9.2Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen.Ten eerste moet worden beoordeeld of de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
Een toezegging die kan worden toegerekend
9.3.1Voor zover het college in een nieuwe beslissing op bezwaar het standpunt handhaaft dat de parkeerdruk in de directe omgeving onevenredig toeneemt als gevolg van het bouwplan geldt het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is in dat geval sprake van gerechtvaardigd vertrouwen bij eiseres. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
9.3.2Om te kunnen spreken van een toezegging is vereist dat degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk maakt dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuursorgaan over de manier waarop in een specifiek geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. De tweede stap vereist dat de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend.
9.3.3Los van de vraag of de e-mails van het college aan eiseres voorafgaand aan de adviesvraag kunnen worden aangemerkt als toezeggingen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres uit het positieve advies van 31 augustus 2023 op de adviesaanvraag redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat het college de omgevingsvergunning niet zou afwijzen omdat de parkeerdruk in de directe omgeving onevenredig zal worden vergroot. Daarbij is van belang dat eiseres op de zitting heeft bevestigd dat de bouwtekeningen bij de adviesvraag qua bruto vloeroppervlak per appartement niet verschillen van de bouwtekeningen bij de aanvraag (alleen de indeling van de appartementen is bij de adviesaanvraag op sommige punten iets anders dan bij de aanvraag van de omgevingsvergunning). Het college heeft dit niet betwist, dus de rechtbank gaat daarvan uit. Dit komt erop neer dat de adviesvraag, net als de aanvraag, ziet op twee kleine en zeven grote appartementen.
9.3.4In het positieve advies staat:
‘de parkeernorm van de oorspronkelijke situatie is 4,2 parkeerplaatsen. In de huidige situatie zijn er 3 parkeerplaatsen op het eigen terrein en 1,2 parkeerplaats op straat. Voor de nieuwe situatie zijn 9x0,4 = 3,6 parkeerplaatsen nodig, ook weer 3 op eigen terrein en 0,6 op straat. Vanuit verkeer akkoord waarbij wordt opgemerkt dat voor de omgeving de parkeerdruk dus niet toe neemt.’Het college geeft dus expliciet aan dat de parkeerdruk in de omgeving met het project niet toeneemt. In het positieve advies staat ook:
‘U mag aan de hand van deze brief niet concluderen dat de omgevingsvergunning zonder meer wordt verleend. Bij de beslissing op de aanvraag voor een omgevingsvergunning moeten wij nog andere aspecten betrekken en worden alle belangen afgewogen’ Deze opmerking ziet echter op
andere, nog niet betrokken aspecten. In de reactie op de adviesaanvraag staat ook dat de positieve reactie maar één jaar geldig is. Zowel het primaire, als het bestreden besluit zijn binnen dat jaar genomen.
9.3.5Eiseres had er – gezien het voorgaande – op mogen vertrouwen dat de omgevingsvergunning niet zou worden geweigerd vanwege een onevenredige vergroting van de parkeerdruk in de directe omgeving. Er is sprake van gewekt vertrouwen door het college. Dat het college blijkens de tekst in de reactie op de adviesaanvraag is uitgegaan van een verkeerde veronderstelling, namelijk negen grote appartementen maakt het voorgaande niet anders. De parkeerbehoefte zou voor negen grote appartementen immers alleen maar hoger zijn, dan de door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning voor zeven grote en twee kleine appartementen.
De betekenis van het gewekte vertrouwen
9.4.1In het kader van de derde stap moet de vraag worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid. Het vertrouwensbeginsel brengt niet met zich mee dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd. Daartoe is vereist dat bij de afweging van de betrokken belangen, waarbij het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, geen zwaarder wegende belangen aan het honoreren van de verwachtingen in de weg staan. Die zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en meer specifiek, veel voorkomend in het omgevingsrecht, belangen van derden. Indien er zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om de schade die er zonder het vertrouwen niet geweest zou zijn te vergoeden als onderdeel van diezelfde besluitvorming.
9.4.2Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen in rechtsoverweging 9.3.1 – 9.3.5 is het dus aan het college om deugdelijk te motivering wat de betekenis is van het gewekte vertrouwen. Als het college tot de conclusie komt dat er zwaarder wegende belang in de weg staan aan de honorering van het gewekte vertrouwen, brengt het vertrouwensbeginsel ook met zich mee dat het college moet onderzoeken of, en zo ja, in hoeverre aan eiseres enige vorm van compensatie moet worden geboden voor de schade die zij mogelijk heeft geleden doordat zij erop heeft mogen vertrouwen dat de omgevingsvergunning niet zou worden geweigerd omdat de parkeerdruk in de directe omgeving onevenredig wordt vergroot.