ECLI:NL:RBNHO:2025:9411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
11615484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers een verzoek ingediend tegen de vervoerder, EasyJet Europe Airline GmbH, vanwege de annulering van hun vlucht EJU7825 van Amsterdam-Schiphol naar Galileo Galilei Airport op 23 september 2023. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd om deze claim te onderbouwen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet kon aantonen dat de annulering noodzakelijk was en heeft geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 1.250,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen, terwijl het verzoek om vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat deze kosten niet voldoende waren onderbouwd. De beslissing is genomen door kantonrechter S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11615484 \ CV FORM 25-2009
Uitspraakdatum: 13 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]

4. [verzoeker 4]

5. [verzoeker 5]allen wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 maart 2025;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 12 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 23 september 2023 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Galileo Galilei Airport (Italië), met vlucht EJU7825 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 187,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder stelt dat de vlucht (Amsterdam – Pisa) vanwege een doorwerking van buitengewone omstandigheden dusdanig was vertraagd, dat het niet langer mogelijk was om de opvolgende vlucht (Pisa – Amsterdam) uit te voeren zonder daarbij de nachtsluiting van de luchthaven Schiphol te schenden. Hij heeft daarbij echter onvoldoende onderbouwd waarom de vlucht niet alsnog, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd. De vlucht daarna werd namelijk onderworpen aan het nachtregime van luchthaven Schiphol, niet de vlucht in kwestie. Wellicht heeft de vervoerder keuzes gemaakt die vanuit het oogpunt van de onderneming het meest gunstig waren, maar dit ontslaat hem niet van zijn verplichting om gedupeerde passagiers te compenseren. Er is daarom onvoldoende grond voor de stelling dat de vlucht geannuleerd moest worden omdat de bemanning moest terugkeren naar Amsterdam. De conclusie is dat het beroep op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden faalt. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.4.
Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. De passagiers hebben immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de passagiers vergoeding verzoeken, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze (grotendeels) ongelijk krijgt. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken.
4.6.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [3]

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 257,00 aan griffierecht en € 135,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen.