ECLI:NL:RBNHO:2025:9855

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
11807228 \ EJ VERZ 25-234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vereffening van nalatenschap en termijn voor schuldeisers om vorderingen in te dienen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 26 augustus 2025 een beschikking gegeven in het kader van de vereffening van een nalatenschap. De verzoeker, De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Rijksvastgoedbedrijf, is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van een overledene. De vereffenaar heeft op 15 juli 2025 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank met het verzoek om een datum vast te stellen waarop schuldeisers hun vorderingen kunnen indienen. De rechtbank heeft besloten om af te zien van een zitting, gezien de aard van het verzoek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek gegrond is op de wet en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zich tegen de inwilliging van het verzoek verzetten. Op basis van artikel 4:214 van het Burgerlijk Wetboek heeft de kantonrechter besloten dat een termijn van ongeveer twee maanden voor schuldeisers voldoende is om hun vorderingen in te dienen. De kantonrechter heeft de datum vastgesteld op 31 oktober 2025, waarop de schuldeisers hun vorderingen bij de vereffenaar moeten indienen. De vereffenaar is verplicht om de schuldeisers via een publicatie in de Staatscourant op te roepen hun vorderingen in te dienen vóór deze datum. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.S. Reid in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 11807228 \ EJ VERZ 25-234 (rvk)
Uitspraakdatum: 26 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
De Staat der Nederlanden (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Het Rijksvastgoedbedrijf,
zetelend te Den Haag, vereffenaar in na te melden nalatenschap
verzoekende partij
verder te noemen: verzoeker of de vereffenaar
inzake
de nalatenschap van [overledene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum van overlijden] te [plaats van overlijden] ,
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
De vereffenaar heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 15 juli 2025.
1.2.
Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 mei 2024 is verzoeker benoemd tot vereffenaar in bovengenoemde nalatenschap.

3.Het verzoek

3.1.
De vereffenaar heeft de kantonrechter verzocht een datum te bepalen waarvoor de schuldeisers van de nalatenschap hun vordering bij hem kunnen indienen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat het verzoek op de wet is gegrond.
4.2.
Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten, zal de kantonrechter, mede gelet op het bepaalde in artikel 4:214 van het Burgerlijk Wetboek (BW), het verzoek toewijzen als hieronder bepaald.
4.3.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de oproeping van de schuldeisers van de nalatenschap onverwijld na ontvangst van deze beschikking zal geschieden en is van oordeel dat een termijn van ongeveer 2 maanden voor schuldeisers voldoende is om hun vorderingen bij de vereffenaar in te dienen. De kantonrechter zal de datum waarvoor de schuldeisers hun vorderingen moeten indienen bij de vereffenaar daarom op 31 oktober 2025 bepalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat de vereffenaar de schuldeisers van de nalatenschap door middel van een publicatie in de (elektronische versie van de) Staatscourant zal oproepen hun vorderingen bij hem in te dienen vóór 31 oktober 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter