ECLI:NL:RBNNE:2013:1440

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 880503-11 VEV
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling, poging zware mishandeling en belaging met vrijspraak voor bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, poging tot zware mishandeling en belaging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, maar hem wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 november 2011 opzettelijk en wederrechtelijk een bronzen beeld, genaamd 'Us Heit', heeft beschadigd, en dat hij op 28 november 2009 in Oudega, met opzet, een persoon genaamd [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen door deze met kracht in het gezicht te slaan. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte in de periode van juli tot november 2012 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 5] door haar te belagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder de gemeente Leeuwarden en [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 5] niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters A.H.M. Dölle, M. Haisma en W.S. Sikkema betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880503-11
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 17/146415-10 en 17/880412-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/880150-10
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 21 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.D. Nijenhuis en door mr. G. de Vries, beiden advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 17/880503-11:
1.
hij op of omstreeks 7 november 2011, in elk geval in de periode van 6 november
2011 tot en met 8 november 2011, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk een (bronzen) beeld, genaamd "Us Heit", in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Leeuwarden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft verdachte met een (metalen) anker en/of/althans een hard voorwerp, een (groot) aantal butsen en/of beschadigingen in dat beeld aangebracht;
(artikel 350 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2011 tot en met 30 juli 2011, in elk geval in de maand juli 2011, te Westergeest, (althans) in de gemeente Kollumerland Ca, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stuk touw, in de vorm van of gelijkend op een strop, zichtbaar voor die [slachtoffer 1] aan een (water)kraan gehangen en/of meermalen zichtbaar voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met zijn, verdachtes, hand een snijdende beweging langs zijn,
verdachtes, keel gemaakt;
(artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te Westergeest, (althans) in de gemeente Kollumerland Ca, (op het terrein van camping "Oan'e Swemmer") [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van auto daarmee rijdende op/over het zogenoemde rijpad, toen aldaar vanaf dat rijpad in de richting van die naast het rijpad (in het gras) lopende [slachtoffer 3] gereden, zulks terwijl die [slachtoffer 3]
zich toen op zodanig korte afstand van die auto van verdachte bevond, waardoor die [slachtoffer 3] zich genoodzaakt achtte en/of mocht achtten aan de kant te gaan, althans opzij te stappen, om niet door die auto te worden geraakt.
(artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
en in de zaak met parketnummer 17/146415-10:
hij op of omstreeks 28 november 2009 te Oudega, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] (met kracht) met een (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt (waarbij en/of waardoor die [slachtoffer 4] kwam te vallen) en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag) die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, in /tegen het gezicht/hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht), art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht)
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 28 november 2009 te Oudega, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), (met kracht) met een (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt (waarbij en/of waardoor die [slachtoffer 4] kwam te vallen) en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag) die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, in /tegen het gezicht/hoofd en/of een of meer ander(e)
de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
en in de zaak met parketnummer 17/880412-12:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 12 november 2012, althans in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) juli 2012 en/of augustus 2012 en/of september 2012 en/of oktober 2012 en/of november 2012 (tot en met 25 november 2012) te [woonplaats], (althans) in de [naam gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 5] (wonende aan of bij [adres slachtoffer 5]), in elk geval van
een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 5], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen (te weten (onder meer) de vraag te beantwoorden of die [slachtoffer 5] de politie heeft gebeld en waarom en/of de vraag te beantwoorden of die [slachtoffer 5] dingen heeft laten vallen en/of dat die [slachtoffer 5] moet ophouden), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte, in voornoemde periode, meermalen, althans eenmaal,
- ( een) appel(s) en/of (een) ei(eren) tegen de/een ra(a)m(en)/ruit(en) van de
woning van die [slachtoffer 5] gegooid en/of
- met een ragebol tegen de/een ra(a)m(en)/ruit(en) van de woning van die
[slachtoffer 5] geslagen en/of
  • erg lang) (ook gedurende de nacht) bij de woning van die [slachtoffer 5] aangebeld en/of
  • met een vuist tegen (de/een ruit(en) van) de voordeur van de woning van die [slachtoffer 5] geslagen en/of
  • tandpasta op/tegen de deur van de woning van die [slachtoffer 5] gesmeerd en/of
  • die [slachtoffer 5] (bij de voordeur van diens woning of anderszins) aangesproken en/of
  • die [slachtoffer 5] beledigd.
(artikel 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor alle ten laste gelegde feiten, het feit in de zaak met parketnummer 17/146415-10 zoals dat primair is ten laste gelegd;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 219 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer 5] zoals omschreven in de beslissing van de rechtbank tot schorsing van de voorlopige hechtenis, d.d. 18 december 2012;
  • tenuitvoerlegging van de op 30 november 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij de gemeente Leeuwarden voor een bedrag van € 1.380,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van
€ 1.645,21 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot een bedrag van
€ 2.950,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 500,00 in verband met niet gevorderde, maar wel door [slachtoffer 5] geleden immateriële schade.

Beoordeling van het bewijs

Met betrekking tot het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 17/880503-11 overweegt de rechtbank ten aanzien van feiten 2 en 3 het volgende.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat ene [naam] hen in de maand juli 2011 op camping "Oan' e Swemmer" te Westergeest heeft bedreigd. [getuige 1], echtgenote van [slachtoffer 1], heeft verklaard dat zij later hoorde dat deze [naam] heet. Van wie zij dat heeft gehoord, verklaart zij niet. Nu verdachte heeft ontkend dat hij op genoemde camping is geweest en uit het dossier onvoldoende blijkt dat de in de aangiftes genoemde [naam] dezelfde persoon is als verdachte, is er onvoldoende wettig bewijs dat het verdachte is geweest die de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 17/146415-10 overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer 4] met een tot vuist gebalde hand meermalen, gericht en hard in het gezicht en op het hoofd heeft geslagen. Verdachte is blijven slaan, ook nadat aangever, al na de eerste klap, achterover is gevallen. Het gezicht en het hoofd zijn vitale delen van het lichaam en het met veel kracht geven van vuistslagen tegen deze delen van het lichaam brengt naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans met zich dat zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door hard tegen het hoofd en gezicht van aangever te slaan onder voornoemde omstandigheden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De handelingen van verdachte moeten, gezien hun uiterlijke verschijningsvorm, ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde, poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 17/880412-12 heeft de verdediging bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken, omdat voor betrokkenheid van verdachte bij de meeste ten laste gelegde gedragingen geen bewijs is en die bovendien niet van stelselmatige aard zijn en niet enkel gericht zijn geweest tegen aangeefster. Een paar keer aanbellen bij de buren levert volgens de raadsman geen belaging op.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor de bewezenverklaring van belaging is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van een ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt iemand bij belaging opzettelijk door een ander herhaaldelijk lastig gevallen en wordt daardoor een inbreuk gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen. De gedragingen behoeven zich niet louter tot het slachtoffer uit te strekken, ook familieleden, de werkgever, collega's, vrienden en kennissen kunnen door de belager worden lastiggevallen.
Uit de aangifte en de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode van juli 2012 tot 15 november 2012 diverse malen heeft aangebeld bij de woning van [slachtoffer 5], diverse malen aan de deur heeft gestaan, haar of haar moeder heeft uitgescholden en beledigd, met zijn vuist op haar voordeur heeft gebonkt en daarbij dreigende taal heeft geuit, een stuk appel heeft gegooid tegen het raam van de woning van aangeefster en, op een ander moment, met een ragebol hard tegen dit raam heeft geslagen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster op indringende wijze, gedurende tenminste vier en een halve maand, vele malen thuis heeft lastig gevallen. Ook de moeder van aangeefster is tijdens haar verblijf in de woning van haar dochter regelmatig geconfronteerd met dit gedrag van verdachte. Van een normaal contact tussen buren is uiteraard geen sprake meer, indien regelmatig wordt aangebeld zonder aanleiding, waarbij ook nog eens wordt gescholden en beledigd en tevens om onverklaarbare reden met appels tegen het raam wordt gegooid en met een ragebol tegen het raam wordt geslagen.
Verdachte heeft hiermee wederrechtelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank acht derhalve het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 17/880503-11 het onder 1 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 7 november 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk een bronzen beeld, genaamd "Us Heit", geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Leeuwarden, heeft beschadigd, immers heeft verdachte met een (metalen) anker of een hard voorwerp, een (groot) aantal butsen en/of beschadigingen in dat beeld aangebracht;
en in de zaak met parketnummer 17/146415-10 dat:
hij op 28 november 2009 te Oudega, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] met kracht met een (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen waarbij en/of waardoor die [slachtoffer 4] kwam te vallen en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag die [slachtoffer 4] meermalen in /tegen het gezicht/hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met parketnummer 17/880412-12 dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de maanden juli 2012, augustus 2012, september 2012, oktober 2012 en november 2012 te [woonplaats], in de [naam gemeente], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 5] (wonende aan [adres slachtoffer 5]) met het oogmerk die [slachtoffer 5], te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte, in voornoemde periode, meermalen, althans eenmaal
  • een) appel(s) tegen een raam van de woning van die [slachtoffer 5] gegooid en
  • met een ragebol tegen een raam van de woning van die [slachtoffer 5] geslagen en
  • bij de woning van die [slachtoffer 5] aangebeld en
  • met een vuist tegen (de ruit van) de voordeur van de woning van die [slachtoffer 5] geslagen en
  • die [slachtoffer 5] (bij de voordeur van haar woning of anderszins) aangesproken en
  • die [slachtoffer 5] beledigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 17/880503-11: feit 1 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
in de zaak met parketnummer 17/146415-10: primair poging tot zware mishandeling;
in de zaak met parketnummer 17/880412-12: belaging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadslieden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, vernieling en stalking. Verdachte heeft een vader van één van de kinderen die in een manege moest afrijden, zonder enige aanleiding tegen de grond geslagen en hem vervolgens in het gezicht gestompt waardoor het slachtoffer nu twee tanden mist. Deze geweldsuitbarsting heeft grote impact op de aanwezige kinderen gehad.
De belaging die verdachte in de periode gelegen tussen juli en december 2012 ten opzichte van een 17-jarig meisje heeft gepleegd, is eveneens ernstig. Verdachte stond met enige regelmaat zonder aanleiding voor haar deur, belde bij haar aan, gebruikte beledigende en bedreigende taal, gooide met appels tegen haar raam en sloeg met een ragebol tegen haar raam. Het hoeft geen betoog dat het slachtoffer, zeker gelet op haar op die leeftijd, daardoor angstige momenten heeft doorgebracht. Uiteindelijk ontstond er een situatie dat de moeder veelvuldig in de woning moest verblijven om het slachtoffer nog enigszins een gevoel van veiligheid te geven.
De straf.
Het is de rechtbank niet duidelijk wat verdachte tot zijn handelwijze heeft bewogen. Op de terechtzitting heeft verdachte ervoor gekozen om op generlei wijze een verklaring te geven voor zijn gedrag en bij de onderzoekende psycholoog en psychiater verschafte hij al evenmin de nodige duidelijkheid. Dat er psychische problematiek is acht de rechtbank aannemelijk maar de aard en de intensiteit daarvan blijft in het ongewisse doordat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek. Nu de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat de oorzaak van de weigerachtigheid uit die problematiek voortvloeit, zal de rechtbank bij gebreke van een afgerond onderzoek uitgaan van een volledige toerekeningsvatbaarheid en de op te leggen straf overeenkomstig vaststellen. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats waarvan een gedeelte voorwaardelijk. Bij dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank bijzondere voorwaarden opleggen, een en ander zoals hierna in het dictum te bepalen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel inmiddels meer dan drie jaar geleden is.
De maatregel.
Naast de op te leggen straf acht de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer van de belaging op zijn plaats in de vorm van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal daarbij de onmiddellijke uitvoerbaarheid bevelen nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. De rechtbank leidt dit af uit de houding van verdachte ter terechtzitting, die geheel ontkennend was, en waaruit bleek dat verdachte geen enkele compassie had met het slachtoffer. De vervangende hechtenis bepaalt de rechtbank op 3 maanden voor het geval door verdachte niet aan de maatregel zal worden voldaan.

Benadeelde partij de gemeente Leeuwarden

De gemeente Leeuwarden heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 17/880503-11 onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De verdediging heeft aangevoerd dat de keuze van de gemeente om voor restauratie een bedrijf in Delft te benaderen onbegrijpelijk is en dat dit onnodige reiskosten met zich heeft gebracht. Ook de toewijsbaarheid van de gevorderde administratiekosten wordt door de verdediging betwist.
De rechtbank acht de keuze van de gemeente Leeuwarden voor De Kunstwacht in Delft gerechtvaardigd, nu het beschadigde object een bronzen monument betreft en het derhalve voor de hand ligt voor de restauratie en reparatie een specialist in te huren. Ten aanzien van de administratiekosten overweegt de rechtbank dat het schade betreft die in een zodanig verband staat met het gepleegde delict dat deze aan verdachte, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van het delict kan worden toegerekend (art. 6:98 BW).
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Benadeelde partij [slachtoffer 4]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 17/146415-10 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Benadeelde partij [slachtoffer 5]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 17/880412-12 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Uit de bij de vordering gevoegde bijlagen en de toelichting van de gemachtigde van de benadeelde partij ter terechtzitting volgt dat de gevorderde reiskosten zijn gemaakt door de moeder en de vriend van aangeefster. Het betreft hier derhalve geen schade van aangeefster, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Niet is bewezen verklaard dat verdachte de voordeur van de woning van [slachtoffer 5] heeft beschadigd, zodat evenmin de gevorderde schade aan de voordeur voor vergoeding in aanmerking komt in deze procedure.
Met betrekking tot de gederfde kamerhuur blijkt onvoldoende dat het schade betreft die rechtstreeks voortkomt uit het ten laste gelegde feit terwijl de gevorderde telefoonkosten onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de vordering niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 5] heeft in de toelichting bij haar vordering gesteld immateriële schade te hebben geleden als gevolg van het ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit, maar heeft ter zake geen vordering ingediend. Op grond van die toelichting is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat [slachtoffer 5] door het strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de tot op heden geleden schade begroten op € 500,00 nu ervan uitgegaan mag worden dat deze schade is ieder geval is geleden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze immateriële schade en acht het aangewezen om verdachte de verplichting op te leggen tot vergoeding van deze schade, in de vorm van de schadevergoedingsmaatregel.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 30 november 2010, gewezen door de politierechter van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot
-voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 december 2010. Bij vordering d.d. 1 november 2012 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummers 17/880503-11 en 17/880412-12 bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 36f, 38v, 45, 57, 63, 285b, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 17/880503-11 onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Verklaart het onder parketnummer 17/880503-11 onder 1 ten laste gelegde, het onder parketnummer 17/146415-10 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 17/880412-12 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen 14 dagen na de uitspraak op een dinsdag of donderdag tussen 15:00 uur en 16:00 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden, waarna hij zich moet blijven melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De maatregel dat de veroordeelde gedurende een periode van 2 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats] aan [adres slachtoffer 5].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt drie maanden voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij de gemeente Leeuwarden, gevestigd te Oldehoofsterkerkhof 2, 8990 JA Leeuwarden, toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.380,00 (zegge: eenduizend driehonderd tachtig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer de gemeente Leeuwarden, te betalen een som geld ten bedrage van € 1.380,00 (zegge: eenduizend driehonderd tachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer de gemeente Leeuwarden, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [adres slachtoffer 4], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.645,21 (zegge: eenduizend zeshonderd vijfenveertig euro en eenentwintig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.645,21 (zegge: eenduizend zeshonderd vijfenveertig euro en eenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], te betalen een som geld ten bedrage van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/880150-10:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 30 november 2010, te weten: 3 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. C.V. van Overbeeke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2013.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Haisma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Van Overbeeke

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector Straf
parketnummer 17/880503-11
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 17/880412-12 en 17/146415-10
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/880150-10
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadslieden van verdachte zijn ter terechtzitting aanwezig mr. J.D. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden, en mr. G. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Tevens zijn verschenen [slachtoffer 4], benadeelde partij, en [wettelijk vertegenwoordiger] van benadeelde partij [slachtoffer 5].
De officier van justitie draagt de zaak voor en vordert in de zaak onder parketnummer 17/880412-12 dat na te noemen, door hem op schrift gestelde, wijziging in de tenlastelegging zal worden toegelaten. De rechtbank trekt zich terug ter beraadslaging na de raadsman aangaande de vordering van de officier van justitie te hebben gehoord.
Na de beraadslaging zet de rechtbank het onderzoek voort. De voorzitter deelt mee dat de rechtbank de vordering tot wijziging in de tenlastelegging afwijst, omdat de wijziging ertoe zou leiden dat de tenlastelegging niet langer hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden.
…………………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 4 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.