ECLI:NL:RBNHO:2025:9395

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
11615545 \ CV EXPL 25-2010
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van dierenartskosten en nakoming van convenant na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering ingesteld tegen de man, gedaagde, met betrekking tot de betaling van dierenartskosten voor hun honden. De partijen, die een geregistreerd partnerschap hadden, zijn op 7 oktober 2022 ontbonden. In het convenant dat bij de ontbinding is opgesteld, is afgesproken dat medische kosten voor de honden gezamenlijk betaald worden. De vrouw heeft sinds februari 2024 in totaal € 1.773,35 aan medische kosten gemaakt, waarvan zij de helft, € 886,68, van de man vordert. De man betwist de vordering en stelt dat de vrouw hem heeft uitgesloten van de besluitvorming over de medische kosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de man op de hoogte heeft gehouden van de gezondheid van de honden en dat de man niet heeft gereageerd op haar berichten. De kantonrechter concludeert dat de man gehouden is om de helft van de gemaakte kosten te betalen, omdat de vrouw niet onredelijk heeft gehandeld door zelf medische beslissingen te nemen. De kantonrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten zijn voor rekening van de man. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11615545 \ CV EXPL 25-2010
Uitspraakdatum: 20 augustus 2025 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de vrouw]
wonende te [plaats]
eiseres
verder te noemen: de vrouw
gemachtigde: mr. R. Croes-Bleijendaal
tegen
[de man]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: de man
gemachtigde: mr. D. Klein

1.Het procesverloop

1.1.
De vrouw heeft bij dagvaarding van 18 maart 2025 een vordering tegen de man ingesteld. De man heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De vrouw heeft hierop schriftelijk gereageerd (repliek), waarna de man een schriftelijke reactie heeft gegeven (dupliek).

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 september 2015 te Velsen een geregistreerd partnerschap aangegaan. Dit partnerschap is op 7 oktober 2022 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de beschikking van de rechtbank Overijssel van 26 september 2022 (geregistreerd onder zaaknummer: C/09/286015).
2.2.
Partijen zijn de ouders van het minderjarige kind [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015.
2.3.
Bij de hiervoor genoemde beschikking is bepaald dat het aangehechte convenant van 20 mei 2022 deel uitmaakt van deze beschikking. In het convenant is (onder meer) het volgende bepaald:
“De 2 hondjes gaan bij de vrouw wonen. In overleg kan de man in de weekenden ook voor de hondjes zorgen. Medische kosten worden gezamenlijk betaald, ieder voor de helft, waarbij er vooraf wordt overlegd over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de te maken kosten.”

3.Het geschil

3.1.
De vrouw stelt dat zij sinds februari 2024 in totaal € 1.773,35 aan medische kosten voor de honden heeft gemaakt. De man is op grond van het convenant gehouden de helft van die kosten te betalen, maar heeft dit geweigerd. De vrouw vordert daarom dat de man wordt veroordeeld tot betaling van € 886,68, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De man betwist de vordering. Hij voert aan dat de vrouw niet aan de voorwaarden voor het delen van de dierenartskosten heeft voldaan, omdat zij hem heeft uitgesloten van de besluitvorming.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de man de helft van de door de vrouw gemaakte dierenartskosten moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.2.
De vrouw heeft met overleggen van de diverse berichten aan de man voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de man steeds op de hoogte heeft gehouden van de gezondheid van de honden ‘Vrouwtje’ en ‘Truffel’, ook nadat de man sinds medio 2023 niet meer op berichten van de vrouw over de honden heeft gereageerd en anders dan tot dan toe zonder verdere toelichting niet meer wilde meebetalen aan de dierenartskosten. In zijn correspondentie beperkt de man zich uitsluitend tot de overdracht van zoon [minderjarige]. De kantonrechter vindt het gelet op de houding van de man begrijpelijk dat de vrouw zich genoodzaakt heeft gezien om zelf medische beslissingen over de honden te nemen. Als de man het niet met de gang van zaken eens was geweest, had het op zijn weg gelegen om op de berichten van de vrouw te reageren. Dat heeft hij niet gedaan. Niet gebleken is, en de man heeft het ook niet gesteld, dat de gemaakte dierenartskosten onredelijk of niet noodzakelijk waren. De man is daarom gehouden om de helft van die kosten aan de vrouw te voldoen.
4.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de vrouw zal toewijzen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf het moment waarop de man na aanmaning in verzuim is geraakt.
4.4.
De vrouw heeft verder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De tarieven uit het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag gelijk is aan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de man, omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt de man ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vrouw worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van € 886,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 681,30 vanaf 30 juli 2024 en over € 205,38 vanaf 30 september 2024 tot de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van € 133,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2025 tot de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt de man tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de vrouw tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 145,45;
griffierecht € 90,00;
salaris gemachtigde € 270,00 (2x € 135,00);
5.4.
veroordeelt de man tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de vrouw daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter