ECLI:NL:RBNHO:2025:977

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11137153 \ CV EXPL 24-3606
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan auto door burenconflict met noodweerexces

In deze civiele zaak heeft eiser schadevergoeding gevorderd van gedaagde, omdat gedaagde op 23 juli 2022 tegen de auto van eiser heeft geslagen en geschopt. Gedaagde betwist de aansprakelijkheid en voert aan dat hij handelde uit noodweerexces, maar de kantonrechter oordeelt dat dit verweer niet slaagt. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de auto van eiser te beschadigen, wat een inbreuk op het eigendomsrecht van eiser vormt. Gedaagde kan geen geslaagd beroep doen op noodweerexces, omdat eiser op het moment van de daad al in zijn auto zat en geen directe bedreiging vormde. De kantonrechter oordeelt dat de schade door eiser voldoende is onderbouwd en dat gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake was van eigen schuld van eiser. De vordering van eiser wordt toegewezen, en gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding van € 4.367,34, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11137153 \ CV EXPL 24-3606
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats]
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. I. Langeveld (OASS Advocaten)
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. E. Doornbos (DeN Advocaten)
De zaak in het kort
[eiser] heeft schadevergoeding van [gedaagde] gevorderd omdat [gedaagde] tegen zijn auto heeft geslagen en geschopt. [gedaagde] voert aan dat dit hem niet kan worden toegerekend omdat er sprake was van een situatie van noodweerexces. Daarnaast betwist hij (de onderbouwing van) de door [eiser] gevorderde schade en stelt hij dat er sprake was van eigen schuld van [eiser]. Het betoog van [gedaagde] slaagt niet en de vorderingen van [eiser] worden toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 mei 2024
- de conclusie van antwoord van 30 juli 2024
- het tussenvonnis van 18 september 2024
- het bericht met producties van [gedaagde] van 3 januari 2025
- het bericht met productie van [eiser] van 6 januari 2025
- de mondelinge behandeling van 7 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn buren geweest.
2.2.
In het verleden hebben er enkele (gewelddadige) conflicten plaatsgevonden tussen (de familie van) [eiser] en [gedaagde]. Bij een van deze conflicten is [gedaagde] mishandeld.
2.3.
Op 23 juli 2022 heeft [gedaagde] tegen de auto van [eiser] geslagen en geschopt. [eiser] heeft hierop de politie gebeld. [gedaagde] is aangehouden door de politie. [eiser] heeft op 23 juli 2022 aangifte gedaan van vernieling van zijn auto.
2.4.
Op een OM-hoorzitting van 22 november 2022 heeft [gedaagde] bekend dat hij de auto van [eiser] heeft vernield. Het Openbaar Ministerie heeft [gedaagde] een strafbeschikking opgelegd voor het incident.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade aan zijn auto en daarom schadeplichtig is. Daarnaast vordert hij veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.367,34, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig tegen hem heeft gehandeld door tegen zijn auto te slaan en te schoppen. Daardoor zijn de deuren en de lak van de auto beschadigd. Na het incident is [eiser] naar garage [bedrijf] gegaan. Deze heeft een schadeberekening opgesteld. [eiser] heeft de auto echter nog niet laten herstellen. Daarom verwijst hij voor de begroting van de schade naar deze schadeberekening van [bedrijf].
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Hij voert – samengevat – aan dat er sprake was van zelfverdediging (noodweerexces). Daarnaast betwist hij de onderbouwing van de schade. Ten slotte doet hij een beroep op de eigen schuld van [eiser].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert aan dat hij al jarenlang overlast heeft gehad van [eiser] en zijn familie. Dit heeft een zware wissel op hem getrokken. Volgens hem ontstond er op de dag van het incident eerst onenigheid tussen hem en [eiser] bij zijn voordeur. Daarbij heeft [eiser] naar de dochter van [gedaagde] gespuugd. Ook probeerde [eiser] op de auto van [gedaagde] in te rijden. Daarop is [gedaagde] met de auto vertrokken. Onderweg kwam hij [eiser] wederom tegen. [eiser] heeft [gedaagde] toen bedreigd en uitgescholden. Daarna ging [eiser] weer in zijn auto zitten en lachte hij. Toen is er iets geknapt in [gedaagde] en heeft hij zich laten gaan. Daarom is er sprake van een soort noodweerexces, aldus [gedaagde]. [eiser] betwist dat het zo gegaan is.
Het slaan en schoppen tegen de auto was onrechtmatig
4.2.
De kantonrechter overweegt dat [eiser] zijn vordering baseert op onrechtmatige daad. Voor een geslaagd beroep op onrechtmatige daad moet vast staan dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, dat dit hem kon worden toegerekend en dat [eiser] daardoor schade heeft geleden.
4.3.
Een onrechtmatige daad kan onder meer bestaan uit een inbreuk op een recht of een handelen in strijd met een wettelijke plicht. Vast staat dat [gedaagde] de auto van [eiser] heeft beschadigd door daartegen te slaan en te schoppen. Dit is een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] en daarmee onrechtmatig.
[gedaagde] kan geen geslaagd beroep doen op noodweerexces
4.4.
[gedaagde] voert echter aan dat deze handelingen het gevolg waren van de door hem beschreven omstandigheden en dat daarom sprake was van een situatie van noodweerexces. De schulduitsluitingsgrond noodweerexces (uit het strafrecht) neemt in het civiele recht de toerekenbaarheid van de daad aan de dader weg en neemt daarmee de aansprakelijkheid van de dader weg. Voor een geslaagd beroep op noodweerexces moet de daad hebben plaatsgevonden in een situatie waarin er weliswaar een noodzaak was tot zelfverdediging tegen een onmiddellijke aanval, maar de dader daarin te ver is gegaan. Ook kan er sprake zijn van noodweerexces als de daad het gevolg was van een hevige gemoedsbeweging na afloop van die situatie.
4.5.
Het beroep van [gedaagde] op noodweerexces slaagt niet. Ook als vast zou komen te staan dat de gebeurtenissen op de dag van het incident zo zijn verlopen zoals hij stelt, heeft hij onvoldoende onderbouwd dat er in die situatie een noodzaak was tot zelfverdediging. [eiser] zat namelijk al in de auto en vormde geen bedreiging. Dit is niet anders als [eiser] hem vanuit de auto zou hebben uitgedaagd. Daarom kan het slaan en schoppen aan [gedaagde] worden toegerekend.
[eiser] heeft de schade voldoende onderbouwd
4.6.
Daarnaast betwist [gedaagde] (de hoogte van) de schade aan de auto van [eiser]. Hij voert aan dat de door [eiser] overgelegde schadeberekening van [bedrijf] slechts een ‘vodje’ is waarvan de betrouwbaarheid niet kan worden vastgesteld. Ook heeft hij aangevoerd dat het niet duidelijk is of de schade niet gedekt werd door de verzekering. [eiser] heeft daar tegenin gebracht dat de auto slechts WA-verzekerd is en dat zijn verzekering geen dekking biedt voor deze schade.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een ‘vodje’. De door [eiser] ingebrachte schadeberekening bevat een duidelijke opsomming van posten, waaronder de te vervangen onderdelen, en is afkomstig van een officiële BMW-dealer. Hoewel [gedaagde] heeft aangevoerd dat dat hij aan de hand van dit document niet kan vaststellen dat dit echt afkomstig is van [bedrijf], heeft hij geen concrete aanknopingspunten aangedragen om daaraan te twijfelen. Ook de hoogte van de in dit rapport vastgestelde schade doet bij de kantonrechter geen twijfels rijzen over de juistheid daarvan. [gedaagde] heeft op dat punt ook geen concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel.
4.8.
Hieruit volgt dat de kantonrechter de door [eiser] gestelde schade voldoende onderbouwd acht. Daaraan doet niet af dat dit soort schadekwesties, zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, veelal tussen verzekeraars wordt afgewikkeld. In deze zaak is daarvan namelijk niet gebleken. Omdat de auto van [eiser] dateert van 2014, acht de kantonrechter op voorhand ook niet aannemelijk dat deze verdergaand is verzekerd dan met een WA-verzekering. [gedaagde] heeft geen concrete op de zaak toegespitste aanknopingspunten aangedragen waaruit blijkt dat wel sprake zou zijn van een verdergaande verzekering. Bovendien pleegt over het algemeen een eventuele uitkering van een verzekering, zo daarvan al sprake zou zijn, geen afbreuk te doen aan de aansprakelijkheid van [gedaagde]. [gedaagde] heeft niet gesteld en onderbouwd waarom dat in deze situatie anders is. Al met al betekent dit dat de door [eiser] gevorderde voorschot-schadevergoeding in beginsel toewijsbaar is.
[gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat de schade (deels) aan [eiser] zelf te wijten is
4.9.
Ten slotte stelt [gedaagde] dat de toe te wijzen schadevergoeding moet worden gematigd vanwege eigen schuld van [eiser]. Hij voert aan dat het incident het directe gevolg is van het langdurige conflict tussen [gedaagde] en (de familie van) [eiser]. Door [gedaagde] op de dag van het incident te bedreigen en uit te dagen, heeft [eiser] een eigen aandeel in de schade, aldus [gedaagde]. [eiser] betwist dit.
4.10.
De kantonrechter overweegt dat de stelplicht en de eventuele bewijslast dat de schade van [eiser] (al dan niet deels) te wijten is aan een omstandigheid die aan [eiser] kan worden toegerekend, op [gedaagde] rusten. Omdat [eiser] dit en het gehele verloop van de gebeurtenissen gemotiveerd heeft betwist, is onvoldoende vast komen te staan dat de schade mede te wijten was aan [eiser]. Daarom slaagt dit betoog van [gedaagde] niet. Hij had daarvoor bijvoorbeeld meer bewijzen van het verloop van het incident in het geding kunnen brengen.
Conclusie en kosten
4.11.
De conclusie is dat de verweren van [gedaagde] niet slagen en de vordering van [eiser] zal worden toegewezen.
4.12.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. [eiser] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
Totaal
764,00
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade aan de auto van [eiser] en dat [gedaagde] daarom schadeplichtig is tegenover [eiser];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.367.34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 23 juli 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 764,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.