ECLI:NL:RBNHO:2025:9415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
15/316407-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen diefstal met geweld met stemherkenning als bewijs

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juni 2024 in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen een huurauto en persoonlijke bezittingen van het slachtoffer heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal, mede op basis van stemherkenning van telefoongesprekken die zijn afgeluisterd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij is niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van een GPS-tracker die bij de verdachte in beslag was genomen, bevestigd, terwijl de bankpas aan de verdachte werd teruggegeven. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/316407-24 (P)
Uitspraakdatum: 5 augustus 2025
Tegenspraak (art. 279 van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 januari 2025, 24 maart 2025, 26 mei 2025 en 22 juli 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Boheur en van wat de gemachtigd raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, namens de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2024 in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een auto (BMW) en/of een portemonnee en/of één of meer pasjes en/of creditcards en/of een visacard en/of een id-card en/of contant geld, in elk geval enig(e) goed(eren)/geldbedrag(en), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of autoverhuurbedrijf "Sixt", heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s),
- terwijl die [slachtoffer 1] in een auto [bmw] zat ter hoogte van de Bos en Lommerweg 48
- naar die [slachtoffer 1] is/zijn gegaan en (vervolgens) een portier van die auto heeft/hebben opengetrokken en/of een ruit van een portier van die auto heeft/hebben ingeslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) in/op zijn gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en uit die auto heeft/hebben getrokken.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte daarbij betrokken is geweest. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het slaan met een gebalde vuist en van het wegnemen van een contant geldbedrag. De verweren van de raadsman zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandighedenDe rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Nadere bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
Op 28 juni 2024 deed [slachtoffer 1] aangifte van een diefstal met geweld van zijn huurauto en van zijn spullen die in die auto lagen. Rond 20:35 uur die dag stond de aangever met zijn auto stil op de Bos en Lommerweg te Amsterdam. Vlak naast hem stopte een auto waar drie mannen uitstapten. Een vierde man bleef in de auto zitten. Een van de drie uitgestapte mannen sloeg een ruit van de huurauto van de aangever in en de aangever werd vervolgens door meerdere mannen uit de auto getrokken. Een van de daders is hierna weggereden in de huurauto van de aangever met daarin zijn spullen. Op 30 juni 2024 ontving de politie een melding over een geparkeerde personenauto waarvan de linker voorruit geopend was en de rechter voorruit kapot was. De sleutels lagen nog in de auto. Ter plaatse heeft de politie vastgesteld dat dit de huurauto van de aangever betrof. De achterbank was losgehaald en het leek alsof de auto doorzocht was. Zij zagen geen waardevolle spullen meer in de auto liggen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte betrokken is geweest bij deze diefstal met geweld.
Betrokkenheid van de verdachte
Vanuit onderzoek Argus is medeverdachte [medeverdachte A] bij de politie in beeld gekomen. [medeverdachte A] wordt in verband gebracht met drie Sky ECC-accounts. Naar aanleiding van die bevindingen is op 18 maart 2024 een nader onderzoek naar [medeverdachte A] gestart onder de naam Serengeti. In dat onderzoek zijn diverse telefoongesprekken afgeluisterd. Op basis van onderzoek is vastgesteld dat [medeverdachte A] onder meer contact heeft met twee telefoonnummers, eindigend op *[nr A] en *[nr B]. Door middel van stemherkenning heeft de politie vastgesteld dat deze twee telefoonnummers van een en dezelfde man zijn. Ook zijn nog vijf andere telefoonnummers waarmee [medeverdachte A] contact had naar voren gekomen. Deze telefoonnummers eindigen op *[nr C], *[nr D], *[nr E], *[nr F] en *[nr G]. Op basis van stemherkenning blijken al deze telefoonnummers te worden gebruikt door een en dezelfde man.
De rechtbank stelt vast dat de getapte gesprekken van 27, 28 en 29 juni 2024 op geen enkele andere manier kunnen worden geïnterpreteerd dan dat deze gaan over onderhavige diefstal van de auto en de spullen van de aangever op 28 juni 2024. Door [medeverdachte A] wordt namelijk op 28 juni 2024 tegen de gebruiker van het nummer *[nr C] onder meer gezegd ‘
we kunnen ook gewoon nu met z’n drieën naar hem toe lopen (…) dan gaan we hem gewoon pakken’, ‘
we pakken hem, we pakken die sleutel af, we rijden met die auto weg’, ‘
we kunnen hem niet meer volgen als dat we de hele dag hebben gedaan, dat gewoon niet meer’, ‘
die auto van hem moet mee he’. Er wordt gevraagd of de gebruiker van *[nr C] wel een tikker bij zich heeft en er wordt gesproken over een BMW. Uit het dossier blijkt dat de weggenomen auto van het merk BMW is. Op 29 juni 2024 zegt de gebruiker van het nummer *[nr C] tegen [medeverdachte A] dat hij deze auto wel wil houden, ‘
hij is kanker dik’. Daarna zegt de gebruiker van het nummer *[nr C] dat de auto van SIXT is en dus gehuurd is. [medeverdachte A] zegt hierop dat de auto moet worden geparkeerd en moet worden vergeten, omdat er dan ‘
G’ in zit en ze hem gaan vinden. De auto waarin de aangever reed, blijkt te zijn gehuurd bij SIXT. De gebruiker van het nummer *[nr C] schrijft dat er kanker veel creditcards liggen, waarop [medeverdachte A] zegt dat hij alles mee moet nemen, ook de lege ID, en dat hij de sleutel er gewoon in moet laten. In een ander gesprek, twaalf minuten later, wordt gesproken over een plek om de auto achter te laten. De rechtbank leidt hieruit af dat het niet anders kan zijn dan dat de gebruiker van het nummer *[nr C] een van de overvallers was die de auto en spullen van aangever met geweld hebben gestolen.
Identificatie verdachte als gebruiker telefoonnummer *[nr C]
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de verdachte de gebruiker was van het betreffende telefoonnummer. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 13 oktober 2024 is de verdachte wegens onderhavig feit verhoord door twee verbalisanten. Deze verbalisanten hebben later de tapgesprekken van 28 juni 2024 tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer *[nr C] nageluisterd. Op basis van de intonatie, de klank en de uitspraak hebben zij de stem van de gebruiker van dit telefoonnummer herkend als de stem van de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de stemherkenning van het nummer *[nr C] onvoldoende betrouwbaar is, waardoor deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Bovendien ontbreekt volgens de verdediging ondersteunend bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat er behoedzaam moet worden omgegaan met het gebruik van stemherkenningen voor het bewijs. De omstandigheden waaronder en de wijze waarop de stemherkenning tot stand is gekomen, kunnen van belang zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid daarvan. Ook moet een stemherkenning worden beoordeeld in samenhang met het overige bewijs. Door middel van stemherkenning zijn zeven telefoonnummers toegeschreven aan een en dezelfde persoon. Een van deze telefoonnummers, eindigend op *[nr C], wordt door twee verbalisanten ook via stemherkenning toegeschreven aan de verdachte. Deze verbalisanten hebben de tapgesprekken nageluisterd nadat zij het verhoor van de verdachte hadden afgenomen. Zij hebben in een proces-verbaal van stemherkenning verklaard dat, en op basis waarvan zij de stem van de verdachte hebben herkend. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van dit proces-verbaal, te meer nu deze op ambtseed en ambtsbelofte is opgemaakt door twee verbalisanten die de verdachte zelf hebben verhoord. Daarbij geldt dat het verhoor enige tijd heeft geduurd, dat de verdachte ook andere antwoorden heeft gegeven dan enkel ‘
zwijgrecht’ en dat de verdachte de stemherkenning niet uitdrukkelijk heeft betwist.
Daar komt bij dat de identificatie van de verdachte als gebruiker van het telefoonnummer *[nr C], wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit het dossier volgt dat een zevental telefoonnummers waarmee medeverdachte [medeverdachte A] contact heeft, waaronder de nummers *[nr C], *[nr A] en *[nr B], in de onderzochte periode door een en dezelfde man worden gebruikt. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte A] en de verdachte bekenden van elkaar zijn. Zij zijn onder meer samen tijdens een observatie op 17 mei 2024 gezien bij een Esso tankstation. Daarnaast staat het telefoonnummer eindigend op *[nr A] op naam van [naam B]. Uit het dossier blijkt dat dit de partner van de verdachte is. Ook is uit onderzoek naar een inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte A] gebleken dat het telefoonnummer eindigend op *[nr B] staat opgeslagen als contact ‘[naam A]’. De rechtbank vat dit op als een afkorting van ‘[voornaam verdachte]’, zijnde de voornaam van de verdachte. Nu verbalisanten hebben vastgesteld dat voornoemde telefoonnummers door een en dezelfde man in gebruik waren, acht de rechtbank deze omstandigheden ondersteunend voor de hierboven genoemde stemherkenning van de verdachte als gebruiker van telefoonnummer *[nr C].
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de gebruiker is geweest van het telefoonnummer eindigend op *[nr C]. Nu de gesprekken tussen [medeverdachte A] en de verdachte op 28 en 29 juni 2024 zodanig op de diefstal met geweld op de aangever passen, is de rechtbank van oordeel dat deze gesprekken ook daadwerkelijk gaan over onderhavig feit en dat de verdachte een van de overvallers van de aangever is geweest.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal met geweld op [slachtoffer 1] wettig en overtuigend is bewezen. Op grond van de feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken, waaronder de aangifte en de tapgesprekken, is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn mededaders sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van het toegepaste geweld heeft de aangever tegenover ter plaatse gekomen verbalisanten verklaard dat hij met een vuistslag in zijn gezicht is geslagen. Uit de aangifte blijkt dit gepleegde geweld niet. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt niet dat zij enig letsel bij de aangever hebben waargenomen. Het dossier biedt daarnaast geen andere aanknopingspunten dat er jegens de aangever geweld is gepleegd, dan wel dat hij enig letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal de verdachte daarom partieel vrijspreken van het slaan met een gebalde vuist op het hoofd of in het gezicht van de aangever.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het wegnemen van een contant geldbedrag bij gebrek aan bewijs daarvoor. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat dit reeds door de bewijsmiddelen wordt weerlegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 28 juni 2024 in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een auto (BMW) en een portemonnee en pasjes en creditcards en een visacard en een id-card en contant geld die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of autoverhuurbedrijf "Sixt", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders,
- terwijl die [slachtoffer 1] in een auto zat
- naar die [slachtoffer 1] zijn gegaan en vervolgens een portier van die auto hebben opengetrokken en een ruit van een portier van die auto hebben ingeslagen en die [slachtoffer 1] hebben vastgepakt en uit die auto hebben getrokken.
Wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman geheel subsidiair verzocht de verdachte een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd en aansluiting te zoeken bij het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging. Hoewel het medeplegen als strafverzwarend kan worden meegewogen, is het toegepaste geweld erg beperkt gebleven. De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest met daarnaast eventueel nog een voorwaardelijk deel.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld op de openbare weg. De verdachte en zijn mededaders hebben een autoruit van de huurauto van het slachtoffer ingeslagen, het portier opengetrokken, het slachtoffer uit de auto getrokken en zijn vervolgens met deze auto weggereden. De auto is twee dagen later teruggevonden. De verdachte en zijn mededaders zijn planmatig te werk gegaan. Uit de tapgesprekken blijkt dat zij uitgebreid hebben gesproken over de aanpak van de diefstal en zij hebben het slachtoffer gedurende enige tijd op een gejaagde manier via een GPS-tracker gevolgd.
Het handelen van de verdachte en zijn mededaders getuigt van een grote mate van brutaliteit. Diefstallen zoals deze zijn ernstige strafbare feiten die beangstigend zijn voor de slachtoffers, maar leiden ook bij eventuele getuigen en de samenleving in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid. De verdachte en zijn mededaders hebben kennelijk niet stilgestaan bij de (psychische) gevolgen voor het slachtoffer. Bovendien heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juni 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde feit in beginsel zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank zoekt aansluiting bij het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld, maar neemt in strafverzwarende zin mee dat er sprake is van medeplegen van een diefstal met geweld van een goed met grote waarde, en van een zeer planmatig uitgevoerd handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze straf, te weten 70 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Dit betekent dat de verdachte op dit moment niet terug hoeft naar de gevangenis, omdat de duur van het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.Het beslag

Onder de verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
- 1 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: NHRAA24002_830541, GPS Tracker);
- 1 STK Bankpas (Omschrijving: NHRAA24002_830537, Revolut).
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de GPS Tracker verbeurd moet worden verklaard en de bankpas moet worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen GPS Tracker verbeurd kan worden verklaard en de bankpas moet worden teruggegeven aan de verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen GPS Tracker verbeurd moet worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dit goed is voorbereid en begaan.
De rechtbank is verder van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen bankpas moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.610,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering niet is onderbouwd, zodat deze moet worden afgewezen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet is onderbouwd en dat het dossier geen aanknopingspunten bevat ter onderbouwing dat de benadeelde partij deze schade zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert als de behandeling van de zaak moet worden aangehouden, teneinde de in België woonachtige benadeelde partij in de gelegenheid te stellen alsnog een onderbouwing van de vordering in te dienen. De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de benadeelde partij reeds voorafgaand aan de terechtzitting door het Openbaar Ministerie hiertoe in de gelegenheid is gesteld. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, Sv kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
300 (driehonderd) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, te weten 70 (zeventig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: NHRAA24002_830541, GPS Tracker).
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde de verdachte, van:
- 1 STK Bankpas (Omschrijving: NHRAA24002_830537, Revolut).
Benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.F. van Halderen, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Verheul,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)