ECLI:NL:RBNHO:2025:9847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/355617 / HA ZA 24-444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over de afwikkeling van een nalatenschap en de rol van executeurs en erfgenamen

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, die op 12 oktober 2020 is overleden. De erfgenamen, die gezamenlijk recht hebben op de nalatenschap, zijn in een geschil verwikkeld over de vraag of zij de procedure kunnen voeren nu de executele is beëindigd. De rechtbank oordeelt dat de erfgenamen ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat de executeurs niet langer bevoegd zijn om beschikkingshandelingen te verrichten. De erfgenamen hebben geprobeerd de onroerende zaken binnen de familie te houden, maar de onderhandelingen met een gegadigde zijn vastgelopen. De rechtbank stelt vast dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat de erfgenamen vrij zijn om de onroerende zaken aan een derde te verkopen. De rechtbank gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap, waarbij de onroerende zaken op de vrije markt verkocht mogen worden. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld om de verklaring van erfrecht te ondertekenen, omdat zijn weigering tot problemen leidt. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/355617 / HA ZA 24-444
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats 1],
[nummer 3].
[eiser 2],
te [plaats 2],
3.
[eiser 3],
te [plaats 3],
[nummer 1].
[eiser 4],
te [plaats 4],
5.
[eiser 5],
te [plaats 5],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. A. Lof,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. F.J. ten Seldam.
De zaak in het kort
Partijen discussiëren over de wijze van afwikkeling van een nalatenschap. Een formeel geschilpunt ziet op de vraag of de erfgenamen deze procedure kunnen voeren omdat de executele al beëindigd is, of dat dit niet het geval is en de executeurs als procespartij moeten optreden en de erfgenamen als gevolg daarvan niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Daarnaast verschillen partijen van mening of er een koopovereenkomst tot stand is gekomen met een gegadigde voor de koop van onroerende zaken van erflaatster. In dat kader speelt mede een rol dat partijen een verschillende uitleg geven aan de wijze waarop een in het testament van erflaatster opgenomen wens moet worden uitgevoerd. Verder ziet het geschil op de omstandigheid dat één van de executeurs de verklaring van erfrecht en een grondruilovereenkomst met de gemeente [plaats 2] weigert te ondertekenen.
De rechtbank oordeelt dat de executele is geëindigd. De erfgenamen zijn dus ontvankelijk in hun vorderingen. De erfgenamen zijn niet gebonden aan de concept koopovereenkomst. De door erflaatster in de uiterste wil opgenomen wens bevat een inspanningsverplichting voor de executeur, maar geen verplichting voor de erfgenamen. Het staat de erfgenamen vrij om de onroerende zaken uit de nalatenschap aan een derde te verkopen. De rechtbank gelast de wijze van verdeling. De gedaagde executeur wordt veroordeeld tot ondertekening van de verklaring van erfrecht, maar niet tot het ondertekenen van een grondruilovereenkomst omdat een grondslag hiervoor ontbreekt. De proceskosten worden gecompenseerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 januari 2025
- de aanvullende productie 30 van [eisers]
- de mondelinge behandeling van [nummer 1] augustus 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de pleitaantekeningen van mr. Lof namens [eisers]
- de pleitnota van mr. Ten Seldam namens [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de erfgenamen in de nalatenschap van [erflaatster], overleden op 12 oktober 2020 (hierna: erflaatster). Partijen zijn allen gerechtigd tot 1/6 deel van de nalatenschap. De echtgenoot van erflaatster is vooroverleden op 27 april 2013 (hierna: erflater). Erflaatster was enig erfgenaam van erflater.
2.2.
Erflaatster heeft over haar nalatenschap beschikt bij testament van 27 mei 2014. Erflaatster heeft eisers sub 1 (hierna: [eiser 1]) en [gedaagde] gezamenlijk tot executeurs benoemd. Beide executeurs hebben de benoeming aanvaard en zijn zowel tezamen als ieder afzonderlijk bevoegd de beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de voldoening van schulden van de nalatenschap.
2.3.
Partijen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.4.
[eiser 1] heeft Actus Notarissen (hierna: de notaris) verzocht een verklaring van erfrecht op te stellen. [eisers] hebben de verklaring van erfrecht ondertekend. [gedaagde] heeft – ondanks diverse verzoeken van de notaris – de verklaring van erfrecht niet ondertekend.
2.5.
Alle schulden van de nalatenschap zijn voldaan. De erfbelasting is betaald. Eiser sub 3 heeft – met toestemming van alle deelgenoten – de over haar aandeel verschuldigde erfbelasting van € 21.951,- voldaan uit het vermogen van erflaatster. De overige deelgenoten hebben de over hun aandeel verschuldigde erfbelasting uit eigen vermogen voldaan.
2.6.
Tot de nalatenschap behoren de volgende bankrekeningen:
- [rekeningnummer 1] (betaalrekening) met een saldo van € 105,27;
- [rekeningnummer 2] (spaardoel profijtrekening) met een saldo van € 60.168,96;
- [rekeningnummer 3] (basisrekening) met saldo € 99,61;
- [rekeningnummer 4] (spaarrekening) met saldo van € 14.400,-;
2.7.
Tot de nalatenschap behoort verder een woning met toebehoren en onverdeelde gronden gelegen in ([postcode]) [plaats 2] aan de [straat] [nummer 1], kadastraal bekend, gemeente [plaats 2], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 5], [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7] (hierna: de onroerende zaken).
2.8.
Erflater en zijn broer, waren gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van een pand met aanhorigheden gelegen aan [straat] [nummer 2] en [nummer 1] in [plaats 2]. De voorkant van het pand werd bewoond door erflater en erflaatster. De achterkant werd bewoond door wijlen [betrokkene 1] en wijlen [betrokkene 2] (oom en tante van partijen). De eigendom van het achterste deel is onder algemene titel overgegaan op de vier erfgenamen van deze vooroverleden oom en tante. Het voorste deel is onder algemene titel overgegaan op partijen. Perceelnummers [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2], [kadaster nummer 3] en [kadaster nummer 4] (hierna: de volle eigendom) vallen in zijn geheel in de nalatenschap van erflaatster. De onverdeelde gronden met perceelnummers [kadaster nummer 5], [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7] (hierna: de onverdeelde gronden) vallen voor de helft in de nalatenschap van erflaatster.
2.9.
In het testament van erflaatster staat, voor zover van belang:

16. Verzoek aan executeurs; wens
Aangezien het de wens van mijn wijlen echtgenoot en mij is dat onze woning met schuur, tuin, erf en ondergrond, en de onverdeelde helft in de garage met ondergrond en bijbehoren bedrijfsterrein, plaatselijk bekend [straat] [nummer 1], [postcode] [plaats 2], kadastraal bekend gemeente [plaats 2], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 5], [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7], “in de familie” blijft, verzoek ik de executeurs te bewerkstelligen, dat de genoemde erfgenamen, volgens hierna te noemen volgorde, in de gelegenheid worden gesteld de hierboven omschreven onroerende zaken te kopen voor tachtig procent (80%) van de waarde, waarop die onroerende zaken worden geschat door drie deskundigen, van wie er een wordt benoemd door de uiteindelijke gegadigde, een door de executeurs en een door hen gezamenlijk. Indien er meerdere gegadigden zijn, zal de uiteindelijke gegadigde bij loting worden aangewezen door de boedelnotaris.
Het recht van eerste koop hebben [gedaagde], voornoemd, en zijn afstammelingen;
Het recht van tweede koop [eiser 1], voornoemd, en [eiser 2], voornoemd, en hun afstammelingen; en
Het recht van derde koop de overige hiervoor genoemde erfgenamen en hun afstammelingen.
Wanneer de uiteindelijk gerechtigde binnen tien (10) jaar na de notariële levering overgaat tot gehele of gedeeltelijke vervreemding van bedoelde onroerende zaken, zal hij of zij het genoten voordeel, zijnde twintig procent (20%) van de als
voormeld door drie deskundigen bepaalde waarde, aan de (overige) erfgenamen in contanten dienen te voldoen, en wel binnen één maand na de vervreemding.”
2.10.
In eerste instantie heeft de zoon van [eiser 2] (eisers sub [nummer 3]), [betrokkene 3], onderzocht of hij de onroerende zaken kon kopen. In opdracht van [gedaagde] en [betrokkene 3] zijn drie taxaties verricht die het volgende opleverden:
- Prismaat Makelaars o.g. Beverwijk B.V.: € 535.000,- (juli 2021)
- G&O Makelaars IJmond B.V.: € 570.000,- (augustus 2021)
- Portegies Makelaars B.V.: € 595.000,- (november 2021).
2.11.
[betrokkene 3] heeft een voorstel gedaan om de getaxeerde waardes te middelen. [gedaagde] kon zich in dat voorstel niet vinden. In april 2022 heeft [betrokkene 3] aangegeven van de koop af te zien.
2.12.
Vervolgens heeft de zoon van [gedaagde], [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]), de mogelijkheden van koop onderzocht. In november 2022 is in opdracht van [betrokkene 4] een nieuw taxatierapport opgesteld door de Taxatieshop. Wegens onvolledigheid daarvan heeft De Taxatieshop eind mei 2023 een nieuw taxatierapport opgesteld, waarbij de marktwaarde is getaxeerd op € 522.000,-.
2.13.
De executeurs zijn vervolgens met [betrokkene 4] in overleg getreden om tot een concept koopovereenkomst te komen. Afgesproken was dat oud-notaris [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5]) een concept koopovereenkomst zou opstellen voor partijen, als zij het op hoofdlijnen met elkaar eens zouden zijn.
2.14.
In een e-mail van 30 mei 2023 heeft [betrokkene 5] aan [eiser 1], [gedaagde] en [betrokkene 4] aangegeven dat hij had begrepen dat hij kan overgaan tot het opstellen van een koopovereenkomst overeenkomstig het testament. Daarbij heeft [betrokkene 5] alvast de problematiek van een gedeeltelijke verkoop aangekaart, omdat op basis van het testament wel duidelijk is dat er in dat geval moet worden afgerekend, maar onduidelijk is op welke basis.
2.15.
In een e-mail van 26 juni 2023 heeft [betrokkene 4] aan [eiser 1] en [gedaagde] geschreven:
“(…) Over hoe de koopovereenkomst er inhoudelijk uit zou kunnen gaan zien wil ik contact opnemen met [bedrijf]. Aan de hand daarvan wil ik mij verder kunnen informeren. Dit om te onderzoeken of en in welke mate ik tegemoet zou kunnen komen aan [eiser 1]’s aanvullingen, die ik niet heb kunnen opmaken uit het testament.”
2.16.
In een e-mail van 4 september 2023 heeft [eiser 1] aan [gedaagde] en [betrokkene 4] laten weten dat zij door extern ingewonnen advies weet dat het voorstel van [betrokkene 5] in lijn kan zijn met het testament. Wel vroeg [eiser 1] zich af hoe dit zich verhoudt met de strekking van de laatste wil van erflaatster. Het door haar gedane voorstel komt daar dichterbij, en heeft geen onredelijke beperkingen voor [betrokkene 4], maar hier heeft zij nooit een reactie op gekregen. Daarom vraagt zij de door hen voorgestelde koopovereenkomst tot verkoop aan [betrokkene 4] op te stellen met het daarbij gedane voorstel van [betrokkene 5] en het afrekenbeding. Nogmaals is verzocht om een toevoeging op de koopovereenkomst dat er geen ABC-levering constructie wordt gehanteerd.
2.17.
In een e-mail van 13 oktober 2023 heeft [eiser 1] aan [gedaagde] en [betrokkene 4] geschreven:
“(…) en graag zie ik een concept overeenkomst tegemoet vanuit [betrokkene 5]. In dit concept zullen we nog wel bepaalde voorwaarden goed moeten kortsluiten voordat we tot ondertekening over kunnen gaan en het uiteindelijke overdragen.”
2.18.
In een brief van 9 februari 2024 heeft [eiser 5] (eisers sub 5) aan [eiser 1] en [gedaagde] onder meer aangegeven dat gedeeltelijk afrekenen bij een gedeeltelijke verkoop niet overeenkomstig het testament is.
2.19.
Op 12 februari 2024 heeft [betrokkene 5] per e-mail een concept koopovereenkomst aan [eiser 1], [gedaagde] en [betrokkene 4] gestuurd. Daarbij heeft [betrokkene 5] aangegeven dat hij op sommige punten een keuze heeft gemaakt om iets op een bepaalde manier te regelen, en op andere punten geen keuze heeft gemaakt en deze nog in overleg met elkaar moet worden gemaakt.
2.20.
In een e-mail van 15 februari 2024 heeft [eiser 5] aan [gedaagde] en de erfgenamen gemaild:
“[gedaagde] je schrijft over een spoedige afronding van de testament van tante [erflaatster], dat hoop ik ook. Wij blijven echter nog wel met wat vragen en ’n vervelend gevoel zitten. Ik zou het heel fijn vinden om gewoon even elkaar te ontmoeten en de vragen die er nu zijn met elkaar te bespreken.”
2.21.
In een e-mail van 16 februari 2024 heeft [eiser 1] aan [betrokkene 5] (met [gedaagde] en [betrokkene 4] in de cc) laten weten dat de conceptkoopovereenkomst haar een solide basis lijkt om tot een te ondertekenen concept te komen. Daarbij heeft [eiser 1] een aantal toevoegingen opgenomen.
2.22.
In een e-mail van 18 februari 2024 heeft [eiser 1] aan [eiser 5] laten weten dat zij aanvankelijk ook zo over de afrekening bij gedeeltelijke verkoop dacht, maar dat het toch ingewikkeld bleek omdat onverdeelde grond van het geheel uitmaakt. Het voorstel voor gedeeltelijke afrekening bij gedeeltelijke verkoop dat is gedaan door [betrokkene 5], is extern getoetst en akkoord bevonden.
2.23.
In een e-mail van 26 februari 2024 heeft [eiser 1] aan [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [gedaagde] laten weten dat – hoewel zij hierover in haar vorige mail wellicht niet heel duidelijk was – een correctie bij het afrekenbeding noodzakelijk is. [betrokkene 5] reageert hier inhoudelijk op in een e-mail van 29 februari 2024.
2.24.
In een e-mail van 1 maart 2024 heeft [betrokkene 4] aan [betrokkene 5], [eiser 1] en [gedaagde] laten weten dat het eerste concept er wat hem betreft goed uit ziet. Daarnaast heeft [betrokkene 4] gereageerd op een aantal artikelen in het concept, waarbij hij ook aangeeft niet in te kunnen stemmen met artikel 5.
2.25.
Op 12 maart 2024 heeft [eiser 1] van één van de erven [naam] begrepen dat een projectontwikkelaar heeft aangeboden om het geheel (het eigendom van de erven [naam], de volle eigendom van partijen én de onverdeelde gronden) te kopen. Diezelfde dag heeft [eiser 1] per e-mail aan [gedaagde] en [betrokkene 4] laten weten haar voorstel waarbij afgeweken wordt van het testament met betrekking tot de gedeeltelijke vervreemding van de onverdeelde grond, in te trekken vanwege nieuwe informatie die tot haar was gekomen.
2.26.
In een e-mail van 15 maart 2024 heeft [betrokkene 4] aan [eiser 1] en [gedaagde] gestuurd dat uit de gevoerde correspondentie ondubbelzinnig blijkt dat volledige overeenstemming is bereikt over de voorwaarden die gelden bij gedeeltelijke verkoop van stukken grond die door hem worden verkocht.
2.27.
In reactie hierop heeft [eiser 1] op 22 maart 2024 aan [betrokkene 4] en [gedaagde] bericht dat zij als executeur niet kan instemmen met de overdracht onder de voorwaarden zoals hij deze schetst en zij dit ook nooit heeft bevestigd.
2.28.
De concept koopovereenkomst is nooit ondertekend, vanwege de geschilpunten tussen partijen over: een afrekenbeding (met name gericht op de onverdeelde grond), een ouderdomsclausule, een niet-zelfbewoningsclausule en een anti-speculatiebeding.
2.29.
In een brief van 8 april 2024 heeft [betrokkene 4] – onder aanzegging van een kort geding –[eiser 1] en [gedaagde] gesommeerd om over te gaan tot het definitief maken van de koopovereenkomst, zodat de levering van de onroerende zaken op korte termijn kan plaatsvinden.
2.30.
In een brief van 12 april 2024 hebben [eisers] aan [gedaagde] laten weten dat er nog discussiepunten bestaan voor wat betreft de inhoud van de concept koopovereenkomst. Ze hebben aangegeven niet (langer) de onroerende zaken aan [betrokkene 4] te wensen verkopen, omdat hij, door het gesprek met een projectontwikkelaar aan te gaan, niet de intentie heeft om gevolg te geven aan de wens van erflaatster. Daarbij is opgemerkt dat, zoals [gedaagde] weet, geen van de andere erfgenamen of afstammelingen de wens heeft om de onroerende zaken over te nemen. In diezelfde brief is [gedaagde] geïnformeerd dat de gemeente [plaats 2] (hierna de gemeente) een stuk grond (hierna: de [strook]) aan de tien erfgenamen van de onverdeelde grond wil overdragen op grond van verjaring.
2.31.
In een brief van 19 april 2024 heeft [betrokkene 4] aan [eisers] onder meer bericht dat hij tijdens de gesprekken met de projectontwikkelaar en met de familie [naam] steeds duidelijk heeft gemaakt wat zijn intenties zijn, namelijk dat het huis niet te koop is en in de familie blijft, maar dat hij openstaat om hun wensen aan te horen en te onderzoeken hoe hij daarin tegemoet kan komen, zodat partijen tot een herverdeling kunnen komen als goede buren.
2.32.
In een brief van 29 april 2024 aan [betrokkene 4] heeft [eiser 1] zich nogmaals op het standpunt gesteld dat geen overeenstemming is bereikt tussen partijen, waarbij is opgemerkt dat toestemming van alle erfgenamen noodzakelijk is voor de verkoop van de onroerende zaken en [eisers] niet bereid zijn mee te werken aan de verkoop aan [betrokkene 4].
2.33.
In mei 2024 heeft [eiser 1] een uitnodiging ontvangen van de gemeente om te praten over de inhoud van een door de gemeente opgestelde ruilovereenkomst. [eiser 1] heeft deze uitnodiging doorgestuurd aan alle erfgenamen. Op 28 mei 2024 zijn [eiser 1] en [eiser 5] op gesprek geweest bij de gemeente. Bij dit gesprek waren ook [betrokkene 6] en [betrokkene 7] (erven [naam]) aanwezig.
2.34.
In een brief van 10 juli 2024 hebben [eisers] aan [gedaagde] laten weten tot verdeling van de nalatenschap te willen komen. Zij hebben [gedaagde] verzocht te bevestigen dat hij zijn medewerking zal verlenen aan de verkoop van de onroerende zaken aan een derde.
2.35.
In reactie hierop heeft [gedaagde] in een brief van 17 juli 2024 laten weten dat door hem geen medewerking kan worden verleend, omdat de erfgenamen hebben te voldoen aan de aanbiedingsplicht zoals het testament voorschrijft en zij tot nakoming zijn verplicht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – de wijze van verdeling van de onroerende zaken uit de nalatenschap van erflaatster te gelasten als volgt:
I. verkoop aan derden van de onroerende zaken (met kadastrale nummers gemeente [plaats 2], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 5], [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7]);
II. [gedaagde] te veroordelen om alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn voor de verkoop en de levering van de onroerende zaken;
III. [gedaagde] te veroordelen tot ondertekening van de verklaring van erfrecht;
IV. [gedaagde] te veroordelen om alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de ruilovereenkomst tussen de partijen en de erven [naam] enerzijds en de gemeente [plaats 2] anderzijds;
V. verkoop aan derden van de [strook] zodra de onverdeelde helft hiervan definitief tot de nalatenschap behoort en veroordeling van [gedaagde] om alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn voor de verkoop en levering;
VI. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verschuldigd is van € [nummer 3].500,- voor iedere dag of dagdeel dat hij na betekening van het vonnis niet voldoet aan een of meerdere veroordelingen onder II, III, IV en V, met een maximum van € 50.000,-;
VII. te bepalen dat, als het maximum aan dwangsommen is bereikt en [gedaagde] nog niet meewerkt, dit vonnis in de plaats komt van de door [gedaagde] te verrichten rechtshandelingen;
VIII. te bepalen dat de netto-opbrengst van de onroerende zaken voor 1/6 deel toekomt aan elk van de deelgenoten (na verrekening van de voorgeschoten erfbelasting);
IX. de tot de nalatenschap behorende banksaldi bij gelijke delen te verdelen, met toerekening van een voorgeschoten bedrag van € 21.951,- aan eiser sub 3;
X. althans de verdeling zodanig te bevelen en een zodanige machtiging te geven als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
XI. te bepalen dat partijen gehouden zijn de kosten tot aan de verdeling en de kosten van de uitvoering van de verdeling gezamenlijk te dragen;
XII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als de betaling niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis plaatsvindt.
3.2.
[eisers] betogen dat de taak van de executeurs is beëindigd. Zij stellen dat partijen (de executeurs en [betrokkene 4]) geen definitieve overeenstemming hebben bereikt: er was immers slechts een concept koopovereenkomst opgesteld, over de inhoud waarvan nog geen overeenstemming bestond. [eiser 1] en [gedaagde] zijn ook niet bevoegd om samen als executeurs de onroerende zaken te verkopen en te leveren aan [betrokkene 4]. Er is sprake van een wens in het testament van erflaatster, maar dit betreft geen rechtens afdwingbare overeenkomst. Partijen hebben geprobeerd die wens uit te voeren, maar in de praktijk is dit niet mogelijk gebleken. [eisers] zijn van mening dat de nalatenschap in zijn geheel moet worden afgewikkeld en verzoeken de rechtbank daarom om de verdeling te gelasten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – samengevat – de wijze van verdeling van de onroerende zaken uit de nalatenschap van erflaatster te gelasten als volgt:
I. te verklaren voor recht dat tussen de erfgenamen en [betrokkene 4] een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de onroerende zaken (met kadastrale nummers gemeente [plaats 2], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 5], [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7]);
II. [eisers] ieder afzonderlijk te veroordelen om de koopovereenkomst te ondertekenen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
III. [eisers] ieder afzonderlijk te veroordelen om op het eerste verzoek van de notaris mee te werken aan de levering van de onroerende zaken aan [betrokkene 4];
IV. [eisers] ieder afzonderlijk te veroordelen om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € [nummer 3].500,- voor iedere dag of dagdeel dat [eisers] niet tijdig aan het onder II en/of III gevorderde voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
V. te bepalen dat, als het maximum van dwangsommen is bereikt en [eisers] niet hebben voldaan aan het onder II en/of III gevorderde, dit vonnis in de plaats treedt van de door hen te verrichten rechtshandelingen;
VI. te bepalen dat de netto-opbrengst van de onroerende zaken voor 1/6 deel toekomt aan elk van de deelgenoten (na verrekening van de voorgeschoten erfbelasting);
XIII. te bepalen dat de tot de nalatenschap behorende banksaldi na verkoop en levering van de onroerende zaken en na uitbetaling van het loon van de executeurs en overige kosten bij gelijke delen te verdelen, met toerekening van een voorgeschoten bedrag van € 21.951,- aan eiser sub 3;
VII. [eisers] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als de betaling niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis plaatsvindt.
3.6.
[gedaagde] betoogt dat [eisers], ongeacht of de executele geëindigd is of niet, verplicht zijn om de onroerende zaken te verkopen aan [betrokkene 4] voor de prijs die in het testament is vastgesteld en op de voorwaarden die partijen zijn overeengekomen en zijn neergelegd in de concept koopovereenkomst. Als de erfgenamen dat niet doen, dan kunnen zij door [betrokkene 4] tot nakoming worden aangesproken en zijn zij potentieel aansprakelijk voor de eventuele schade van [betrokkene 4]. [gedaagde] wenst een verdeling van de onroerende zaken en verdeling van de banksaldi nadat alle kosten daarop in mindering zijn gebracht, zodat na afwikkeling van de nalatenschap duidelijk is wat ieder toekomt.
3.7.
[eisers] voeren verweer. [eisers] concluderen primair tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat een rechtsgeldige koopovereenkomst is gesloten en de vordering in reconventie wordt toegewezen, vorderen [eisers] subsidiair te bepalen dat de onroerende zaken dienen te worden verkocht en geleverd voor een actuele en marktconforme prijs, alsdan een deskundige te benoemen om tot een juiste waardering van de objecten te komen per heden.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen zal de rechtbank de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie gezamenlijk behandelen.
[eisers] zijn ontvankelijk in hun vorderingen
4.2.
Uit het testament van erflaatster volgt dat aan de executeurs een beperkte taak is toegekend. De taken van de executeur eindigen als de werkzaamheden als zodanig zijn voltooid. In dit geval betekent dit dat de executele is geëindigd met het beheer van de goederen van de nalatenschap en de voldoening van de schulden van de nalatenschap. De executeurs zijn niet bevoegd om beschikkingshandelingen te verrichten. Het gevolg hiervan is dat de erfgenamen ontvankelijk zijn in hun vorderingen. De rechtbank licht dit nader toe.
4.3.
Erflaatster heeft in haar testament opgenomen dat de executeur tot taak heeft:
“- de goederen van de nalatenschap te beheren, waaronder wordt verstaan al de handelingen te verrichten die voor de normale exploitatie van een goed van de nalatenschap dienstig kunnen zijn, het aannemen van aan de nalatenschap verschuldigde prestaties, alsook daden van beschikking die een normale exploitatie van een goed van de nalatenschap vordert danwel daaraan dienstig kunnen zijn;
- de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit de goederen van de nalatenschap behoren te worden voldaan. Hieronder wordt verstaan de voldoening van de schulden die bij het openvallen van de nalatenschap opeisbaar zijn of gedurende het beheer opeisbaar zijn geworden.”
De executeur is onder meer bevoegd legaten af te geven, aan verblijvingsbedingen uitvoering te geven en eventuele schulden van legitieme porties uit te keren.
4.4.
Uit het testament volgt verder dat erflaatster uitdrukkelijk geen afwikkelingsbewind heeft ingesteld: de bevoegdheden van de executeur zijn niet uitgebreid buiten afdeling 6 van titel 5 boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
4.5.
Daarnaast heeft erflaatster in haar testament een wens opgenomen. Kort gezegd is het de wens van erflater en erflaatster dat de onroerende zaken “in de familie blijven”. De executeurs worden daarom verzocht de in het testament genoemde erfgenamen in de gelegenheid te stellen de onroerende zaken te kopen voor 80% van de waarde, waarop de onroerende zaken worden geschat door drie deskundigen. [eiser 1] en [gedaagde] hebben aan deze wens uitvoering gegeven door eerst met [betrokkene 3] en daarna met [betrokkene 4] in overleg te treden over de koop van de onroerende zaken. De onderhandelingen zijn echter vastgelopen toen [eisers] aan [betrokkene 4] hebben laten weten af te zien van de koop. Dit heeft echter niet tot gevolg dat de executele niet beëindigd is. De taak van de executeurs reikt niet verder dan het in de gelegenheid stellen van de in het testament genoemde koopgerechtigden. Dit is gebeurd. De executeurs zijn niet bevoegd tot het sluiten van een eventuele koopovereenkomst, omdat aan hen een beperkte taak is toegedeeld. Het is uiteindelijk aan de erfgenamen om daden van beschikking te verrichten, zoals het sluiten van een koopovereenkomst.
4.6.
Gelet op het voorgaande zijn [eisers] ontvankelijk in hun vorderingen. De rechtbank zal daarom hierna de vorderingen inhoudelijk beoordelen.
Er is geen koopovereenkomst met [betrokkene 4] tot stand gekomen
4.7.
Vast staat dat partijen de door [betrokkene 5] opgestelde concept koopovereenkomst nooit ondertekend hebben. Beoordeeld moet worden of, desondanks, sprake is van een rechtens afdwingbare overeenkomst op grond waarvan de onroerende zaken aan [betrokkene 4] geleverd moeten worden. Dit is niet het geval.
4.8.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een koop van een onroerende zaak is beslissend of de verkoper zich bij overeenkomst tegenover de koper heeft verplicht om een onroerende zaak te leveren. Op grond van artikel 7:[nummer 3] BW geldt het vereiste dat de koop schriftelijk wordt aangegaan als het gaat om een tot bewoning bestemde onroerende zaak en de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf. Aan die eisen is voldaan. Een mondelinge koop is nietig op grond van artikel 3:39 BW. Het enkele feit dat de concept koopovereenkomst niet ondertekend is, heeft dus in beginsel al tot gevolg dat geen sprake kan zijn van een rechtsgeldige koop.
4.9.
Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan een beroep op het ontbreken van schriftelijke vastlegging van de bereikte wilsovereenstemming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, maar daarvan is hier geen sprake. Ter zitting is gebleken dat de onderhandelingen met [betrokkene 4] uitsluitend via de e-mail hebben plaatsgevonden. Uit de overgelegde e-mail correspondentie volgt dat [eiser 1] heeft geschreven dat de concept overeenkomst een solide basis is, maar zij heeft steeds aangegeven dat eerst bepaalde voorwaarden kortgesloten moeten worden voordat tot ondertekening over kon worden gegaan. Tot vlak voor het beëindigen van de onderhandelingen discussieerden [eiser 1] en [betrokkene 4] nog over de invulling van diverse voorwaarden. Bovendien zijn deze onderhandelingen gevoerd tussen [eiser 1] en [gedaagde] als executeurs enerzijds en [betrokkene 4] anderzijds. Zoals hiervoor onder 4.5 overwogen reikt de bevoegdheid van de executeurs niet verder dan [betrokkene 4] in de gelegenheid te stellen om de onroerende zaken te kopen. Het beschikken over de onroerende zaken is voorbehouden aan de erfgenamen gezamenlijk. De koopovereenkomst kan dus ook niet mondeling zonder medewerking van de erfgenamen tot stand zijn gekomen. Gesteld noch gebleken is dat [eisers] mondeling (laat staan schriftelijk) akkoord zijn gegaan met de verkoop van de onroerende zaken aan [betrokkene 4] en onder welke voorwaarden. Uit de overgelegde correspondentie volgt slechts dat – gedurende de onderhandelingen – [eisers] niet (langer) wensten mee te werken aan verkoop van de onroerende zaken aan [betrokkene 4].
De onroerende zaken mogen worden verkocht aan een derde
4.10.
Vervolgens ligt de vraagt voor of het de erfgenamen vrij staat om de onroerende zaken te verkopen aan een derde, of dat zij op grond van het testament gehouden zijn verder in onderhandeling te treden met [betrokkene 4], danwel een van de andere in het testament genoemde koopgerechtigden. Het antwoord luidt dat de erfgenamen bevoegd zijn om de onroerende zaken aan een derde te verkopen.
4.11.
Het Nederlands erfrecht kent geen algemene verplichting voor erfgenamen om de wensen in een testament uit te voeren. Sommige wensen in een testament kunnen in rechte worden afgedwongen, bijvoorbeeld een legaat. Als in dat geval de erfgenamen weigeren het legaat af te geven dan kan de legataris naleving van dit recht bij de rechter afdwingen. In deze zaak is van een wens bij legaat echter geen sprake.
Wensen kunnen vrijwillig door alle erfgenamen worden gevolgd, maar dit is erfrechtelijk geen verplichting. Dat is het gevolg van het feit dat boek 4 BW een gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen kent.
4.12.
Op de executeurs rust een inspanningsverplichting om de wens van erflaatster te vervullen. Het is dus nadrukkelijk geen resultaatsverplichting waaraan uitvoering
moetworden gegeven en waarbij een bepaald resultaat moet worden bereikt. Dat is ook niet mogelijk gelet op het feit dat uiteindelijk de erfgenamen beschikkingsbevoegd zijn tot verkoop van de onroerende zaken en de erfgenamen niet verplicht zijn om de wens uit het testament uit te voeren. Ook de erfgenamen hebben geprobeerd om uitvoering aan de wens te geven, maar nadat het vermoeden is ontstaan dat [betrokkene 4] de onroerende zaken niet in de familie wil houden maar deels wil verkopen aan een projectontwikkelaar, is dit niet gelukt. Sinds 2021 is geprobeerd om de onroerende zaken binnen de familie te houden. Alleen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben aangegeven interesse in de onroerende zaken te hebben. Ter zitting hebben [eisers] verklaard dat niemand van de overige koopgerechtigden interesse heeft of had in de gronden. Hoewel [gedaagde] betoogt dat mogelijk een van zijn dochters nog geïnteresseerd is, is hiervan niet gebleken en hebben zij inmiddels ruim vier jaar de tijd gehad om die wens kenbaar te maken, hetgeen niet is gebeurd.
Overigens staat vast dat de erven [naam] de onverdeelde gronden willen verkopen. De erven [naam] kunnen niet gehouden worden om in de onverdeeldheid te blijven. Daarmee staat vast dat het onmogelijk is geworden om uitvoering te geven aan de wens van erflaatster, omdat sowieso een deel van de onroerende zaken niet in de familie kan blijven.
4.13.
Gelet op het voorgaande zijn de onroerende zaken gereed voor verdeling en zijn de erfgenamen bevoegd om de onroerende zaken aan een derde te verkopen.
Wijze van verdeling
4.14.
De rechtbank zal de wijze van verdeling gelasten en bepalen dat de onroerende zaken op de vrije markt verkocht mogen worden. Daarbij geldt dat de makelaar de laatprijs en de vraagprijs bindend zal bepalen en dat partijen de redelijke aanwijzingen van de makelaar in het kader van de uitoefening van de opdracht moeten uitvoeren. [gedaagde] zal worden veroordeeld om alle rechtshandelingen te verrichten die voor de verkoop en de levering van de onroerende zaken nodig zijn. De rechtbank zal daarnaast bepalen dat als [gedaagde] zijn medewerking niet tijdig verleent, dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde rechtshandeling en/of wilsverklaring van [gedaagde]. Het is daarom niet nodig om aan de door [gedaagde] te verlenen medewerking een dwangsom te verbinden, zodat deze zal worden afgewezen. De netto-opbrengst van de onroerende zaken komt aan elk van de deelgenoten voor 1/6e deel toe.
4.15.
De rechtbank zal verder bepalen dat de tot de nalatenschap behorende banksaldi bij gelijke delen zullen worden verdeeld met toerekening van een voorgeschoten bedrag van € 21.951,- aan eiser sub 3. Tot slot wordt bepaald dat partijen gehouden zijn de kosten tot verdeling en de kosten van de uitvoering van de verdeling gezamenlijk te dragen en dat deze vanuit de onverdeeldheid zullen worden betaald en aldus in mindering strekken op hetgeen partijen toekomt.
[gedaagde] moet de verklaring van erfrecht ondertekenen
4.16.
Ondanks diverse verzoeken weigert [gedaagde] tot op heden tot ondertekening van de verklaring van erfrecht over te gaan. [eisers] stellen dat het ontbreken van een verklaring van erfrecht tot problemen leidt, omdat onder andere PWN heeft bericht de waterleiding af te gaan sluiten omdat volgens de gegevens in het Kadaster de onroerende zaken onbewoond zijn, althans de eigenaresse is overleden. Met de verklaring van erfrecht is het mogelijk om de erfgenamen als gezamenlijk eigenaren in het Kadaster in te schrijven. [gedaagde] betwist de gestelde problemen en voert aan dat [eiser 1] ook met de verklaring van executele PWN kan betalen. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat hij op advies van de notaris de verklaring van erfrecht weigert te ondertekenen, omdat hij daarmee de plicht tot nakoming van de overeenkomst met [betrokkene 4] zou onderschrijven.
4.17.
Vast staat dat [gedaagde] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. In zoverre heeft het ondertekenen van de verklaring van erfrecht voor hem persoonlijk geen gevolgen. [eisers] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de weigering van [gedaagde] tot problemen leidt. Dat [gedaagde] dit betwist en betoogt dat [eiser 1] de rekeningen van PWN kan betalen, doet niet terzake omdat niet de betaling aan PWN, maar de eigendomsregistratie bij het Kadaster het probleem is. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien welke nadelige gevolgen de ondertekening voor [gedaagde] heeft. De verklaring van erfrecht is alleen maar een weergave van de juridische situatie die hiermee naar buiten toe kenbaar kan worden gemaakt. De rechtbank zal [gedaagde] dan ook veroordelen om de verklaring van erfrecht bij de notaris te ondertekenen. De hiervoor gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen (op na te melden wijze) omdat het vonnis hiervoor niet in de plaats kan treden.
[gedaagde] hoeft de ruilovereenkomst niet te onderteken
4.18.
De gemeente heeft een ruilovereenkomst opgesteld. Uit de ruilovereenkomst blijkt dat de gemeente eigenaar is van een perceel grond gelegen aan de [straat] [nummer 3]/[nummer 4] in [plaats 2], kadastraal bekend gemeente [plaats 2], [kadaster nummer 8], ter grootte van 110 m2. Dit perceel was sinds 1992 in gebruik van (de rechtsvoorgangers van) de erven [naam] en (de rechtsvoorgangers van) partijen. De gemeente heeft voorgesteld om een deel van het betreffende perceel van 90 m2 (de [strook]) aan partijen en de erven [naam] in eigendom over te dragen onder opneming van een aantal voorwaarden, bedingen en vestiging van zakelijke rechten in ruil waarvoor een deel van het perceel van 20 m2 weer in gebruik wordt gegeven aan de gemeente.
4.19.
[eisers] stellen dat [gedaagde] moet meewerken aan de ondertekening van de ruilovereenkomst, zodat de [strook] voor de onverdeelde helft in de nalatenschap van erflaatster valt en meegenomen kan worden in de verdeling. [eisers] hopen daarmee een procedure met de gemeente (en de daarbij komende kosten) te voorkomen. [gedaagde] voert het verweer dat het perceel door verjaring al eigendom is geworden van erflaatster en door ondertekening van de ruilovereenkomst hiervan afstand wordt gedaan. Bovendien wil de gemeente een recht van erfdienstbaarheid vestigen op de [strook]. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [eisers] de problematiek van de [strook] praktisch wensen op te lossen, ontbreekt een grondslag om [gedaagde] hiertoe te dwingen op de door hen voorgestelde wijze. [gedaagde] hoeft de ruilovereenkomst daarom niet te ondertekenen.
Als gevolg hiervan komt niet vast te staan dat de onverdeelde helft van de [strook] deel uitmaakt van de nalatenschap van erflaatster en hoeft [gedaagde] dus ook niet mee te werken aan een verkoop aan derden van de [strook]. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de discussie met de gemeente over de eigendom van de [strook] niet aan een verkoop van de onroerende zaken in de weg hoeft te staan.
Proceskosten
4.20.
Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster als volgt:
5.1.1.
bepaalt dat de onroerende zaken gelegen te ([postcode]) [plaats 2] aan de [straat] [nummer 1], kadastraal bekend gemeente [plaats 2], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 5], [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7] op de vrije markt worden verkocht,
5.1.2.
bepaalt dat de makelaar de laatprijs en de vraagprijs bindend zal bepalen en dat partijen in het kader van het verkooptraject de redelijke aanwijzingen van de makelaar in het kader van de uitoefening van de opdracht dienen op te volgen,
5.1.3.
veroordeelt [gedaagde] om alle rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn – van zijn zijde – ter uitvoering van de verkoop, zoals onder andere het ondertekenen van de verkoopopdracht aan een makelaar, door te gedogen dat aan alle gegadigden toegang wordt gegeven tot de onroerende zaken om deze te bezichtigen, de koopovereenkomst te ondertekenen en mee te werken aan de notariële levering van de onroerende zaken door ondertekening van de notariële leveringsakte en eventuele andere stukken die in het kader hiervan normaliter dienen te worden ondertekend en het aanleveren van de hiervoor benodigde informatie bij de transporterend notaris, zoals bijvoorbeeld een legitimatiebewijs, om mee te werken aan identificatie door de notaris,
5.1.4.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet binnen 48 uur na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar de onder 5.1.3 opgedragen medewerking aan de verkoop en/of levering verleent, dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats zal treden van de benodigde rechtshandeling en/of wilsverklaring van [gedaagde] ter ondertekening van de verkoopopdracht, de koopovereenkomst en/of de akte van levering,
5.1.5.
bepaalt dat de netto-opbrengst van de onroerende zaken voor 1/6 deel toekomt aan elk van de deelgenoten (na verrekening van hetgeen partijen hebben voorgeschoten ter zake de erfbelasting),
5.1.6.
bepaalt dat de tot de nalatenschap behorende banksaldi bij gelijke delen worden verdeeld met toerekening van een voorgeschoten bedrag van € 21.951 aan eiser sub 3,
5.1.7.
bepaalt dat partijen gehouden zijn de kosten tot verdeling en de kosten van de uitvoering van de verdeling gezamenlijk te dragen en dat deze vanuit de onverdeeldheid zullen worden betaald en aldus in mindering strekken op hetgeen partijen toekomt,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] de verklaring van erfrecht te ondertekenen op het notariskantoor van Actus Notarissen in Heerhugowaard binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.[nummer 3] uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
1589