ECLI:NL:RBNHO:2025:967

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10293736 \ CV EXPL 23-523
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers vanwege vertraagde vlucht en de gevolgen voor aansluitende vlucht

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, British Airways Plc, vanwege een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar New York via Londen. Op 10 juli 2022 arriveerden zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming, waardoor zij hun aansluitende vlucht misten. De passagiers hebben hun vordering onderbouwd met bewijs van de vertraging en hebben een compensatie van € 600,00 per persoon geëist, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vertraging en stelde dat de vlucht eerder was aangekomen dan de passagiers beweerden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder de vertraging heeft erkend en dat de passagiers recht hebben op compensatie. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief wettelijke rente, en de vervoerder veroordeeld in de proceskosten. Het verzoek om een certificaat van het vonnis werd afgewezen, omdat de vervoerder niet in een lidstaat is gevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10293736 \ CV EXPL 23-523
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
3.
[eiser 3]
4.
[eiser 4]
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder compensatie verzocht vanwege een vertraagde vlucht. Zij hebben voldoende onderbouwd dat de vlucht is vertraagd en dat zij daardoor hun aansluitende vlucht hebben gemist. Daarom wordt de gevorderde compensatie toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 10 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via London Heathrow Airport, Verenigd Koninkrijk, naar John. F. Kennedy International Airport, New York, Verenigde Staten, met de vluchtcombinatie BA423 en AA101.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 453,75 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat van dit vonnis af te geven. [1]
3.3.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vlucht BA423 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd heeft uitgevoerd en zij daardoor de aansluitende vlucht hebben gemist. Daarom moet de vervoerder hen compenseren met een bedrag van € 600,00 per persoon, aldus de passagiers. [2]
3.4.
De vervoerder betwist dit. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist bij conclusie van antwoord dat hij de vlucht vertraagd heeft uitgevoerd. Volgens hem is de vlucht juist enkele minuten eerder dan gepland aangekomen. Daarom is onduidelijk waarom de passagiers de aansluitende vlucht niet gehaald hebben, aldus de vervoerder.
4.3.
De passagiers hebben hier tegenin gebracht dat de vlucht is uitgevoerd met 45 minuten vertraging. Ter onderbouwing hebben zij een schermafbeelding van FlightRadar overgelegd. Zij herhalen dat zij hierdoor de aansluitende vlucht hebben gemist.
4.4.
Bij conclusie van dupliek betwist de vervoerder dit. Hij voert aan dat de vlucht weliswaar vertraagd is uitgevoerd maar dat de vlucht 9 minuten eerder is aangekomen dan de passagiers stellen.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft bij conclusie van dupliek erkend dat de vlucht in ieder geval met 36 minuten vertraging is uitgevoerd. Ook betwist hij niet (meer) dat de passagiers daardoor de aansluitende vlucht hebben gemist.
4.6.
Daarom staat vast dat de passagiers vanwege de vertraging van de vlucht met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit kan anders zijn als de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.7.
De vervoerder heeft eerst bij conclusie van dupliek gesteld dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Hij heeft niet gesteld waarom hij dit verweer pas in dupliek heeft ingenomen en dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. Dit had vanwege het vereiste van concentratie van verweer wel gemoeten. [4] Hoewel de passagiers bij akte hebben kunnen reageren, is het niet de bedoeling om bij akte het in de eerdere schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten. Daarom hebben de passagiers niet afdoende op dit verweer kunnen reageren en zal de kantonrechter daaraan voorbijgaan.
4.8.
Omdat de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de door de passagiers gevorderde compensatie worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is niet betwist en eveneens toewijsbaar.
4.9.
De vervoerder stelt dat de proceskosten gecompenseerd moeten worden omdat hij pas bij dagvaarding met de vordering van de passagiers bekend is geworden. De door hen overgelegde aanmaning heeft hij niet ontvangen, aldus de vervoerder. De passagiers betwisten dit.
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft inhoudelijk verweer tegen de vorderingen van de passagiers gevoerd. Er is daarom geen reden om te veronderstellen dat de vervoerder hen buiten rechte tegemoet zou zijn gekomen. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om de proceskosten te compenseren.
4.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.12.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.13.
Het verzoek om een certificaat af te geven wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,86;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 595,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
2.Artikel 7 van de Verordening.
3.Artikel 7 van de Verordening.
4.Zoals neergelegd in artikel 128 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.