ECLI:NL:RBNHO:2025:959

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10799955 CV EXPL 23-5001
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vernietiging van incassokostenbeding en toewijzing van hoofdsom met wettelijke rente

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 5 februari 2025 een eindvonnis gewezen in een verstekprocedure tussen de N.V. Univé Schade als eisende partij en een niet verschenen gedaagde partij. De zaak betreft een geschil over incassokosten en de naleving van informatieplichten. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 23 oktober 2024 de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de informatieplichten. De eisende partij heeft in een akte toegelicht dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij inderdaad aan de informatieplichten heeft voldaan, zoals eerder vastgesteld in het tussenvonnis.

Daarnaast heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of het incassokostenbeding in de algemene voorwaarden van de eisende partij oneerlijk is. In een tussenvonnis van 17 januari 2024 was reeds een voorlopig oordeel uitgesproken dat het beding oneerlijk is. De eisende partij heeft hierop gereageerd, maar de kantonrechter blijft bij zijn eerdere oordeel. De kantonrechter concludeert dat het beding, dat de eisende partij in staat stelt om ongelimiteerde incassokosten in rekening te brengen, niet aanvaardbaar is. De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en de gevorderde incassokosten worden afgewezen.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 351,13, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10799955 \ CV ECPL 23-5001
Uitspraakdatum: 5 februari 2025
Verstekvonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
N.V. Univé Schade
gevestigd te Assen,
de eisende partij
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Op 23 oktober 2024 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Informatieplichten
2.1.
De kantonrechter heeft de eisende partij in het tussenvonnis van 23 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de informatieplichten. In de akte na dat tussenvonnis heeft de eisende partij toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de voorschriften met betrekking tot de informatieplichten. De kantonrechter is van oordeel dat uit de dagvaarding en de akte voldoende blijkt dat de eisende partij heeft voldaan aan de voorschriften zoals genoemd in r.o. 2.2. van het tussenvonnis.
Oneerlijk incassokostenbeding
2.2.
In een eerder tussenvonnis van 17 januari 2024 is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel dat het incassokostenbeding in de algemene voorwaarden oneerlijk is en zal worden vernietigd. Dat heeft zij bij akte gedaan.
2.3.
De kantonrechter blijft bij wat in dat tussenvonnis is overwogen over de oneerlijkheid van het incassokostenbeding en overweegt als volgt.
2.4.
De stelling van de eisende partij bij akte dat het beding niet oneerlijk is, omdat de incassokosten geen onderdeel zijn van de onderhavige hoofdsom, volgt de kantonrechter niet. Het gaat erom dat incassokosten zijn gevorderd en het beding in de algemene voorwaarden dat daarmee verband houdt ambtshalve moet worden getoetst.
2.5.
Dat de eisende partij, zoals zij stelt, voor de berekening van de eventuele buitengerechtelijke incassokosten aansluiting zoekt bij de wet maakt het oordeel over de oneerlijkheid ook niet anders. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is namelijk voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van algemene voorwaarden niet relevant. Het beding moet worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst is aangegaan en beslissend is daarom niet of en hoe de handelaar het beding heeft toegepast, maar hoe het zou kunnen worden toegepast.
2.6.
Tot slot volgt de kantonrechter de stelling van de eisende partij dat geen sprake is van strijd met de goede trouw, omdat ook indien afzonderlijk over het beding onderhandeld zou zijn dit niet tot een ander beding zou hebben geleid, niet. Niet valt immers in te zien waarom een consument zou instemmen met een beding waarbij de eisende partij (in ieder geval op papier) ongelimiteerd incassokosten in rekening kan brengen.
2.7.
De slotsom luidt dat de hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente zal worden toegewezen en de incassokosten zullen worden afgewezen.
2.8.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 351,13, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 130,48
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 80,00
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter