ECLI:NL:RBNHO:2025:9855
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vereffening van nalatenschap en termijn voor schuldeisers om vorderingen in te dienen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 26 augustus 2025 een beschikking gegeven in het kader van de vereffening van een nalatenschap. De verzoeker, De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Rijksvastgoedbedrijf, is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van een overledene. De vereffenaar heeft op 15 juli 2025 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank met het verzoek om een datum vast te stellen waarop schuldeisers hun vorderingen kunnen indienen. De rechtbank heeft besloten om af te zien van een zitting, gezien de aard van het verzoek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek gegrond is op de wet en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zich tegen de inwilliging van het verzoek verzetten. Op basis van artikel 4:214 van het Burgerlijk Wetboek heeft de kantonrechter besloten dat een termijn van ongeveer twee maanden voor schuldeisers voldoende is om hun vorderingen in te dienen. De kantonrechter heeft de datum vastgesteld op 31 oktober 2025, waarop de schuldeisers hun vorderingen bij de vereffenaar moeten indienen. De vereffenaar is verplicht om de schuldeisers via een publicatie in de Staatscourant op te roepen hun vorderingen in te dienen vóór deze datum. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.S. Reid in aanwezigheid van de griffier.