ECLI:NL:RBNNE:2013:1447

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 880365-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak oplichting en veroordeling voor meerdere diefstallen met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de oplichting, omdat er geen oorzakelijk verband was tussen de handelingen van de verdachte en de afgifte van goederen door het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan meerdere diefstallen, waarbij hij in de afgelopen vijf jaar al eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2012 diefstallen heeft gepleegd in Sneek en Leeuwarden, waaronder de diefstal van een auto, een bromfiets en geld uit een geldkistje. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven, wat heeft geleid tot een zwaardere straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 210 dagen geëist, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en het advies van de reclassering, die mogelijkheden voor begeleiding had geschetst, maar de rechtbank vond dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880365-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 5 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Terschelling-West.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 4 september 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van/het verlenen van (een) hotelovernachting(en) en/of een ontbijt, in elk geval van een dienst en/of enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat hij, verdachte, geld ging pinnen om de rekening te betalen en/of dat hij, verdachte, de rekening zou betalen zodra hij geld had, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Art. 326 jo. art. 43a en/of 43b Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 september 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto en/of contactsleutels en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een
daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Art. 310 jo. art. 43a en/of 43b Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 15 oktober 2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een zich in een toiletruimte bevindend geldkistje heeft weggenomen (in totaal) ongeveer 25 euro, in ieder geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Art. 311 lid 1 onder 5 jo. art. 43a en/of 43b Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 24 augustus 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Art. 311 lid 1 onder 5 jo. art. 43a en/of 43b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 augustus 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, buiten het bereik van de rechthebbende op die bromfiets heeft doen zijn en/of op een voor de rechthebbende op die bromfiets onbekende plaats heeft doen zijn, aldus/althans heeft weggemaakt;
(Art. 350 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2012 tot en met 27 augustus 2012, te Workum, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Art. 310 jo. art. 43a en/of 43b Wetboek van Strafrecht);
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2012 tot en met 27 augustus 2012,
te Workum, in de gemeente Súdwest Fryslân, en/of elders in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, buiten het bereik van de rechthebbende op die auto heeft doen zijn en/of op een voor de rechthebbende op die bromfiets onbekende plaats heeft doen zijn, aldus/althans heeft weggemaakt;
(Art. 350 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling voor het onder 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering, te weten een meldingsgebod, behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu geen sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde en van de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde diefstallen nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De rechtbank stelt, op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Feit 1
De rechtbank overweegt als volgt. Oplichting doet zich voor, wanneer iemand met ‘bedrieglijke middelen’ (MvT bij w.o.  261, zitting 1926–1927, nr. 3, p. 1) een ander beweegt tot afgifte van een goed. In de jurisprudentie van de Hoge Raad komt als toetssteen naar voren of sprake is van op bedrieglijke wijze gebruik maken van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon. Toegespitst op het hotelwezen houdt dit in dat de bezoeker een kamer boekt, (veelal) daags na de overnachting een ontbijt gebruikt en bij vertrek betaalt. De Hoge Raad heeft aangenomen dat het zich voordoen als motelgast die de rekening zou kunnen en willen betalen, valt onder ‘het aannemen van een valse hoedanigheid' zoals bedoeld in art. 326 Sr (HR 22 mei 1990, NJ 1990, 801).
In dit geval is echter niet tenlastegelegd dat verdachte zich heeft voorgedaan als een gast die de rekening zou kunnen en willen betalen. De feitelijke handelingen in de tenlastelegging zijn weliswaar gepleegd (verdachte heeft gezegd dat hij geld ging pinnen om de rekening te voldoen en dat hij alsnog zou betalen zodra hij geld had) maar het zijn niet deze uitspraken geweest die [slachtoffer 1] ertoe brachten om verdachte een overnachting met ontbijt te bieden. Deze uitspraken werden pas gedaan nadat verdachte de overnachting en het ontbijt al had genoten. Anders dan de tenlastelegging doet voorkomen, ontbreekt het oorzakelijk verband tussen de handelingen van verdachte en het bewogen worden van [slachtoffer 1]. Dat betekent dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken.
Feit 2
Op 11 september 2012 is in Sneek een auto van [slachtoffer 3] gestolen. In de auto bevond zich op het moment van de diefstal de contactsleutel van de auto en een mobiele telefoon. [2] Verdachte heeft deze auto weggenomen. Hij is met de auto weggereden en heeft deze in Sneek geparkeerd met de bedoeling er later mee naar het buitenland te rijden. Toen verdachte kort daarna de politie bij de auto zag, heeft hij de contactsleutel van de auto weggegooid. De mobiele telefoon heeft verdachte, toen bleek dat hij er niet mee kon bellen, eveneens weggegooid. [3]
Door zich aldus als heer en meester over de auto, de contactsleutel en de telefoon te gedragen, heeft verdachte er blijk van gegeven het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te hebben gehad. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Feit 3
Op 11 oktober 2012 en 15 oktober 2012 is het geldkistje in de toiletruimte van winkelcentrum Zaailand te Leeuwarden opengebroken. Het geld is weggenomen. [beveiliger] en [verbalisant] hebben verdachte herkend op camerabeelden, die ten tijde van de diefstal zijn gemaakt. [4] Verdachte heeft bekend dat hij het geldkistje heeft opengebroken en het geld heeft weggenomen en hij heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan vanwege ‘broodnood’ [5] . Op basis van deze bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte het geld heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Feit 4
Verdachte heeft op 24 augustus 2012 te Sneek een afspraak gemaakt met een man die zijn bromfiets van het merk Tomos te koop had aangeboden. Verdachte heeft deze man verteld dat hij een proefrit wilde maken en is met de bromfiets weggereden. Verdachte is met de bromfiets naar Workum gereden en was niet van plan de bromfiets terug te brengen. [6] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zijn bromfiets van het merk Tomos op 24 augustus 2012 is gestolen. [7] Door zich aldus als heer en meester over de bromfiets te gedragen heeft verdachte er blijk van gegeven het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te hebben gehad. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Feit 5
Op 26 augustus 2012 is in Workum de auto van [slachtoffer 6] gestolen. [8] Verdachte heeft deze auto meegenomen en is ermee naar België gereden [9] . Het verweer van de raadsman wordt verworpen nu verdachte, door zich aldus als heer en meester over de auto te gedragen, er blijk van heeft gegeven het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te hebben gehad.
Verdachte is op 20 mei 2009 bij inmiddels onherroepelijk vonnis veroordeeld ter zake verduistering tot onder meer een gevangenisstraf. [10]

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 11 september 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto en contactsleutels en een telefoon toebehorende aan [slachtoffer 3], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 15 oktober 2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een zich in een toiletruimte bevindend geldkistje heeft weggenomen (in totaal) ongeveer 25 euro toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op 24 augustus 2012, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets toebehorende aan [slachtoffer 5], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
hij in de periode van 26 augustus 2012 tot en met 27 augustus 2012, te Workum, in de gemeente Súdwest Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
2.
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
primair: diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
primair: diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee auto's, een contactsleutel en een telefoon. Hij heeft zich voorts schuldig gemaakt aan diefstal van geld uit een geldkistje in een toiletruimte en het wegmaken van een bromfiets. Dit zijn hinderlijke feiten, die schade en overlast veroorzaken voor de benadeelde en leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte in het verleden meermalen veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten. Ook in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten, is verdachte bij een inmiddels onherroepelijk vonnis veroordeeld tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten en de documentatie in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De raadsman van de verdachte heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen zin heeft en heeft gewezen op het feit dat de reclassering nog mogelijkheden ziet.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 december 2012 waarin het volgende wordt geconcludeerd. Verdachte is een man met een uitgebreid strafblad. Jarenlang leefde hij binnen het daklozencircuit, waarbij hij grotendeels in zijn onderhoud voorzag door het plegen van delicten. Verdachte vertelt deze levensstijl beu te zijn; hij heeft behoefte aan rust en stabiliteit. Verdachte kan geplaatst worden bij Noach, een instelling voor begeleid wonen van het Leger des Heils in Engwierum. Hoewel verdachte momenteel gemotiveerd overkomt, leert de geschiedenis dat hij moeite heeft trajecten af te ronden en te komen tot gedragsverandering op de lange termijn. Enerzijds is het belangrijk dat verdachte ruimte ervaart, anderzijds zal hij zich moeten houden aan regels en wetten die gelden binnen de maatschappij. Van belang is dat verdachte zich gesteund voelt door de hulpverleners, leert zijn verantwoordelijkheden te nemen, problemen bespreekbaar te maken en bij dreigende terugval hulp in te schakelen. Hoewel in het verleden meerdere reclasseringstrajecten mislukt zijn, ziet de reclassering opnieuw mogelijkheden verdachte in een verplicht kader te begeleiden. Deze keus is deels gebaseerd op een gebrek aan alternatieven. Hoewel verdachte momenteel gemotiveerd overkomt, is de vraag hoelang hij deze motivatie vast kan houden. Ingeschat wordt dat er een hoog risico bestaat op onttrekking aan regels en voorwaarden, want verdachte is gewend zijn eigen gang te gaan. In het verleden zijn meerdere trajecten mislukt, waaronder toezicht en ISD. De Reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de houding van verdachte en het feit dat de reclassering aangeeft opnieuw behandelingsmogelijkheden te zien, onvoldoende grond voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de reclassering heeft aangegeven dat het voorstel deels is gebaseerd op een gebrek aan alternatieven en heeft benadrukt dat het de vraag is hoelang verdachte zijn motivatie vast kan houden. De rechtbank neemt voorts in ogenschouw dat in het verleden meerdere trajecten, waaronder toezicht en ISD, zijn mislukt. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat de situatie nu anders is, maar concrete aanknopingspunten waaruit de gedragsverandering blijkt, ontbreken vooralsnog. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegend, een gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 43a, 43b, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.V. van Overbeeke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2013.
Mr. Van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector Straf
parketnummer 17/880365-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 5 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. K. Post, voorzitter,
mr. H. van der Werff en mr. M.B. de Wit, rechters,
mr. E. Boelen, officier van justitie en
mr. C.V. van Overbeeke, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. P.R. Logemann, advocaat te Terschelling-West.
……………..
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 19 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012108632 gesloten op 30 oktober 2012.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 september 2012, p. 25; proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d.12 september 2012, p. 27; proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 12 september 2012, p. 29.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2013.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2012, p. 45; proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2012, p. 49; proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2012, p. 59.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2013.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2013.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2012, p. 73.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2012, p. 80
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2013.
10.Uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 januari 2013, p. 6