ECLI:NL:RBNHO:2025:9683

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11274695 \ CV EXPL 24-2874
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor tapijt en laminaat met tegenvordering tot schadevergoeding en ontbinding

In deze civiele zaak vordert Carpetright, handelend onder de naam Carpetright, betaling van een factuur van € 800,00 voor het leveren en leggen van tapijt en laminaat. Gedaagde betwist de betalingsverplichting en stelt dat Carpetright schade heeft veroorzaakt door lijmresten achter te laten. Gedaagde heeft zijn betalingsverplichting opgeschort en beroept zich op ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat Carpetright onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de gebreken te herstellen, waardoor de vordering van Carpetright wordt toegewezen. De tegenvorderingen van gedaagde tot ontbinding, schadevergoeding en terugbetaling van de aanbetaling worden afgewezen. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde niet in zijn recht staat om de betaling op te schorten, omdat Carpetright niet in verzuim is geraakt. De kantonrechter wijst de vorderingen van gedaagde af en veroordeelt gedaagde tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11274695 \ CV EXPL 24-2874 (BvdL)
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
CARPET-LAND B.V., handelend onder de naam Carpetright,
te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Carpetright,
gemachtigde: mr. P. de Haan,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.X. ten Velden.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert Carpetright betaling van haar factuur voor het leveren en leggen van tapijt en laminaat. [gedaagde] vindt dat hij niet hoeft te betalen omdat Carpetright bij het leggen (lijmrest)schade heeft veroorzaakt. [gedaagde] schort zijn betalingsverplichting op en wil zijn schade verrekenen met de vordering van Carpetright. Verder beroept [gedaagde] zich erop dat hij de overeenkomst inmiddels heeft ontbonden, waardoor hij niets meer hoeft te betalen.
De kantonrechter wijst de vordering van Carpetright toe, omdat Carpetright onvoldoende gelegenheid heeft gehad om het afgeleverde te herstellen. Om die reden worden de tegenvorderingen van [gedaagde] tot ontbinding, schadevergoeding en terugbetaling van zijn aanbetaling afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 augustus 2023 hebben partijen een overeenkomst gesloten op grond waarvan Carpetright op 1 september 2023 laminaat, tapijt en accessoires aan [gedaagde] heeft geleverd en deze in zijn woning (vloer en trap) heeft gelegd.
2.2.
In een factuur van 4 september 2023 heeft Carpetright voor deze goederen en werkzaamheden een totaalbedrag van € 1.126,55 aan [gedaagde] in rekening gebracht, verminderd met de aanbetaling van € 326,55 die [gedaagde] op 16 augustus 2023 heeft gedaan. Daarmee bedraagt het nog door [gedaagde] te betalen factuurbedrag € 800,00. Dit bedrag heeft [gedaagde] niet betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Carpetright vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het hiervoor genoemde factuurbedrag van € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente en een bedrag van € 120,00 voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en voert daarvoor - samengevat - het volgende aan. Carpetright heeft niet geleverd wat [gedaagde] mocht verwachten. Tijdens de uitvoering van het werk is (lijmrest)schade veroorzaakt en Carpetright heeft het probleem niet opgelost binnen de door [gedaagde] gestelde redelijke termijn, zodat Carpetright in verzuim is geraakt en verplicht is de schade van [gedaagde] te vergoeden. [gedaagde] beroept zich op verrekening van zijn schadevordering van € 868,30 met de vordering van Carpetright en op opschorting van zijn betalingsverplichting. Bovendien beroept [gedaagde] zich erop dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, zodat hij van zijn betalingsverplichting is bevrijd.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.3.
Voor zover de kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen nog niet is ontbonden, vordert [gedaagde] verklaring voor recht dat deze is ontbonden althans dat de kantonrechter de overeenkomst ontbindt. Voor zover het beroep op verrekening in conventie niet wordt gehonoreerd vordert [gedaagde] veroordeling van Carpetright tot betaling van een schadevergoeding van € 868,30, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert [gedaagde] (terug)betaling van zijn aanbetaling van € 326,55 en een bedrag van € 179,23 voor buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
Carpetright voert verweer en voert daarvoor aan - samengevat - dat [gedaagde] haar niet de gelegenheid heeft gegeven de gestelde gebreken te controleren en zo nodig te herstellen. Daardoor kan de overeenkomst niet worden ontbonden, is Carpetright niet in verzuim geraakt en bestaat geen schadevergoedingsplicht, aldus Carpetright.

4.De beoordeling

in conventie
Het beroep op artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
4.1.
Partijen moeten de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. [gedaagde] beroept zich erop dat Carpetright deze verplichting niet heeft nageleefd, omdat de correspondentie tussen partijen niet bij de dagvaarding is overgelegd. [gedaagde] vraagt de kantonrechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hij geraden acht. De kantonrechter constateert dat Carpetright in de dagvaarding het standpunt van [gedaagde] en haar weerlegging daarvan duidelijk heeft weergegeven. [gedaagde] specificeert niet welke relevante feiten Carpetright achterwege heeft gelaten, waardoor een onjuist beeld zou zijn ontstaan. [gedaagde] heeft de betreffende correspondentie bij zijn conclusie van antwoord overgelegd en daaruit uitvoerig geciteerd. Ook hieruit volgt niet dat Carpetright de kantonrechter op het verkeerde been heeft gezet door bewust bepaalde feiten achter te houden. De kantonrechter zal daarom voorbijgaan aan het beroep van [gedaagde] op artikel 21 Rv.
De uitgangspunten
4.2.
Tussen partijen staat vast dat Carpetright in de woning van [gedaagde] laminaat heeft gelegd en de trap heeft bekleed met tapijt. Het daarbij gebruikte laminaat, tapijt en andere materialen zijn door Carpetright aan [gedaagde] verkocht en geleverd. [gedaagde] betwist op zichzelf niet dat hij voor deze materialen en werkzaamheden een prijs van € 1.126,55 met Carpetright heeft afgesproken en dat hij daarvan maar € 326,55 heeft betaald.
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] het nog openstaande bedrag van € 800,00 aan Carpetright moet betalen. [gedaagde] vindt van niet, omdat Carpetright - kort gezegd - gebrekkig werk heeft geleverd en niet tijdig aan haar herstelverplichting heeft voldaan. Carpetright voert daartegen aan dat zij door [gedaagde] onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om het op te lossen. De kantonrechter geeft Carpetright gelijk en licht dit als volgt toe.
Het juridisch kader
4.4.
De overeenkomst van partijen bevat zowel elementen van koop als van aanneming van werk. Carpetright handelde bij het sluiten van de overeenkomst als bedrijf en [gedaagde] als consument. Dit brengt mee dat voor de beoordeling van het geschil ook de wettelijke bepalingen die gelden voor een consumentenkoop van toepassing zijn. [gedaagde] baseert zijn verweer ook grotendeels op deze bepalingen.
4.5.
De door de verkoper afgeleverde zaak moet de eigenschappen bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [1] Wanneer - zoals in dit geval - de verkoper ook moet zorgen voor de installatie van de gekochte zaak, dan wordt een ondeugdelijke installatie gelijkgesteld aan een gebrek aan de zaak. [2] Als het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt dan kan de koper herstel of vervanging daarvan eisen. De verkoper moet zijn verplichting tot herstel of vervanging nakomen binnen een redelijke termijn. [3] Als het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt mag een koper de overeenkomst ook ontbinden. Maar de koper mag pas ontbinden wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, of wanneer de verkoper tekort is geschoten in zijn hiervoor genoemde verplichting om een gebrekkige zaak binnen een redelijke termijn te herstellen. [4] De algemene wettelijke regels over schadevergoeding [5] en opschorting [6] zijn ook van toepassing als sprake is van een consumentenkoop. [7]
Of het afgeleverde aan de overeenkomst beantwoordt is niet relevant
4.6.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het door Carpetright afgeleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst. Volgens [gedaagde] heeft Carpetright bij het uitvoeren van haar werkzaamheden lijmresten achtergelaten op het nieuwe tapijt, op de houten onderdelen van zijn trap en op de bestaande natuurstenen vloer in de woning, en is het nieuwe laminaat bij het leggen beschadigd geraakt. [gedaagde] heeft deze klachten in een e-mail van 18 september 2023 met bijgevoegde foto’s aan Carpetright gemeld en gevraagd om een voorstel voor een (financiële) oplossing. In aanvulling daarop heeft [gedaagde] op 20 september een termijn van twee weken aan Carpetright gegeven om het werk en de schade te herstellen, of een financieel voorstel te doen. Carpetright reageerde daarop met een e-mail van 2 oktober waarin (onder meer) staat:
“Allereerst ons excuses voor het ongemak. U heeft u per mail aangegeven dat uw klachten heeft tot betrekking van uw nieuwe vloer en trap. Wij hebben de foto’s bekeken en willen dit graag voor u oplossen. (…) Graag vernemen wij van u en graag het verzoek om ons te bellen op het nummer (…).”
4.7.
Partijen verschillen van mening over de vraag of Carpetright daarmee heeft erkend dat haar werk gebrekkig is. Carpetright stelt goed te begrijpen dat er geen lijmresten achter horen te blijven, maar eerst te willen beoordelen in hoeverre zij dit moet en kan herstellen. De kantonrechter laat de vraag of en in hoeverre het afgeleverde aan de overeenkomst beantwoordt verder in het midden. Ook als Carpetright gebrekkig werk heeft geleverd is het namelijk te vroeg voor ontbinding van de overeenkomst of voor toekenning van een schadevergoeding aan [gedaagde] . Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Carpetright heeft haar herstelverplichting niet geschonden
4.8.
Zoals onder het juridisch kader is gezegd moet Carpetright haar herstelverplichting nakomen binnen een redelijke termijn. Wat als een redelijke termijn kan worden beschouwd is afhankelijk van de aard van de zaak en het bijzondere gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Bij een consumentenkoop moet de koper de zaak ter beschikking van de verkoper stellen voor herstel of vervanging. [8] Daaruit volgt in dit geval dat [gedaagde] Carpetright moet toelaten in zijn woning om het werk te kunnen beoordelen en herstellen. Carpetright is daarvoor afhankelijk van de medewerking van [gedaagde] . Verder is van belang het uitgangspunt dat Carpetright degene is die bepaalt hoe zij het afgeleverde zal herstellen.
4.9.
[gedaagde] heeft Carpetright op 20 september 2023 een termijn van twee weken gegeven voor herstel of een financieel voorstel. Deze termijn eindigde op 4 oktober. Partijen zijn het erover eens dat binnen deze termijn geen herstel heeft plaatsgevonden. Wel heeft Carpetright op 2 oktober aan [gedaagde] meegedeeld de klachten te willen oplossen en gevraagd of hij daarvoor telefonisch contact wil opnemen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. In plaats daarvan reageerde [gedaagde] op 2 oktober met een e-mail waarin staat:
“U kunt mij een serieus en kort voorstel doen tot het oplossen van de situatie. Zwart op wit, zeker gelet op de inhoud van uw e-mail. De vloer hoeft in ieder geval niet afgemaakt te worden.”Wat dat laatste betreft begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] doelt op het kosteloos plaatsen van plinten, waar hij kennelijk van afziet, en niet - zoals Carpetright betoogt - op herstel van het tapijt en laminaat dat al is gelegd. In de daaraan voorafgaande e-mail van Carpetright staat namelijk dat zij heeft geprobeerd [gedaagde] te bereiken voor
“het afmaken van uw vloer (Kosteloos het naplaatsen van plinten)”.Voor het gelegde tapijt en laminaat heeft [gedaagde] weliswaar op 20 september een termijn van twee weken aan Carpetright gegeven voor herstel of een financieel voorstel, maar [gedaagde] heeft vervolgens op 2 oktober een schriftelijk voorstel gevraagd en is niet ingegaan op de uitnodiging van Carpetright te bellen voor het maken van een afspraak. Zo doende heeft [gedaagde] er zelf aan bijgedragen dat Carpetright haar herstelverplichting niet binnen de door hem gestelde termijn kon nakomen.
4.10.
Bovendien heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat herstel in redelijkheid binnen twee weken moest plaatsvinden. [gedaagde] heeft op dit punt geen enkele toelichting gegeven. Gezien de overgelegde foto’s gaat het met name om cosmetische bezwaren, die geen invloed hebben op de functionaliteit van de trap en laminaatvloer. Niet is gesteld of gebleken dat de door [gedaagde] gestelde gebreken inmiddels, bijna twee jaar later, door een ander zijn hersteld.
4.11.
Daarbij komt dat [gedaagde] op 18 oktober 2023, dus na afloop van de door hem gestelde termijn, nog aan Carpetright heeft gevraagd de kwestie intern op te pakken. Daarop schrijft Carpetright op 14 november opnieuw dat zij het wil oplossen en graag verneemt wanneer het schikt dat de stoffeerder bij [gedaagde] langskomt. Diezelfde dag schrijft [gedaagde] aan Carpetright dat zij een financieel voorstel kan doen of een onafhankelijk schadebeoordelaar kan inschakelen. Niet de slager die zijn eigen vlees keurt, aldus [gedaagde] . Door het stellen van dergelijke voorwaarden miskent [gedaagde] dat Carpetright in staat moet worden gesteld om noodzakelijk herstel naar eigen inzicht te verrichten. Carpetright is immers de eerst aangewezen partij om haar werk te beoordelen. Op 18 en 23 januari 2024 heeft Carpetright herhaald dat zij de klacht van [gedaagde] nog steeds netjes wil oplossen en graag van hem hoort wanneer zij daarvoor het beste langs kan komen. Omdat [gedaagde] niet meer reageerde heeft Carpetright haar vordering uit handen gegeven aan haar incassogemachtigde.
4.12.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Carpetright geen redelijke gelegenheid heeft gehad om haar werk te herstellen, zodat [gedaagde] Carpetright niet kan tegenwerpen dat tijdig herstel is uitgebleven.
[gedaagde] mag zijn betalingsverplichting niet opschorten
4.13.
Omdat geen sprake is van een situatie waarin Carpetright haar uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenis niet nakomt, is [gedaagde] niet bevoegd de nakoming van zijn betalingsverplichting tegenover Carpetright op te schorten.
Geen ontbinding van de koopovereenkomst
4.14.
[gedaagde] beroept zich erop dat hij de overeenkomst op 19 november 2024 of in de conclusie van antwoord heeft ontbonden, zodat hij is bevrijd van zijn betalingsverplichting tegenover Carpetright. Deze ontbinding is echter niet rechtsgeldig, omdat herstel nog mogelijk is en Carpetright - zoals hiervoor is geoordeeld - niet is tekortgeschoten in haar herstelverplichting. Dit verweer van [gedaagde] slaagt dus niet.
Geen schadevergoeding voor [gedaagde]
4.15.
[gedaagde] stelt dat hij een schadevordering van € 868,30 op Carpetright heeft en beroept zich op verrekening daarvan met de vordering van Carpetright. Het schadebedrag is gebaseerd op drie (ongedateerde) offertes die [gedaagde] bij derden heeft opgevraagd voor het verwijderen van het tapijt en lijmresten van de trap en het vervolgens schuren, gronden en aflakken van de gehele trap.
4.16.
Uit de toepasselijke algemene wettelijke regels volgt dat voor een recht op schadevergoeding onder meer is vereist dat Carpetright met haar verplichtingen in verzuim is gekomen. [gedaagde] stelt dat Carpetright in verzuim is gekomen doordat zij niet heeft voldaan aan haar herstelverplichting binnen de daarvoor op 20 september 2023 gestelde termijn van twee weken. De kantonrechter oordeelt dat Carpetright niet in verzuim is geraakt. Dit volgt uit alles wat is overwogen bij het oordeel dat Carpetright geen redelijke gelegenheid tot herstel heeft gehad. Alleen al omdat niet is voldaan aan het verzuimvereiste hoeft Carpetright geen schade van [gedaagde] te vergoeden, zodat ook het verrekenverweer van [gedaagde] niet slaagt.
De door Carpetright gevorderde hoofdsom wordt toegewezen
4.17.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door Carpetright gevorderde hoofdsom van € 800,00 wordt toegewezen.
De wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
Ook de door Carpetright gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar, omdat vast staat dat [gedaagde] het factuurbedrag niet tijdig heeft betaald en daarmee in verzuim is gekomen.
4.19.
Carpetright vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Omdat sprake is van een consumentenzaak moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Carpetright heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 120,00 toegewezen. Ook de gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
De proceskosten
4.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Carpetright worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
779,04
in reconventie
4.21.
De voorwaarden waaronder [gedaagde] een deel van zijn tegenvorderingen heeft ingesteld zijn vervuld, zodat de kantonrechter overgaat tot de beoordeling daarvan.
4.22.
De door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst met Carpetright is ontbonden kan niet worden toegewezen. In conventie is namelijk geoordeeld dat niet rechtsgeldig is ontbonden op 19 november 2024 of in de conclusie van antwoord. Ook de vordering van [gedaagde] tot ontbinding door de kantonrechter wordt afgewezen. Daar is het nog steeds te vroeg voor, omdat Carpetright geen redelijke gelegenheid heeft gehad om het afgeleverde te herstellen, herstel nog mogelijk is en Carpetright ook na dagvaarding aan [gedaagde] heeft bericht dat zij nog altijd bereid is langs te komen om de gestelde gebreken te beoordelen.
4.23.
Doordat de vordering tot ontbinding wordt afgewezen is er geen reden waarom Carpetright de aanbetaling van € 326,55 zou moeten terugbetalen. Ook die vordering van [gedaagde] wordt dus afgewezen.
4.24.
De door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding van € 868,30 wordt afgewezen, alleen al omdat niet is voldaan aan het verzuimvereiste. De kantonrechter verwijst daarvoor naar de toelichting die op dit punt in conventie is gegeven onder het kopje
‘Geen schadevergoeding voor [gedaagde] ’.
4.25.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Carpetright worden begroot op:
- salaris gemachtigde
135,00
(2 punten × factor 0,5 × € 135,00)
Totaal
135,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Carpetright te betalen een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 september 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Carpetright te betalen een bedrag van € 120,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 779,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 7:18a lid 1, onder b, BW
3.Artikel 7:21 lid 3 BW
4.Artikel 7:22 lid 2 BW
5.Artikel 6:74 en verder BW
6.Artikel 6:262 BW
7.Artikel 7:22 lid 4 BW
8.Artikel 7:21 lid 7 BW