In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, British Airways Plc, vanwege een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar New York via Londen. Op 10 juli 2022 arriveerden zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming, waardoor zij hun aansluitende vlucht misten. De passagiers hebben hun vordering onderbouwd met bewijs van de vertraging en hebben een compensatie van € 600,00 per persoon geëist, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vertraging en stelde dat de vlucht eerder was aangekomen dan de passagiers beweerden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder de vertraging heeft erkend en dat de passagiers recht hebben op compensatie. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief wettelijke rente, en de vervoerder veroordeeld in de proceskosten. Het verzoek om een certificaat van het vonnis werd afgewezen, omdat de vervoerder niet in een lidstaat is gevestigd.