opgesteld, ook niet jegens haar inwonende zoon. Verdachte heeft verklaard geen drugs meer te gebruiken en oplettender te zijn geworden. Zij heeft verklaard dat zij haar partner nu duidelijke grenzen heeft gesteld betreffende het stallen van goederen in haar woning.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf dient te worden opgelegd van 60 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een proeftijd van twee jaren, teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd. Hij vordert vergoeding van zijn schade ten gevolge van feit 4 (tweede gedachtestreepje).
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gestelde schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar kan worden toegerekend. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vordering niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 (eerste gedachte streepje) ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Dit onderdeel van de tenlastelegging wordt niet bewezen verklaard zodat de benadeelde, op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid onder b van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 60 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [verdachte] de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven projector (beamer).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.V. van Overbeeke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2013.
Mr. Post en mr. Van der Werff buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Post
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
De Wit
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Overbeeke
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector Straf
parketnummer 17/885167-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 5 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. K. Post, voorzitter,
mr. H. van der Werff en mr. M.B. de Wit, rechters,
mr. P.A. van der Vliet, officier van justitie en
mr. C.V. van Overbeeke, griffier.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 17/880165-11 tegen [medeverdachte], nochtans zonder dat deze zaken worden gevoegd.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.W.J.M. van der Meer, advocaat te Bolsward.
…………
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 19 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.