ECLI:NL:RBNHO:2025:9430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
11624363 \ CV FORM 25-2168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na annulering vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers compensatie aangevraagd van de vervoerder, Société Air France, vanwege de annulering van hun vlucht van Parijs naar Amsterdam op 17 januari 2024. De vervoerder heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en vertragingen bij het ijsvrij maken van de vliegtuigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de annulering niet inherent was aan de bedrijfsactiviteit en dat hij geen invloed had op de omstandigheden die tot de annulering leidden. De passagiers hebben hun verzoek gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annuleringen, maar de rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen. Daarom werd het verzoek van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11624363 \ CV FORM 25-2168
Uitspraakdatum: 13 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats]
verzoekende partijen
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. C.E. Dupain (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Société Air France
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kortDe passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vlucht geannuleerd moest worden vanwege buitengewone omstandigheden, namelijk door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen en vertragingen bij het ijsvrij maken van vliegtuigen. Het verweer van de vervoerder slaagt en het verzoek van de passagiers wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het antwoordformulier (formulier C) en het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 17 januari 2024 vervoeren van Johannesburg, Zuid-Afrika, via Parijs, Frankrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtcombinatie AF995 en AF1240.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1240 van Parijs naar Amsterdam (hierna: de vlucht) geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder was er op de dag van de vlucht sprake van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Parijs, namelijk ijzel en natte sneeuw. Dit leverde grote vertragingen op de luchthaven op omdat zowel de vliegtuigen als de landingsbanen sneeuw- en ijsvrij gemaakt moesten worden. Daardoor legde de luchtverkeersleiding steeds latere vertrektijden aan de vlucht op. Uiteindelijk mocht de vlucht om 08:15 uur lokale tijd vertrekken. Het toestel kon echter niet op tijd ijsvrij gemaakt worden omdat er lange wachtrijen waren bij de ‘de-icing’-faciliteiten. Daarop is het toestel teruggekeerd naar de gate. Hierdoor werd de geplande vertrektijd nog verder opgeschoven door de luchtverkeersleiding. Omdat er geen zicht meer was op verbetering heeft de vervoerder zo’n vier en een half uur na de geplande vertrektijd besloten om de vlucht te annuleren. Ter onderbouwing van zijn betoog verwijst de vervoerder onder meer naar een vluchtrapport en berichten van de luchtverkeersleiding.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat de vlucht geannuleerd moest worden vanwege oplopende vertraging als gevolg van besluiten van de luchtverkeersleiding en wachtrijen bij het ijsvrij maken van het toestel (‘de-icing’). Als de luchtverkeersleiding een toestel een latere vertrektijd oplegt, heeft dit niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Dit is niet inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij kan hier ook geen invloed op uitoefenen. Daarom is de vertraging vanwege de besluiten van de luchtverkeersleiding het gevolg van een buitengewone omstandigheid. Daarnaast kan het wachten op het de-icen eveneens een buitengewone omstandigheid vormen, mits dat voldoende wordt onderbouwd. Het is daarbij aan de betrokken luchtvaartmaatschappij om omstandigheden aan te voeren waarom het ijsvrij maken van het toestel in het betreffende geval niet inherent was aan de normale uitvoering van de bedrijfsactiviteit van deze luchtvaartmaatschappij en waarom zij daarop ook geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen. Dat geldt ook voor eventuele congestie op de luchthaven of problematiek bij de grondafhandelaar in de uitvoering daarvan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder in dit geval voldoende onderbouwd dat de grote congestie op de luchthaven bij het ijsvrij maken van het toestel niet inherent was aan de bedrijfsactiviteit was en dat hij hier ook geen invloed op had. Daarmee was de annulering het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.5.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om (de vertraging vanwege) de annulering te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt dat hij geen invloed had op de oorzaken van de annulering van de vlucht maar dat hij de passagiers daarna heeft omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
4.6.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van hem mocht worden verwacht. De passagiers hebben in dit verband ook niets aangevoerd. Daarmee heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen getroffen. Dit betekent dat het verzoek van de passagiers zal worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 204,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.