In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een incident over de ontvankelijkheid van de Vereniging van Eigenaren (VvE) in een civiele procedure. De VvE, vertegenwoordigd door eisers sub 1 en 2, en eisers sub 3 en 4, vorderde een voorschot van € 30.000,00 in verband met gebrekkige dakbedekking die door gedaagde was aangebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VvE gemachtigd was door de vergadering van eigenaars om deze procedure te voeren, ondanks het verweer van gedaagde dat er geen rechtsgeldig besluit was genomen. De rechtbank heeft de vordering tot het voorschot toegewezen, maar slechts tot een bedrag van € 18.989,00, omdat dit bedrag voldoende aannemelijk was en de VvE een spoedeisend belang had bij de vervanging van de dakbedekking. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, die in het incident ongelijk kreeg. De zaak is verder verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 10 september 2025.