Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Vordering officier van justitie
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
Rechtbank Noord-Nederland
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2013 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer], die op het moment van de vermeende handelingen nog geen zestien jaar oud was. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 30 april 2011 in Drachten, waar de verdachte in een café met het slachtoffer in gesprek raakte en haar borst zou hebben aangeraakt. De officier van justitie eiste een veroordeling en een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
Tijdens de rechtszitting op 5 februari 2013 zijn getuigen gehoord, waaronder [getuige 1] en [getuige 2], die verschillende verklaringen gaven over de gebeurtenissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen op belangrijke punten afwijken van de aangifte van het slachtoffer. Het slachtoffer zelf verklaarde dat er slechts sprake was van een korte aanraking, wat de rechtbank deed twijfelen aan de opzet van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat het tijdsverloop tussen de gebeurtenis, de aangifte en de getuigenverklaringen mogelijk heeft geleid tot een verzwaring van de beschuldigingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om ontuchtige handelingen te plegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. K. Post, en de andere rechters mr. H. van der Werff en mr. M.B. de Wit, met mr. C.V. van Overbeeke als griffier.