ECLI:NL:RBNHO:2025:943

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
C/15/355085 / HA ZA 24-414 tweede tussenvonnis
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van stukken in incident met betrekking tot testament

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een tweede tussenvonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen eiseressen en gedaagde. De zaak betreft een incident waarin eiseressen een vordering tot afgifte van stukken hebben ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiseressen, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Maarsen-Neumann, hebben de vordering ingesteld om inzage te krijgen in bescheiden die relevant zijn voor hun vordering in de hoofdzaak, die betrekking heeft op de geldigheid van een testament. Gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. Kappé, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat eiseressen de stukken zelf kunnen opvragen als erfgenamen. De rechtbank heeft overwogen dat de vordering tot afgifte van stukken niet gericht is op het onderbouwen van de vordering, maar eerder om verwarring te voorkomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseressen niet hebben aangetoond dat zij de stukken niet op andere wijze kunnen verkrijgen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van eiseressen afgewezen en hen in het ongelijk gesteld. Eiseressen zijn veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,00. De zaak zal op 22 januari 2025 weer op de rol komen voor beraad over een comparitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/355085 / HA ZA 24-414
Vonnis in incident van 8 januari 2025
in de zaak van

1.[eiseres 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiseres 2],
wonende te [plaats 2],
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. E. Maarsen-Neumann te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 3],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.F.M. Kappé te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseressen] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 13 november 2024
  • de conclusie van antwoord tegenvordering in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
In het vonnis in incident van 13 november 2024 heeft de rechtbank [gedaagde] in privé in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door [eiseressen] bij conclusie van antwoord in het incident ingestelde aanvullende vordering. [gedaagde] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij conclusie van antwoord tegenvordering in incident.
2.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat, omdat de incidentele vordering is afgewezen, de vordering als door [eiseressen] ingesteld niet toegewezen kan worden. [gedaagde] betoogt dat [eiseressen] in de hoofdzaak hun vordering hadden moeten vermeerderen. Verder meent [gedaagde] dat op haar geen verplichting rust om stukken te verstrekken. Als executeur is zij weliswaar gehouden de erfgenamen alle door hen gewenste inlichtingen te geven, maar die verplichting geldt niet tegenover [gedaagde] in privé. Daarbij voert [gedaagde] aan dat [eiseressen] als erfgenamen stukken zelf kunnen opvragen. Bovendien dient in deze procedure eerst de vraag te worden beantwoord aan welk (concept) testament uitvoering moet worden gegeven, zeker omdat hiermee samenhangt wie executeur zal zijn, aldus nog steeds [gedaagde].
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Een vordering tot afgifte van stukken kan als vordering in incident worden ingesteld. Artikel 208 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat incidentele vorderingen worden ingesteld bij dagvaarding óf bij met redenen omkleden conclusie. De wet biedt dus de mogelijkheid aan [eiseressen] om deze vordering bij conclusie in te stellen.
2.4.
Artikel 843a Rv beoogt een partij bij een geschil onder de in de wet gestelde voorwaarden inzage te geven in bescheiden om een partij in staat te stellen, hetzij om haar vordering of verweer aan de hand van deze bescheiden verder met feiten te onderbouwen, hetzij om na kennisneming van deze bescheiden de conclusie te trekken dat haar vordering of verweer voldoende feitelijke grondslag ontbeert. De door [eiseressen] in de hoofdzaak ingestelde vordering ziet op de vraag of het concept testament van 8 september 2023 heeft te gelden als wettig opgemaakt notarieel testament van erflater. Het verzoek om afgifte van stukken is niet gericht op het nader onderbouwen van die vordering, maar om verdere verwarring dan wel onverwachte vorderingen van [gedaagde] te voorkomen. [gedaagde] heeft alleen als executeur in het incident een vordering ingesteld. De vordering tot tussenkomst door [gedaagde] als executeur is echter afgewezen, zodat de verzochte stukken ook niet kunnen dienen om een verweer nader te onderbouwen. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat [eiseressen] de stukken niet op andere wijze hebben kunnen verkrijgen.
2.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de door [eiseressen] bij conclusie van antwoord in het incident ingestelde aanvullende vordering afwijzen.
2.6.
[eiseressen] worden in het ongelijk gesteld in het door haar ingestelde incident tot tussenkomst en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
  • salaris advocaat € 614,00 (1 punt x tarief € 614,00)
  • nakosten
Totaal € 792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten van € 792,00 in het incident tot tussenkomst, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseressen] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 januari 2025voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1589